Plenair Verkerk bij voortzetting behandeling Afschaffing minimale beraadtermijn voor afbreking van zwangerschappen



Verslag van de vergadering van 14 juni 2022 (2021/2022 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst een woord van dank aan de initiatiefnemers en de minister voor de respectvolle wijze waarop ze de vragen beantwoord hebben en het debat zijn aangegaan, en ook aan de collega's.

Taal doet ertoe. We hebben dat vandaag ook al een andere keer gehoord in het debat. Ik moet zeggen: als je naar de woorden "paternalisme" en "betutteling" kijkt, dan doet mij dat wat. Dat heeft er ook mee te maken dat ik lang geleden uitvoerig bezig ben geweest met de geschiedenis van het feminisme en ook heb moeten constateren dat de onderdrukking van de vrouw van alle tijden is, in alle culturen, in alle religies, in alle ideologieën; altijd.

Ik heb zelf weleens, mede vanuit theologisch oogpunt, gesteld dat het kwaad diep in de man zit. En dat betekent ook dat het diep in mijzelf zit. En dat betekent ook, als dit soort termen hier worden gebruikt, dat dit mij ook dwingt om aan soulsearching te doen, om het maar even in het Engels te zeggen.

Toch kunnen dit soort termen ook te gemakkelijk gebruikt worden. Dat is natuurlijk de andere kant. Ik wil toch nog een keer proberen om de focus te leggen op wat te maken heeft met de kwaliteit van het proces. Waar ik het mee eens ben, is dat vrouwen niet lichtvaardig een abortus doen. Dat stelden de indieners ook. Daar ben ik het mee eens. Ik ben het er ook mee eens dat de kwaliteit van de abortuszorg hoog is. Natuurlijk gaat er af en toe wat mis. Dat gebeurt overal in de zorg, maar de kwaliteit van de abortuszorg is hoog. Daar zit ook niet onze zorg of ons kritiekpunt.

Als je naar het proces gaat kijken, kun je kijken naar de uitkomst. Dan kun je de vraag stellen: leidt het tot andere uitkomsten als je dit en dit en dit doet? Dat is een manier van kijken naar een proces. Je kunt ook zeggen dat je kijkt naar de kwaliteit van de elementen in het proces. Of die wel of geen effect heeft op de uitkomsten, is even vraag twee. Als je op de tweede manier gaat kijken, levert dat wel één punt op. Dat noemde ik: de afweging van belangen. De vraag is: hoe kun je respectvol belangen afwegen? In mijn bijdrage heb ik ook gezegd dat we accepteren dat het een gegeven is — dat ligt ook vast in de wet — dat de vrouw uiteindelijk de beslissing neemt. Er wordt wel gezegd dat die afweging van belangen zorgvuldig moet gebeuren. Ook vinden we in de memorie van toelichting dat de vrouw zelf bepaalt of er sprake is van een noodsituatie of niet. Er wordt verder niet uitgewerkt hoe die belangenafweging moet gebeuren. Ik accepteer dat allemaal.

Een eerlijke vraag is wel: als je toch wilt vormgeven dat belangen serieus afgewogen moeten worden — dan heb ik het over een procesparameter — is het dan vreemd als je vanuit dat perspectief kijkt naar een minimale beraadtermijn? Mijn eerlijke antwoord: nee, eigenlijk is dat niet vreemd. Het heeft toch te maken met wat de initiatiefnemers ook meerdere keren hebben gezegd, namelijk wat de waarde is van het gesprek met de arts. Daar worden heel wezenlijke vragen gesteld.

Als je dan gaat kijken vanuit het belang van het ongeboren leven — ik formuleer het toch maar even voorzichtig, om in de lijn van het debat te blijven — vind ik het niet vreemd dat we spreken over een kwaliteitsparameter van een korte beraadtermijn. En met een knipoog naar de heer Van Gurp: dan denk ik aan in ieder geval minimaal één dag, of twee dagen, of drie dagen. Maar het gaat me niet om de precieze lengte daarvan. Mijn argument spitst zich dus toe op de kwaliteit van het proces zelf, in relatie tot de afweging. Als je gaat kijken vanuit het belang van het ongeboren kind, is dat tijdselement het enige wat je gezien de huidige wetgeving kunt inbrengen, omdat de andere dingen niet in de huidige wet staan. Ik kan dat de initiatiefnemers dus ook niet verwijten. De huidige wet is gewoon de wet zoals die er ligt.

We hebben kort gesproken over de wetenschappelijke onderbouwing. Eerlijk gezegd stokt het gesprek daar wat over. Ik begrijp dat ook wel. Ik heb er ook eerder vragen over gesteld. Mijn eerlijke vraag is wel: als die zo belangrijk voor u is, mag ik toch wel vragen naar die onderbouwing?

Voorzitter. Ik heb ook gepleit voor een realistisch perspectief op autonomie. Ik moet eerlijk zeggen dat ik, gezien het debat, niet weet of we daar makkelijk over kunnen spreken. Dat kan aan mij liggen. Dat kan aan u liggen. Ik leg het maar even in het midden. In ieder geval is er binnen mijn vakgebied, de filosofie, gigantisch veel kritiek op de autonomie. Ik denk even aan wat Ricoeur de "meesters van wantrouwen" noemt. Er zijn een paar filosofen — neem Freud of Marx — die de menselijke rede wantrouwen. Neem ook Nietzsche. Dan noem ik grote namen. Misschien denkt u: wat bijzonder dat een ChristenUniefilosoof die namen noemt. Ik ken die filosofen en ik heb er veel mee.

Voorzitter. Ik zei al: op een aantal punten kunnen we elkaar niet vinden. Natuurlijk spelen ideologische verschillen ook een rol. We zijn het er wel over eens dat het belangrijk is om in te zetten op ongewenste zwangerschappen. Ik hoop ook dat wij met het kabinet hierover nog de discussie zullen voeren. Waarschijnlijk zal het dan, ook gezien de commentaren van mijn collega's, mogelijk zijn om daarin heel gezamenlijk op te trekken.

Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verkerk. Dan is het woord aan de heer Van Dijk namens de fractie van de SGP.