Plenair Huizinga-Heringa bij voortzetting Algemene politieke beschouwingen



Verslag van de vergadering van 18 oktober 2022 (2022/2023 nr. 4)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.12 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):

Voorzitter. Toen mijn fractie zich er enkele weken geleden over boog welke onderwerpen door de ChristenUnie aangedragen moeten worden bij deze Algemene Politieke Beschouwingen, waren we snel klaar: Oekraïne, het ver- of wantrouwen in de overheid en het soms ontbreken van de menselijke maat bij overheidsbeslissingen. Die onderwerpen schoten ons als eerste te binnen. Daar kunnen we nog de energiecrisis, de krapte op de arbeidsmarkt, de torenhoge inflatie en de stikstofcrisis aan toevoegen. Dit kabinet moet besturen in een zeer gecompliceerde tijd, waarin zowel nationaal als internationaal grote vraagstukken aan de orde zijn.

Daarom begin ik met het uitspreken van de waardering van mijn fractie voor de inzet van het kabinet om de problemen bij de kop te pakken. Dit kabinet doet zijn werk dan óók nog terwijl er in Europa een oorlog gaande is die het in zich heeft om te escaleren. Wij zullen alles op alles moeten zetten om het Europese front tegen Poetin niet uit elkaar te laten spelen door zijn spelletjes rondom de gastoevoer. Er is moed voor nodig om in deze tijd bestuursverantwoordelijkheid voor ons land te dragen. De ene crisis lokt immers de andere uit. Alles hangt met elkaar samen en versterkt elkaar. De coronacrisis, de wooncrisis, de energiecrisis, de stikstofcrisis: steeds weer wordt er naar het kabinet gekeken om de weg uit crises te vinden. Dat is geen kleine opgave, terwijl de genomen maatregelen door een groeiende groep mensen met wantrouwen en soms met cynisme worden begroet.

Aan dat wantrouwen liggen zeker fouten van de overheid en de overheidsinstanties ten grondslag. Denk aan de toeslagenaffaire en het onvermogen van de overheid om de huizen in het aardbevingsgebied in Groningen tijdig te versterken. Het gebrek aan vertrouwen in de uitvoeringsinstanties is zo groot dat sommigen bijvoorbeeld de energietoeslag niet hebben durven aanvragen, uit angst dat ze in toeslagenachtige problemen zouden komen. Dit gebrek aan vertrouwen is schrijnend. Het is hoog tijd dat de menselijke maat terugkomt in het overheidshandelen, dat er oog is voor de situatie van die ene persoon die net iets anders is. Dat vraagt om regels die niet volledig dichtgetimmerd zijn, maar die ruimte bieden voor uitzonderingen, voor hardheidsclausules.

Naar de mening van mijn fractie zijn fouten van de overheid niet de enige oorzaak van het toegenomen wantrouwen. Er is meer aan de hand. In haar pamflet Crisis! beschrijft Beatrice de Graaf de groeiende tendens bij groepen in onze samenleving om niet langer de oorzaak van een crisis als probleem te zien. Ze problematiseren juist de maatregelen om de crisis aan te pakken. Zo wordt, om een voorbeeld te noemen, niet de stikstofuitstoot als het probleem gezien, maar juist de maatregelen om die uitstoot te beperken. Zo voeden ze het wantrouwen in de overheid.

Ook tijdens corona werd door sommigen niet langer het virus …

De voorzitter:

Meneer Van Hattem, ik laat mevrouw Huizinga even uitpraten. Daarna krijgt u het woord.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ook tijdens corona werd door sommigen niet langer het virus als de uiteindelijke oorzaak van alle narigheid gezien; dat virus was niet meer dan een griepje. De kritiek verschoof naar de maatregelen die werden genomen om besmettingen te voorkomen, met de overheid als boosdoener. Begrijp me niet verkeerd: mijn fractie meent zeker niet dat alle maatregelen die in coronatijd genomen werden de best denkbare waren. Wij zijn ook blij dat er achteraf wordt gekeken welke maatregelen wel gewerkt hebben en welke niet. Maar er is ook de gedachte dat de overheid de pandemie zou misbruiken om vrijheden van de burgers af te pakken. Dat wantrouwen baart ons zorgen.

De media en sociale media spelen zeker ook een rol bij het ontstaan van dit wantrouwen. Zonder daaraan af te willen doen, richt mijn bijdrage zich vandaag op de rol van het kabinet en het parlement. Crisisbeheersing en crisisbesef zijn elkaar gaan ondermijnen, zo vat Beatrice de Graaf het samen. De overheid die de crisis probeert te beheersen, wordt gewantrouwd, en de maatregelen om de crisis te beteugelen, worden soms zelfs beschouwd als oorzaak van de problemen. Herkent de minister-president deze analyse en zou hij daar eens op in willen gaan?

Het terugwinnen van vertrouwen in de overheid is de grote uitdaging van dit kabinet. Dat is geen gemakkelijke taak. Het is ook niet de taak van het kabinet alleen. Wij zullen ons er allemaal voor moeten inzetten, ook als politieke partijen. Het wantrouwen richt zich immers niet alleen op het kabinet, want ook het vertrouwen in het parlement, in ons, is historisch laag. Naar de mening van mijn fractie zullen we veel meer met elkaar — oppositie, coalitie en kabinet — moeten zoeken naar consensus over de problemen en van daaruit zoeken naar oplossingen, met wederzijds respect, minder polarisatie en meer samenwerking om grote uitdagingen het hoofd te bieden.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik wil hier toch even een interruptie doen op mevrouw Huizinga-Heringa van de ChristenUnie. Zij staat hier een heel betoog te houden over respect, gesprekken met het parlement, vertrouwen in de overheid en dat soort zaken, maar ondertussen gaat ze er gewoon aan voorbij dat hier zojuist een voorstel van orde is gedaan om dit debat te schrappen. Vindt mevrouw Huizinga-Heringa het normaal dat ze deze woorden uitspreekt en ondertussen dit debat, dat het fundament vormt onder onze democratie, hier gewoon laat passeren? Vindt ze het eigenlijk normaal dat een fractie hier gewoon wordt uitgesloten van het debat?

De voorzitter:

Voor de goede orde: er is geen fractie uitgesloten van het debat! Er is een woordvoerder uitgesloten van het debat.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

In antwoord op de heer Van Hattem: ik volg de beslissingen van de voorzitter, die inderdaad de Voorzitter van dit parlement is. Als hij zijn een beslissing neemt en zegt dat we het debat gaan voortzetten, dan volg ik dat.

De heer Van Hattem (PVV):

Is het dan niet denkbaar dat hier een beetje solidariteit met een collega-Kamerlid aan de orde zou moeten zijn en ook solidariteit met het Reglement van Orde? Eigenlijk wordt hier een ordevoorstel gewoon van tafel geveegd. Gezegd werd: we gaan er op een later moment naar kijken. De voorzitter laat ons wachten tot sint-juttemis. Dan zou het mevrouw Huizinga-Heringa sieren als ze zou zeggen: ik wacht met mijn betoog tot we in ieder geval duidelijkheid hebben over de vraag of een van mijn collega's hier nog aan het debat kan deelnemen en deze discussie kan voeren.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik vind dit een buitengewoon ongemakkelijke situatie. Ik houd mijn betoog hier nu echt niet met plezier. Maar als de voorzitter zegt dat we het debat gaan vervolgen en mij het woord geeft, dan is het wel zo dat ik het woord neem en mijn betoog uitspreek.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Het punt is nu wel dat een woordvoerder hier ongemakkelijk staat vanwege deze situatie. Ik gun haar dat niet. Het zou eigenlijk niet de situatie van het debat moeten zijn, maar door het optreden van de voorzitter zijn we in deze situatie beland. Zou het dan niet veel chiquer zijn als wij hier nu gewoon eerst over ons ordevoorstel kunnen spreken en dan het debat voortzetten? Want nu staat mevrouw Huizinga-Heringa hier met ongemak en misschien de volgende sprekers ook nog wel. Dit is toch een situatie die we niet moeten willen met z'n allen?

De voorzitter:

Toch even voor de goede orde. In artikel 105, lid 3 staat: over een voorstel van orde wordt onmiddellijk gestemd, tenzij de Kamer anders besluit. Ik heb het voorstel gedaan om daar later vanavond over te stemmen. Ik heb daar instemming voor gezien bij de Kamer. Dat gaan we dus ook doen. Ik geef nu het woord weer aan mevrouw ...

De heer Van Hattem (PVV):

Voorzitter, dan wil ik een punt van orde maken, want als er onmiddellijk over wordt ...

De voorzitter:

Nee, nee, nee. Ik geef nu weer het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Op de vraag wat er nodig is om dat wantrouwen weer om te laten slaan in vertrouwen, is geen eenvoudig antwoord te geven. Ik licht twee zaken uit de veelheid van dingen die hierover gezegd kunnen worden. Als eerste is er aan de randen van ons land veel wantrouwen in de overheid. Daar leeft de gedachte dat de een net iets gelijker is dan de ander, om George Orwell te citeren. Ook uit het rapport Atlas van afgehaakt Nederland blijkt dat dit een van de scheidslijnen van ons land is. Het idee is hardnekkig dat de Randstadburger een streepje voor heeft op de inwoner van de regio. De regio kampt met krimp, een gebrekkig ov, moeilijk te bereiken zorg en moeilijk te bereiken scholen en ervaart daar weinig aandacht vanuit Den Haag voor. Nu bestaat een groot deel van deze problemen net zo goed in de grote steden, maar het grote verschil is het idee dat er voor de problemen in de regio minder aandacht is, dat mensen uit de regio er minder toe doen.

Mijn fractie was dan ook blij met de terechte analyse in het rapport van Remkes over deze gevoelens in de regio, die ook nog eens gevoed worden door de manier waarop er soms in de media over de regio gesproken wordt. Wij zouden het kabinet aan willen moedigen om in het komende jaar gericht werk te maken van het wegnemen van deze gevoelens van ergernis en achterstelling in de regio. De aandacht die er is voor de slachtoffers van de Groningse gaswinning in de vorm van een staatssecretaris Mijnbouw is in ieder geval een uitstekend begin. Zou de minister-president erop in kunnen gaan welke andere mogelijkheden hij ziet? Wat zou het kabinet praktisch gezien kunnen doen om ook in de regio het vertrouwen in de overheid terug te winnen?

Als tweede. Meer in het algemeen is het energieplafond dat is ingesteld en de energietoeslag om directe hulp te geven aan mensen die de torenhoge energielasten niet meer kunnen opbrengen, een goed signaal naar onze burgers dat de overheid er voor hen is, dat het kabinet oog heeft voor diegenen die door het ijs dreigen te zakken. Tegelijk rijst hier de vraag hoeveel megabudgetten nog mogelijk zijn om de crises te dempen. Op een gegeven moment zal er wat de hulp betreft met scherp geschoten moeten worden en niet meer met hagel. Anders bouwen we nu aan de nieuwe financiële crisis van de toekomst. Graag een reactie van de minister-president.

Eerder noemde ik de opmerking van Beatrice de Graaf dat crisisbeheersing en crisisbesef elkaar zijn gaan ondermijnen. Om die ondermijnende spiraal tussen crisisbeheersing en crisisbesef te doorbreken, komt zij op grond van haar onderzoek tot de volgende conclusie, ik citeer: "Wanneer de maatregelen kloppen en de ongelijkheid tussen burgers niet verder wordt vergroot, dan houden burgers het vol en dan houden ze elkaar vast."

De heer Rosenmöller i (GroenLinks):

Zou ik mijn collega een vraag mogen stellen? Zij sprak over samenwerking, had twee voorbeelden en sprak naar ons hart. Ik heb er ook in mijn eerste termijn aandacht voor gevraagd. Het gaat ook over de onderlinge samenwerking hier of in de Tweede Kamer en het doorbreken van het patroon tussen partijen dat zo voorspelbaar is, zal ik maar zeggen. Bij de formatie vorig jaar is veel gesproken over de nieuwe bestuurscultuur. Mijn vraag aan u is hoe je nou initiatieven zou kunnen nemen om dat te bereiken wat u en wij allebei willen, maar wat zo moeilijk tot stand komt. En heeft u ook concrete gedachtes over wat je op dat terrein van het kabinet zou kunnen verlangen om toch dat patroon van coalitie en oppositie, onder erkenning van het feit dat het bestaat, wat meer fluïde te maken?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Laat ik het zo zeggen: ik denk dat de beste manier om dat te bereiken is om dat gewoon te doen. Als wij ervan overtuigd zijn en als het kabinet en ook de verschillende politieke partijen ervan overtuigd zijn dat polarisatie ons niet verder brengt en dat we met elkaar moeten kijken hoe we de problemen oplossen, dan kom je vanzelf tot meer samenwerking. Ik denk niet dat er een bepaalde maatregel is of een bepaalde structuur die ervoor gaat zorgen dat dat gaat gebeuren. Ik denk dat het begint bij de overtuiging van politieke partijen dat het zo moet. Dat uw twee partijen, de PvdA en GroenLinks, samengaan is al een heel mooi voorbeeld. Het zou een nog mooier voorbeeld zijn — ik geloof dat dit bij het energieplafond ook is gebeurd — als ook door het kabinet wordt geluisterd naar goede voorstellen vanuit de oppositie én dat de oppositie ook eens zo royaal is om te zeggen: "Dat is een goed idee van het kabinet; dat heeft het mooi gedaan. Wij staan erachter." Domweg kijken naar wat we voor dit land willen bereiken en minder kijken naar hoe wij er bij de volgende verkiezingen net wat beter uitspringen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Het kabinet zal om het vertrouwen terug te winnen, moeten laten zien dat Den Haag zich bewust is van de opstapeling van problemen waar mensen tegen aan kunnen lopen, in de regio en in de Randstad: jongeren die geen huis kunnen betalen, huurders die hoge huurprijzen betalen voor slechtgeïsoleerde huizen, mensen die soms twee laagbetaalde banen tegelijkertijd hebben en nog niet rond kunnen komen. Daar zal het kabinet zich om moeten bekommeren. Het is nodig dat burgers dan een overheid ontmoeten die, anders dan nu, heldere regels en duidelijke criteria voor het recht op ondersteuning heeft, en die, als het nodig is, maatwerk kan leveren. Een overheid die naast hen staat, niet tegenover hen. Kan de minister-president er in dit verband op ingaan hoever het kabinet is met de vereenvoudiging van het belasting- en toeslagenstelsel?

De heer Van Hattem (PVV):

Met een interruptie. Ik hoorde mevrouw Huizinga-Heringa een citaat van George Orwell noemen. Ik vraag mij af: is George Orwell, althans zijn geest, ook niet een klein beetje in deze zaal aanwezig, wetende dat hij in zijn 1984 sprak over newspeak en bepaalde termen die niet meer gebruikt mogen worden in de dystopische samenleving die daar ontstaat? Hoe moeten we dat zien? Mevrouw Huizinga-Heringa spreekt over de rol van de oppositie en het vertrouwen in het kabinet. Past bij zo'n situatie een Orwelliaans debat, een Orwelliaans parlement, waarbij newspeak, opgelegd door een voorzitter, de norm is?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

George Orwell heeft een mooi boek geschreven. Daar kun je heel veel uithalen en je kunt dat van toepassing verklaren op heel veel verschillende situaties. Ik heb het gebruikt om te spreken over de verhouding tussen de regio en Den Haag. In de regio ontstaat het gevoel dat de een net iets meer gelijk is dan de ander. Dat is mijn punt van vergelijking. Andere vergelijkingen wil ik maar bij u laten.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Vos.

Mevrouw Mei Li Vos i (PvdA):

Ik hoorde mevrouw Huizinga van de ChristenUnie een behartigenswaardige analyse maken dat je moet kunnen leven van je loon. Ik ben benieuwd hoe de ChristenUnie staat tegenover een significante verhoging van het minimumuurloon.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Dat zijn dingen waarvoor we de voorstellen afwachten. Wij wachten de voorstellen af die in de Tweede Kamer door het kabinet worden gedaan. Wij wachten het debat in de Tweede Kamer daarover af en dan gaan wij ons er hierover beraden. Ik doe daar geen uitspraak over.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Dat snap ik, maar onderschrijft de ChristenUnie het principe dat je moet kunnen leven van je salaris, van voltijdwerk?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Dat zou heel mooi zijn. Dat is een goed principe, zeker.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Heeft u dan gisteren de analyse van de Nationale ombudsman gelezen, waarin hij zegt dat dat met het huidige niveau van het minimumloon niet kan?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik hoop dat het kabinet die woorden ook ter harte neemt. Ik hoop dat er goede voorstellen komen. Het principe moet zijn dat mensen kunnen rondkomen van wat zij verdienen met het werk dat zij doen.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Amen.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Wellicht is het behoud van onze huidige welvaart niet mogelijk en moeten we leren met minder tevreden te zijn. Maar juist nu is het van belang dat er zodanige maatregelen worden genomen dat niet een bepaalde groep er onevenredig meer op achteruitgaat dan andere groepen. Juist dat ondermijnt de solidariteit in de samenleving en stuwt het wantrouwen richting de overheid op. Wanneer er geen grotere ongelijkheid ontstaat in de mogelijkheid om het eigen leven vorm te geven, geen grotere ongelijkheid tussen profiteurs en slachtoffers van een crisis, dan zijn burgers in staat om het vol te houden en dan houden ze elkaar ook vast. Dat laatste is nodig voor een gezonde maatschappij. We kunnen niet alles van de overheid verwachten. Burgers moeten elkaar vasthouden en ondersteunen. "De maatschappij, dat ben jij", om een overjarig spotje van misschien wel 40 jaar geleden te citeren. Dat geeft een veerkrachtige maatschappij. Dat maakt ons weerbaar, ook als het tegenzit.

Voorzitter. Daarom ga ik positief eindigen. Op het vlak van de maatschappij waarin burgers elkaar ondersteunen, gebeuren al hele mooie dingen. Ik zag dat bij een werkbezoek aan het Sociaal Werk De Schans in het Westerkwartier, onderdeel van de Tintengroep. Het Westerkwartier is een gemeente in de provincie Groningen. Ik werd enthousiast door de manier waarop het sociaal werk zich samen met vrijwilligers inzet om mensen te helpen die dreigen kopje onder te gaan. De focus ligt op kinderen uit kansarme milieus, maar uiteindelijk helpen ze ook hun ouders. En ze doen nog veel meer. Ze boeken hele goede resultaten. Ik zou eigenlijk het hele kabinet, maar in ieder geval de minister voor Armoedebeleid, willen aanraden om eens op werkbezoek te gaan in het Westerkwartier, in dat verre Groningen.

Een ander voorbeeld is Heerlen-Noord in Limburg, waar gemeente, burgers en bedrijven samen optrekken in een prachtig project om Heerlen-Noord van een achterstandswijk weer in een aantrekkelijke plaats om te wonen te veranderen. Dit zijn twee mooie voorbeelden van de randen van ons land waarin solidariteit en gemeenschapszin de boventoon voeren. Naast een betrouwbare overheid is dat wat ons land nodig heeft. Ik wacht de beantwoording van de minister-president af.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huizinga.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik heb een vraag voor mevrouw Huizinga van de ChristenUnie. Ik hoor haar de hele tijd over de kloof tussen de stad en het platteland. Ik zie dat het kabinet deze framing de laatste tijd vaak gebruikt. Ik kom zelf van het platteland, maar ik woon in de stad. Ik heb veel meer het idee dat er een enorme kloof is tussen het hele land en het kabinet. Hoe ziet mevrouw Huizinga dat?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik denk dat er heel veel kloven zijn. Het is mooi als u geen kloof ervaart, maar uit studies blijkt dat in de regio een grote afstand tot Den Haag wordt gevoeld, zoals ik dat beschreef in mijn bijdrage. Ik denk dat het verstandig is dat het kabinet zich daar rekenschap van geeft en daar ook maatregelen op neemt.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Die kloof wordt nu dus dan een beetje overbrugd door de heer Remkes in te zetten. Hij wendt dan zijn beste Groningse accent aan om de mensen op het platteland het gevoel te geven: wij zijn er voor jullie. Vervolgens levert hij een rapport in met exact hetzelfde plan als in het kabinetsbeleid staat. Mevrouw Huizinga, dan ga je de kloof die er volgens u is, toch niet dichten?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik denk dat het goed is dat de heer Remkes deze gevoelens luid en duidelijk heeft benoemd in zijn rapport. Dat is een eerste begin om daar met elkaar over te spreken en te kijken hoe we daar wat aan kunnen doen. Het is mooi als er mensen zijn die daar helemaal geen afstand voelen, maar er zijn zeker een hoop mensen die de afstand wel voelen. Dat is jammer.

De voorzitter:

De heer Otten, tot slot.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik constateer dus dat de ChristenUnie denkt dat het stikstofprobleem met gevoelens kan worden opgelost.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Nee, dat is een hele rare conclusie. Die kunt u ook niet trekken uit wat ik heb gezegd.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huizinga. Nog even naar aanleiding van het voorstel van de heer Van Hattem: het handhaven van de orde is aan de voorzitter. Ik heb dat zojuist gedaan. Ik heb dat ook toegelicht. Als ik het goed begrijp, heeft de heer Van Hattem gevraagd om heroverweging van mijn besluit door dit ordevoorstel. Ik wil dit aan de Kamer voorleggen. Ik stel voor dat we dat direct gaan doen, zodat dit punt voor alle betrokkenen helder is. Ik zal nu bellen voor een stemming. We zullen dan hoofdelijk stemmen over het ordevoorstel van de heer Van Hattem. Voorafgaand daaraan schors ik voor een enkel moment.