Plenair Van Rooijen bij voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 22 november 2022 (2022/2023 nr. 9)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.53 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Dit zijn geen gemakkelijke tijden; dit zijn zware tijden. De optelsom van een heleboel crises tegelijkertijd, inclusief een heuse bestaanszekerheidscrisis. Dat herinnert ons er in Nederland hardhandig aan dat de geschiedenis niet, zoals het boek van Francis Fukuyama in 1992 suggereerde, voorbij is. Iemand vroeg mij laatst of de polarisatie in de huidige tijd nou groter is dan in de jaren zeventig het geval was. Ik vond dat een moeilijke vraag. Het is anders, het voelt anders, de pijnpunten zijn anders, maar de intensiteit is misschien eigenlijk wel goed vergelijkbaar. En dat geeft hoop, voorzitter, hoop dat we in Nederland in de komende jaren weer nader tot elkaar kunnen komen, dat na een polariserende periode tegenstellingen kunnen afnemen en dat we weer gaan inzien dat het grootste deel van onze belangen als Nederlanders collectief gedeeld wordt.

Ik begin met de begroting en de overheidsfinanciën. Ik zei het al: dit zijn geen gemakkelijke tijden. Toch is het niet zo dat we nooit eerder voor dergelijke hete vuren hebben gestaan. Velen van mijn leeftijd herinneren zich nog levendig de energiecrisis van die tijd. Toen noemden we het een oliecrisis. De toespraak van premier Den Uyl is de afgelopen maanden veelvuldig gedeeld op sociale media. Ik vond het leuk om die terug te zien, maar ik voel ook een verantwoordelijkheid om het kabinet en eigenlijk het hele parlement een spiegel voor te houden.

Een belangrijk verschil met de jaren zeventig is dat de economie en de politiek nu veel meer dan toen verslaafd zijn geraakt aan ultralage rentestanden. Mega-investeringen — denk aan de klimaatinspanningen — stikstof, maar ook de voorgenomen woningbouwimpuls en infrastructuurplannen: het is allemaal makkelijk betaalbaar met een discontovoet van 0%, 1% of 2%. De staatsschuld laten oplopen? Geen probleem, want de Nederlandse staat heeft een triple A-rating en kon jarenlang gratis lenen. We kregen zelfs geld toe. Dat heeft iets gedaan met de psyche van mensen. En politici zijn ook mensen. Het heeft munitie gegeven aan de politieke gedachte dat de overheid een soort geluksmachine is voor alle burgers, dat geld geen probleem is.

U mag het beschouwen als een voorspelling of als een waarschuwing, maar ik weet zeker dat die discipline vroeg of laat weer afgedwongen zal worden door hogere rentes, door hogere arbeidskosten, door hogere inflatie of door een combinatie. Dat proces is al begonnen en daar moeten we onszelf weer op gaan instellen. Precies een jaar geleden betaalde de Nederlandse overheid een negatieve rente van 0,25% op tienjarige staatsobligaties. Vandaag moet er al 2,35% worden afgerekend. Volgens de Najaarsnota zullen op termijn de extra rentelasten stijgen naar 5,8 miljard tot 9,2 miljard structureel, bij scenario's voor de rente van respectievelijk 2,6% en 4%. En dat kan nog veel hoger uitvallen. Dan laat ik de kwetsbare situatie in andere Eurolanden nog maar even buiten beschouwing.

Relatief gezien is dat een ongekend harde stijging van de rente. Overheidsinvesteringen zijn niet meer gratis. Bedrijven moeten nu, net als de overheid, hun schulden geleidelijk doorrollen naar nieuwe leningen met hogere rentes. Hetzelfde geldt voor huizenbezitters van wie de rentevaste periode afloopt. De transmissie van monetair beleid neemt dankzij verschillende looptijden weliswaar wat tijd in beslag, maar het komt onverbiddelijk op ons af. De tijd van gratis geld en lage inflatie is voorbij.

Ik wijs de minister onder andere op bladzijde 21, figuur 1.9, van de CPB-doorrekening van het regeerakkoord, gepubliceerd in januari 2022, nog niet zo lang geleden. Daar staat een projectie die zegt dat het kabinetsbeleid de staatsschuld laat oplopen van 28% tot maar liefst 92% van het bbp. Ik weet dat het kabinet het niet helemaal eens was met de door het CPB gehanteerde methodiek, maar dat bevestigt juist het belang van een nieuwe doorrekening.

Sinds januari hebben we een oorlog, een ongekende inflatiegolf en een generationele kentering van rentestanden meegemaakt. Het kabinet heeft sindsdien bovendien besloten tot enorme aanvullende begrotingspakketten voor de koopkracht en voor het bedrijfsleven, waaronder een prijsplafond voor energie waarvan de kosten voor de schatkist in bepaalde scenario's compleet uit de hand zouden kunnen lopen: van 10 miljard, 20 miljard, tot misschien zelfs wel 40 miljard. Ook alle aannames ten aanzien van de dollarkoers, de olieprijs en de wereldhandel waar het CPB begin dit jaar nog mee heeft gerekend, kunnen inmiddels de prullenbak in. Ik weet als geen ander wat het verschil is tussen een discontovoet van 0% of een discontovoet van 4% en wat dit precies betekent in de praktijk. Dan verandert alles, zeg ik u. Alles. Dat is ook het verschil tussen een geïndexeerd welvaartsvast pensioen of veertien jaar pensioen op de nullijn. Het is dus zeker geen overbodige luxe om alle kabinetsplannen te onderwerpen aan een nieuwe doorrekening met actuele parameters.

Voorzitter. Tot slot maak ik mij op dit onderdeel zorgen over de schemerzone waarin wij ons bevinden ten aanzien van de Europese Monetaire Unie. De oude begrotingsafspraken zijn nog steeds geschorst, terwijl er nog geen nieuw kader of pact klaarligt voor de toekomst. De Europese Commissie stelt verdere versoepelingen voor ten opzichte van de oude begrotingsafspraken. Mijn vraag is: wat is het standpunt van de minister?

Voorzitter. Er ligt een fors koopkrachtpakket. Het is nodig. De overheid kan in moeilijke tijden een cruciale rol spelen bij het opvangen van klappen. Het definitieve pakket is rommelig tot stand gekomen, want de grootste maatregel, het prijsplafond, is pas na Prinsjesdag definitief in de boeken gezet, noodzakelijkerwijs met een flinke marge.

Mede gezien de tijd richt ik mij op een ander onderdeel waar ik mij erg aan erger. U hebt mijn in deze Kamer aangenomen motie van 13 juli genegeerd. De inkomensondersteuning AOW, €28 per maand voor alleenstaanden en €56 per maand voor echtparen, gaat eraan. Dat is permanent €340 per persoon per jaar. Het is zo dat de AOW extra wordt verhoogd met €880, maar daar gaat dus meteen weer in één klap €340 vanaf. Dat zijn gewoon alle AOW'ers die tot wel 40% van de vorige spiegel de AOW-verhoging meteen alweer moeten inleveren. Het is een grote sigaar uit eigen doos. Juist aan de onderkant van het inkomensgebouw komt die klap het hardst aan, want voor 1,1 miljoen AOW'ers is het een netto-klap van €340, en daar komt nog een hogere zorgpremie van €30 bij.

De extra verhoging van de AOW van 2,2 miljard wordt bijna geheel gedekt door de afschaffing van de IO-AOW, het niet doorgaan van de voorgenomen verhoging van de ouderenkorting en de afschaffing van de fiscale oudedagsreserve. Maar er is wel structureel 3,6 miljard beschikbaar voor verhoging van de arbeidskorting met maar liefst €1.000 netto, naar boven de €5.000 netto. Dat is een schrijnende ongelijkheid die niet is uit te leggen.

De koopkrachtplaatjes voor 2023 zien er op het eerste gezicht niet slecht uit. Onder normale omstandigheden zouden we dat ook als een opsteker kunnen zien. De cijfers worden nu echter zodanig geflatteerd door eenmalige posten, door instabiliteit in de wereld en door verschillende soorten energiecontracten en consumptiepatronen van huishoudens, dat de koopkrachtplaatjes voor 2023 eigenlijk weinig meer zeggen. De plus voor gepensioneerden wordt in sterke mate gedreven door eenmalige posten, zoals de energietoeslag, maar het afschaffen van de IO-AOW is structureel, elk jaar dus. Het is een slimme manier om de zaak beter voor te stellen dan deze in werkelijkheid is. Dat de energietoeslag van €1.300 in 2024 weer vervalt en dus zal zorgen voor grote minnen in de koopkrachtplaatjes, blijft vooralsnog overal buiten beeld. Met een incidentele verbetering verbloemt het kabinet de gevolgen van structurele verslechteringen. Dat is gewiekst. Graag een reactie van de minister.

Verder vraag ik ook een reactie van de minister op mijn stelling dat alle AOW'ers, ook de allerarmsten onder hen, door het kabinet geacht worden te betalen voor de verhoging van het kindgebonden budget. Dat vraag ik temeer omdat beide maatregelen in één wetsontwerp zijn opgenomen en de Eerste Kamer dus geen apart oordeel meer kan vellen over het lot van de IO-AOW. Ook op dit punt worden wederom aangenomen moties genegeerd, zowel een van oud-senator Hoekstra uit november 2015 als een van mijzelf van 1 november jongstleden. De Eerste Kamer heeft zich duidelijk uitgesproken over alternatieve dekking van de verhoging van de AOW. Die motie is aangenomen. Ik steek dan ook niet onder stoelen of banken dat ik uitermate teleurgesteld ben dat deze motie niet gewoon door het kabinet wordt uitgevoerd. Ik begrijp het ook niet van deze D66-minister: u pakt met deze maatregelen alle gepensioneerden, van schatrijk tot straatarm. Netto worden de lagere inkomens echter het hardst geraakt. Dat past toch ook niet in uw eigen ideologie, minister? Tot slot op dit punt. Ik kondig vast aan dat ik in tweede termijn opnieuw een motie zal indienen om de IO-AOW per 1 juli 2023 weer op het oude niveau terug te brengen.

Voorzitter. Dan kom ik op de heffingskortingen, in het bijzonder de relatie met het verzamelinkomen. Het kabinet dendert door op het pad van fiscale discriminatie, op het pad van spelen met kortingen, spelen met afbouw en opbouw en spelen met grondslagen. Kortom, spelen met alles waar niet onachtzaam mee gespeeld kan worden. Sinds het inkomensafhankelijk maken van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting in 2013 gaat het van kwaad tot erger. Nu is er weer het onzalige plan om de algemene heffingskorting vanaf 2025 af te bouwen op basis van het verzamelinkomen in box 1, 2 en 3.

De voorzitter:

Let u op de tijd, meneer Van Rooijen? Het is inclusief tweede termijn, dat weet u toch?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, voorzitter. Bij de ouderenkorting is dat al veel langer het geval, want het leverde geld op zonder gevolgen voor de arbeidsparticipatie. Nu gaat het kabinet met de algemene heffingskorting over dezelfde grens. We komen er bij de behandeling van het Belastingplan uiteraard op terug.

Een gevolg van de koppeling met verzamelinkomen is wel dat gepensioneerden met een half miljoen vermogen alle fiscale kortingen kwijtraken: de ouderenkorting en de heffingskorting, terwijl een werkende met hetzelfde vermogen een grote fiscale korting overhoudt, namelijk de arbeidskorting. Kan de minister motiveren waarom dit geen discriminatie is?

Voorzitter, tot slot. We zijn vandaag bij elkaar voor de Financiële Beschouwingen. U weet dat ik dit altijd een uitstekende gelegenheid vind om ook over de pensioenen te spreken. Gezien de beperkte tijd zie ik daar deze keer vanaf. Toch één zin. Naast de AOW vormen de pensioenen in mijn visie de belangrijkste pijler van bestaanszekerheid voor alle Nederlanders. Ik weet dat dit nu zo is en ik hoop dat het ook in de toekomst zo blijft. Dat kan heel goed in het bestaande pensioenstelsel. Ik wacht de antwoorden van de minister graag af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan meneer Schalk van de SGP.