Plenair Schalk bij behandeling Toevoeging van handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond



Verslag van de vergadering van 20 december 2022 (2022/2023 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.47 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Gisteren luisterde ik naar de toespraak van premier Rutte. Daarin tastte hij naar woorden om erkenning te geven en excuses aan te bieden voor de verschrikkingen van het verleden. Daar klonken de schrille klanken van het slavernijverleden in door. Het deed me denken aan een ervaring, dit voorjaar, toen we met de commissie-KOREL naar de Cariben waren afgereisd. Op zondag ging ik naar de Wesley Church op Saba, samen met mijn dierbare collega Peter Ester, die ons helaas ontvallen is. Wij zaten daar in dat kerkje. De gemeente die samenkwam, was duidelijk een mengeling van rassen, volken en natiën.

Hoe kwamen ze daar bijeen op Saba? Tijdens die dienst zongen we een keur aan liederen die op een scherm aan de wand werden getoond. Ze werden gezongen met een intensiteit die indruk maakte. In die liederen klonk een diep heimwee, een onuitspreekbaar verlangen en een warmte die ik niet direct kon plaatsen. Totdat ik meer ging letten op de namen van de dichters en vooral op de jaartallen die erbij stonden. Toen ging er een nieuwe wereld open. Daar stonden jaartallen uit de 18de eeuw. Een van die liederen was geschreven door de slavenhandelaar die tot bekering was gekomen, John Newton, die in 1772 zijn fameuze lied Amazing Grace heeft geschreven. "Amazing grace how sweet the sound. That saved a wretch like me. I once was lost, but now I'm found. Was blind but now I see." De intensiteit was van hen die het van binnenuit voelden. Het waren de slavenliederen die zongen van verdriet en pijn en van hoop en verlangen. Ze zongen over hun Verlosser en Zaligmaker: Jezus.

Welnu, de toespraak van de minister-president bracht nog wat gedachten omhoog over mijn tekst van vandaag, nu we spreken over handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegronden. Bij de eerste lezing werd namelijk vooral gehint op die constitutionele rijpheid. Het debat van destijds teruglezend kwam ik niet erg veel verder met dat begrip. Ik moet toegeven dat de heer Hammelburg kort maar krachtig heeft toegelicht waar het daarbij om gaat. Hij plaatste het woord "rijpheid" in vervolg op een ander woord, namelijk "constitutionele reikwijdte", waarmee hij bedoelde dat aanpassingen van de Grondwet voldoende gedragen moeten worden door de Nederlandse rechtsorde en maatschappij. Dat is althans een vrij citaat van mij. Als daaraan voldaan wordt, komt een voorstel dus tot constitutionele rijpheid. Welnu, laten we dat eens aannemen als een redelijke route. Dan vraag ik nu aan de indieners en aan de regering: met welke feiten kan nu worden aangetoond dat de gronden handicap en seksuele diversiteit voldoende gedragen worden door de Nederlandse rechtsorde en maatschappij? In het licht van die toespraak van gisteren vraag ik: is een discussie over het slavernijverleden dan nog niet gekomen tot voldoende rijpheid?

In eerste lezing vroeg ik waarom niet een aantal andere aspecten zouden moeten worden opgenomen. Toen is gezegd dat het niet om een limitatieve opsomming gaat. Daarmee komen we op een belangwekkend punt ten aanzien van de Grondwet. Onze Grondwet heeft namelijk een paar belangrijke kenmerken, zoals het sobere karakter en de verticale werking, oftewel de werking van de overheid naar de burger. Je zou kunnen zeggen dat het primaat bij de sobere, verticaal werkende Grondwet ligt en dat de wetgeving daaronder een horizontale werking heeft. Zo vormt de Algemene wet gelijke behandeling een horizontale uitwerking van de norm uit artikel 1. Welnu, vanuit deze redenering zou het denkbaar zijn dat een verbod op discriminatie op grond van seksuele gerichtheid in de Algemene wet gelijke behandeling terecht zou komen, als je daar al behoefte aan hebt. Zou dat niet een betere en logischer plaats zijn? Dat vraag ik aan de indieners en aan de regering. Is een vermelding in de Grondwet noodzakelijk omdat een verticale werking nodig is? Het gaat toch om die horizontale werking? Wat er nu gebeurt, is immers nogal vreemd en onlogisch. Nog niet lang geleden hebben we de Algemene wet gelijke behandeling aangepast. In hoofdstuk 1 daarvan gaat het over gelijke behandeling van personen ongeacht hun godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. De aanpassing ging destijds over artikel 1, lid 2, waarin nu is genoteerd: onder onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van geslachtskenmerken, genderidentiteit en genderexpressie. Hoe zit dat nu? Was het niet beter geweest om de titel van hoofdstuk 1 te wijzigen? Daarin staat nu namelijk niet "seksuele gerichtheid", maar "hetero- of homoseksuele gerichtheid". Is dat nu een tekort van de Algemene wet gelijke behandeling, zodat we nu weer een wijzigingsvoorstel tegemoet kunnen zien of te verwachten hebben? Of is dat onderscheid niet duidelijk genoeg en moet het daarom per se in de Grondwet?

Voorzitter. Er is gekozen voor explicitering van de gronden, en wel voor seksuele gerichtheid en handicap. Ik was nogal onaangenaam verrast toen ik las dat in de Tweede Kamer gezegd werd dat de term "op welke grond dan ook" onvoldoende zou zijn en dat er gekozen werd voor een explicitering, omdat het hierbij zou gaan om gronden die bij voorbaat verdacht zijn. Kunnen de indieners uitleggen wat daarmee bedoeld wordt? Hoezo worden die gronden "bij voorbaat verdacht"? En kunnen ze hun uitleg met voorbeelden verduidelijken?

Voorzitter. De indieners hebben gekozen voor een specifieke uitbreiding, maar het lijkt een beetje op shoppen in het grotere geheel. In artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie staat: "Iedere discriminatie met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid is verboden." Hanteert het EHRM volgens de indieners wel een limitatieve opsomming? En ligt dan een limitatieve opsomming in de Grondwet niet meer voor de hand? Waarom een selectie? Wat zegt dat over de andere gronden in het EHRM, waar nog genoeg over te zeggen zou zijn?

Laat ik een vervelend voorbeeld geven. De indieners hebben ongetwijfeld gehoord van de man van een jaar of 30 die in Lisse als 15-jarig meisje toegang vroeg tot de kleedkamer. Hij kwam er natuurlijk niet in, terecht. Maar was dat nou in het licht van deze discussie discriminatie op grond van zijn leeftijd, zijn geslacht, zijn seksuele gerichtheid of zijn genderexpressie? Wat zou er gebeuren als die man niet 30 was, maar 17 of 18? Kortom, de verwarring is compleet.

Voorzitter. Nog even over handicap. Het blijft mij steken dat het lijkt alsof dit een nieuw element is, alsof in het verleden mensen met een handicap wel gediscrimineerd hadden mogen worden. Het voelt echt alsof dit element apart is meegenomen omdat daar natuurlijk niemand op tegen kan zijn. Maar goed, ik herinner mij levendig enkele onderdelen van het debat bij eerste lezing. Dat waren natuurlijk andere indieners en een andere minister. Met name ging het toen over discriminatie op het gehandicapte ongeboren leven. Ik sprak ouders die bij de twintigwekenecho een moeilijke boodschap kregen over het kind dat onder het hart van die moeder werd gedragen. Bij de diverse controles daarna, in de weken daarna, werd steeds de vraag gesteld of het niet beter was om dat kind weg te halen. Ik vraag aan de indieners: kunt u zich voorstellen wat dat betekende voor de aanstaande ouders? En is dat dan ook de "discriminatie op basis van handicap" die de indieners op het oog hebben?

Voorzitter. Nu gebruikte ik niet geheel per ongeluk het woord "moeder". Daarbij gaat het om de vrouw die het kind onder haar hart draagt, het voedt met haar lichaam, het voldraagt, het kind baart. Is dat ook nog de moeder als deze vrouw op enig moment ontdekt een andere seksuele gerichtheid te hebben of zelfs tot de conclusie komt dat ze in het verkeerde lichaam zit? Ik hoop dat u voelt dat ik mijn woorden met zorg kiest, maar deze vragen komen naar boven bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Stel die vrouw gaat zich man voelen en laat zich ook zo registreren. Is die nieuwe man dan moeder? Is het discriminerend als de omgeving over "moeder" blijft spreken? Of stel dat de vader van dat betreffende kind zich meer vrouw gaat voelen, wordt hij dan na wisseling van zijn geslachtsregistratie de moeder? En kan het dan als discriminatie worden betiteld als de omgeving hem nog als "vader" aanmerkt?

Voorzitter. Misschien lijkt het alsof ik met mijn vragen wegdwaal, maar ze zijn heel serieus bedoeld. Ik merk namelijk dat het voorliggende initiatiefvoorstel niet op zichzelf staat, maar naar mijn mening samenhangt met een hele serie vrij nieuwe ideeën die allemaal draaien om de genderdiscussie. Als je het geheel van die stukken overziet, dan zie je dat de term "seksuele diversiteit" heel divers kan worden uitgelegd en uitgewerkt. Dat brengt mij uiteraard bij het uitgangspunt voor de SGP als het gaat om seksuele diversiteit: hoe god het bedoeld heeft, met name vanuit de scheppingsorde. In het Bijbelboek Genesis staat het kernachtig: "Man en vrouw schiep hij hen".

Voorzitter. Dat impliceert dat mijn fractie de seksuele gerichtheid plaatst binnen de context van het huwelijk als een levenslange relatie van liefde en trouw tussen een man en een vrouw, waarbinnen kinderen een veilige bedding kunnen vinden. Die gedachte werd afgelopen zondag nog eens versterkt in de kerkdienst die ik in mijn eigen kerkelijke gemeente mocht bijwonen. Daar ging het over een jonge vrouw, Maria, een meisje eigenlijk nog, want ze was ongehuwd, maagd, die zwanger werd zonder gehuwd te zijn. Wat heeft dat betekend in het leven van deze jonge vrouw? Zou ze verguisd zijn geworden? Hoe is haar leven geweest? Werd ze gediscrimineerd? Wij weten het niet, alleen wel dat deze jonge Maria na de oude Elisabeth gaat, ook al zwanger, bij wie het kindje in de moederschoot opspringt van vreugde als ze de stem van de jonge aanstaande moeder hoort. Om de beurt zingen ze een lied van hoop en verlangen. Zij zongen over hun Zaligmaker: Jezus.

Ik dank u.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik heb eigenlijk maar één vraag aan de heer Schalk. Maakt hij zich zorgen over de discriminatie van burgers wegens seksuele gerichtheid?

De heer Schalk (SGP):

Zeker.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik vind het goed om dat vast te stellen, omdat dat een common ground geeft om te zoeken naar wat er in deze samenleving verbeterd kan worden, ook als het gaat om seksuele gerichtheid.

De heer Schalk (SGP):

Misschien nog een korte reactie op de heer Ganzevoort. We hebben diverse keren met elkaar gediscussieerd over deze thematiek en ook over de gedachten rondom gender en dergelijke. Ik heb steeds geprobeerd dat met respect te doen. Maar ik heb ook juist vanuit mijn diepste christelijke overtuiging duidelijk proberen te maken dat we verre moeten blijven van alle vormen van discriminatie en van het wegzetten van mensen. Ik denk dat we dat ook moeten blijven doen. Vervolgens blijf ik vanuit mijn diepste levensovertuiging — ik denk dat de heer Ganzevoort mij daar ook de ruimte voor geeft — bepaalde manieren van leven benoemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Talsma. Hij vertegenwoordigt de ChristenUnie.