Plenair Van Rooijen bij behandeling Begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023



Verslag van de vergadering van 20 december 2022 (2022/2023 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. De reden dat mijn fractie een debat wenst over de begrotingen, is dat er grote zorgen zijn over de koopkrachtontwikkeling voor de ouderen, speciaal ook in de jaren na 2023. Ik wil graag vier thema's bespreken. Eén. De koopkracht. Twee. Soepeler regels voor indexatie pensioenen in 2023. Drie. Het bevorderen van deelname van AOW'ers aan de arbeidsmarkt. Vier. Het belang van het bevorderen van vrijwilligerswerk.

Voorzitter. De koopkracht. De energieprijzen, het energieplafond en de eenmalige energietoeslag van €1.300, of, beter gezegd: de tweemalige energietoeslag. Klopt het dat het energieplafond en de energietoeslag beide in 2024 worden beëindigd? Dan klopt het dus ook dat de inkomenseffecten van de afschaffing van deze beide grote tegemoetkomingen tegelijkertijd uit de koopkrachtplaatjes zullen vallen. Deelt de minister de zienswijze dat de koopkrachtcijfers voor gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden over 2023, u sprak daar al over, in grote mate worden beïnvloed door de incidentele effecten van met name het energieplafond en de energietoeslag? Indien ja, dan is het toch ook verstandig om het instrument van die IO-AOW — daar is hij weer — te behouden? U kunt dit instrument vanaf 2024 namelijk weleens heel hard nodig hebben om de enorme koopkrachtklappen op te vangen als gevolg van het weer afschaffen van de twee grote eenmalige ondersteuningsmaatregelen. Als een van beide zou moeten sneuvelen, aan welke regeling zou u dan overigens de voorkeur geven?

Wellicht is het beter om beide nog een jaar te handhaven. Ouderen kunnen hun inkomen niet aanvullen en zijn des te meer kwetsbaar voor de hoge inflatie. Het IMF voorspelt nog forse inflatie voor volgend jaar, maar ook in de jaren erna. Werkenden kunnen verdere loonsverhogingen verwachten in 2023 en latere jaren. Onze vraag is: weegt de minister dat in haar beoordeling uiteraard mee?

Dan punt twee: pensioenen. Gepensioneerden zijn afhankelijk van indexatie van hun pensioen. Er is grote onzekerheid over de vraag of er in 2023 indexatie van pensioenen komt die de hoge inflatie deels opvangt. In dit verband heeft mijn fractie een belangrijke vraag. Wordt de algemene maatregel van bestuur met soepele regels voor indexatie van pensioenen, die aan het eind van dit jaar afloopt, verlengd tot in 2023? Op 1 november is er een motie van onze fractie aangenomen om die AMvB te verlengen in 2023. Is de minister bereid, zo vragen wij, om deze motie uit te voeren? Verlenging van de algemene maatregel van bestuur is dringend noodzakelijk nu sedert 1 november, de dag van de motie, nóg duidelijker is dat de inflatie volgend jaar hoog blijft.

Ik wijs ook op het beleid van de Europese Centrale Bank, dat getuigt van verdere renteverhogingen, sinds vorige week donderdag, om de te hoge inflatie te bestrijden. In de Tweede Kamer wordt vandaag gestemd over amendementen en moties op het pensioenwetsvoorstel Wtp. Donderdag 22 december, 22-12-'22, wordt er over de wet gestemd. Opvallend is een motie van Nijboer/Maatoug in de Tweede Kamer die vraagt om verlenging van de soepele regels voor indexatie van pensioenen in 2023. Ik neem aan dat deze motie vandaag, later op de dag, wordt aangenomen omdat deze fracties, die van Partij van de Arbeid en GroenLinks, belangrijk zijn voor de steun in de Tweede Kamer voor de wet. Onze fractie wil klip-en-klaar weten of onze motie wordt uitgevoerd. Het kan toch niet zo zijn dat onze motie van 1 november niet wordt uitgevoerd, terwijl vandaag de Tweede Kamer de motie-Nijboer/Maatoug wel zou aannemen. Ik wijs daarbij even op de interventie van collega Schalk en collega Kox over uitvoering van moties. Als de soepele regels onverhoopt niet gaan gelden in 2023, zullen de pensioenen niet of nauwelijks worden verhoogd bij aanhoudend hoge inflatie, want dan gaan de strengere regels weer gelden. Die leiden tot geen of heel weinig indexatie, met grote koopkrachtklappen voor gepensioneerden tot gevolg.

Voorzitter. Ik zou zeggen: laten we het politiek spelen zoals het hoort. Een nee tegen de 50PLUS-motie in de senaat past toch niet als er wel een beloning voor PvdA en GroenLinks komt voor loyale oppositie?

Voorzitter. Dan drie: de arbeidsmarkt. Mijn fractie wijst op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, die voor AOW'ers de helft zijn van de reguliere kortingen voor niet-AOW'ers. De motivering voor de lagere kortingen voor gepensioneerden was altijd gelegen in het feit dat gepensioneerden geen AOW-premie hoeven te betalen. Of deze argumentatie in het verleden terecht was, laat ik even in het midden, maar mijn fractie moet erop wijzen dat dit inmiddels een onhoudbare stelling zou zijn en is. Ik heb sedert 2015 hier in de senaat aandacht gevraagd voor de werkelijkheid dat werkenden steeds minder effectief AOW-premie betalen en zzp'ers eigenlijk helemaal geen AOW-premie betalen.

In antwoord op onze vragen heeft de minister het volgende overzicht gegeven. De werknemers betalen volgend jaar over het bruto-inkomen van €15.000 1% AOW-premie, over €20.000 1,6%, over €25.000 2,7%, over €30.000 5,4%, over €35.000 7,3% en bij €40.000, het maximum, 8,4%. Zelfstandigen betalen onder €30.000 0% en tussen €30.000 en €40.000 welgeteld 2% tot 4%. Hoe kan de minister nog motiveren dat niet-AOW'ers de volle korting ontvangen en AOW'ers een halve? Het argument dat AOW'ers geen AOW-premie betalen, snijdt geen hout meer, want werkenden betalen die in werkelijkheid ook niet of bijna niet meer. Het gaat om groot geld. De algemene heffingskorting is netto €1.500 lager voor AOW'ers. De arbeidskorting voor AOW'ers die willen werken is €2.500 lager. Voor werkende AOW'ers is de discriminatie derhalve €4.000 netto. Mijn fractie pleit er al lang voor om de algemene heffingskorting gelijk te stellen. Nu pleit ik voor gelijkstelling van de arbeidskorting voor AOW'ers aan de arbeidskorting voor niet-AOW'ers, want de collega van minister Schouten, minister Van Gennip, heeft zelf recent heel goed aangegeven dat een grotere deelname van ouderen aan de arbeidsmarkt nodig is, gelet op de steeds grotere krapte op de arbeidsmarkt. Is de minister ertoe bereid, is onze vraag, om de arbeidskorting voor de AOW'ers gelijk te stellen aan die voor niet-AOW'ers, om hen zo te stimuleren de arbeidsmarkt op te gaan?

Voorzitter. Ten slotte vrijwilligers. Ik wil mij vandaag hardmaken voor het lot van de vrijwilliger. De maatschappelijke samenhang, of eigenlijk het hele land, komt tot stilstand als er niet dagelijks honderdduizenden mensen zijn die vrijwillig inspanningen leveren voor de samenleving en/of voor hun directe naaste omgeving. Deze geweldige mensen hebben net als gepensioneerden helemaal niets aan verhoging van de arbeidskorting, maar ze werken wel degelijk. De beloning voor hun belangrijke inspanningen mag wat mijn fractie betreft niet relatief achteruitgaan. Is het kabinet vergeten om de maximale vrijwilligersvergoeding extra te verhogen, en minstens evenredig, of ligt hier een bewuste keuze aan ten grondslag? Ik geef u graag de gelegenheid om dat nog te herstellen. Anders zal ik zelf een voorstel doen.

Ik wacht de antwoorden van de minister met buitengewone belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. D66 heeft een interruptie.

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik heb een vraag aan de heer Van Rooijen. In zijn betoog gaat het allemaal over de AOW'ers. Is Van Rooijen ermee bekend dat het juist de lagere inkomens en de lagere middeninkomens zijn die het meeste risico lopen op inkomensachteruitgang en het grootste risico op armoede? Dat komt ook uit berekeningen van het Centraal Planbureau. Het staat ook in het advies van de Raad van State. Daar hoor ik hem eigenlijk niet over.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Iedereen is bekend, ook na de behandeling van het Belastingplan en de goedkeuring ervan, dat er vanuit het kabinet, deze Kamer en de Tweede Kamer aandacht is voor de groepen die u noemt: de lagere en de middeninkomens. Met u deel ik dat we daar de komende jaren grote aandacht aan moeten geven. Bij die inkomens geldt natuurlijk dat het niet alleen gaat om de werkenden, maar ook om de niet-werkenden, maar dat even terzijde. Ik dacht dat u iets ging vragen over die AOW-premie, maar dat ligt niet achter uw vraag besloten?

Mevrouw Moonen (D66):

Nee. Wat er wel achter besloten ligt, is dat het Centraal Planbureau zelf schrijft dat de verwachtingen voor AOW'ers gunstiger zijn dan voor de werkenden. Dat vind ik best wel een heel duidelijk signaal over de AOW'ers en het pakket dat de regering heeft gemaakt, namelijk dat het eigenlijk een heel evenwichtig pakket is.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

We praten hier over het pakket voor 2023, maar we kijken uiteraard verder vooruit. We hebben het vandaag al over de AOW, waarbij de inkomensondersteuning wegvalt, waardoor de extra AOW gehalveerd wordt. Maar voor de jaren erna is het zo dat we wat betreft de pensioenen, want daar gaat het bij de niet meer werkenden om, ermee moeten rekenen dat de pensioenen de komende jaren niet worden verhoogd als de algemene maatregel van bestuur niet zou gaan gelden, in ieder geval voor volgend jaar. Want we weten ook nog niet of en wanneer in deze Kamer de pensioenwet wordt behandeld en goedgekeurd. Dus als de AMvB niet verlengd zou worden, worden zelfs volgend jaar de pensioenen niet geïndexeerd, maar uiteraard ook eventueel nog voor een langere periode, want er gelden strenge regels.

De voorzitter:

Mevrouw Moonen, tot slot.

Mevrouw Moonen (D66):

Tot slot, voorzitter. Als Kamer hebben wij het in de hand dat we de pensioenwet binnenkort kunnen behandelen. Het lijkt me heel verstandig om dat vlot te doen, mede om een aantal redenen die de heer Van Rooijen noemt. Hoe eerder die wordt behandeld, hoe beter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan vraag ik even of een van de leden in de eerste termijn nog het woord wenst. Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de minister, na een korte schorsing, uiteraard. Die schorsing duurt ongeveer tien minuten.