Plenair Schalk bij voortzetting behandeling Wet toekomst pensioenen



Verslag van de vergadering van 23 mei 2023 (2022/2023 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Het is zo'n beetje 25 uur geleden dat ik begon met mijn eerste termijn, zie ik op de klok. Toen had ik het in ieder geval over de mensen. Daar wil ik het vanavond eigenlijk weer over hebben, natuurlijk niet dan nadat ik de minister eerst hartelijk heb bedankt voor de manier van antwoorden. Het waren veel antwoorden. Soms waren het antwoorden die mijn fractie deugd deden. Maar er zijn natuurlijk ook onderwerpen die ons nog beroeren.

Stelsels, systemen, mensen. Om die laatsten gaat het. Dan blijft het overigens ook levend. Tijdens het debat kreeg ik een mailtje van iemand; een moeder van een zoon die 40 uur per week werkt als Wajonger. Ze meldde dat hij in het oude systeem 50% salaris krijgt van zijn werkgever en dat hij voor 50% wordt ondersteund als Wajonger. Deze zoon heeft een pensioenopbouw van 50%, alleen over het werkgeversdeel. Ik was eigenlijk benieuwd, en daar was zij ook benieuwd naar, of dat in het nieuwe systeem anders gaat. We hebben het over mensen. Bij veel van de onderwerpen vandaag en gisteren ging het over de cohorten en de spreiding van risico's. Daarbij werden heel vaak de jongeren genoemd. Mij bekruipt het gevoel — ik leg dat toch nog maar een keer voor — dat bij die jongeren de grootste risico's van deze nieuwe Wtp liggen. Klopt dat?

Tijdens het debat klaagde de minister, misschien wel een beetje terecht, over de extreme voorbeelden en de moeilijke situaties die hier elke keer werden voorgelegd. Daar had ze gelijk in. Maar dat is natuurlijk wel onze taak. Bij een wet als deze moeten wij zoeken naar de randen van waar we tegen aan kunnen lopen bij zo'n stelselwijziging. Juist op de randen raakt het niet meer het stelsel of de systemen, maar de mensen. Juist op de randen van het systeem moet de kracht blijken. De vraag is of de mensen waar het om gaat, de systemen en stelsels kunnen doorgronden. Ik denk nog even aan het wat verwarrende deel van het debat over de lening. Ik heb toen aan het eind een opmerking gemaakt die ik nog even wil herhalen. Ik denk dat, als deze wet wordt aangenomen, er een ultieme poging moet worden gedaan om er op een of andere manier voor te zorgen dat de vele groepen mensen begrijpen waar we mee bezig zijn en wat we proberen te doen. Die communicatie moet misschien wel op veel meer manieren gebeuren. Sommige mensen hebben meer visualisering nodig, anderen gebruiken graag woorden. We hoeven dat hier niet te bedenken, maar ik wil in ieder geval de minister oproepen om ervoor te zorgen dat als deze wet wordt aanvaard, er wordt gezocht naar manieren om de mensen zo veel mogelijk mee te nemen.

Een thema dat voor mij wat onderbelicht is gebleven, in ieder geval in de oplossingssfeer, is de solidariteitsreserve. Het klinkt alsof het over de mensen gaat, maar het bleef toch wel heel erg op systeemniveau zitten. Ik was overigens wel blij dat de minister nog even duidelijk aangaf dat er de eerste tien jaar, dus tot 2037, meer ruimte zou zijn dan die 15%. Misschien wil ze dat nog een keer bevestigen? En klopt het dat er zo meteen in de AWGB 2028 zal komen te staan dat je dan ook tot 2038 wat hoger zou kunnen blijven zitten? Je zou daar nu van kunnen zeggen: wat maakt dat uit? Maar ik denk dat het kan helpen. Mijn vraag is ook: tot hoe hoog mag het dan, boven die 15%? Wat is dan de grens in die eerste tien jaar? Ik heb ook begrepen dat een aantal van de fondsen hebben besloten, of zich hebben voorgenomen, om de solidariteitsreserve in eerste instantie voor ongeveer 5% te gaan vullen. Weet de ministers geen methoden om erop aan te dringen, ook bij de pensioenfondsen, ook bij de sociale partners en bij iedereen die erbij betrokken is, dat de ruimte van de solidariteitsruimte volledig wordt benut?

Voorzitter. Een heel belangrijk laatste punt dat ik heb gemaakt, was de invoeringstermijn.

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Ik wil toch een vraag stellen. Op het moment dat 15% solidariteit gevuld moet worden, betekent dat dat je 15% niet kunt uitkeren aan je deelnemers. Pas daar dus voor op. Laat het bij de verantwoordelijkheid van de fondsen om te zien hoeveel erin moet zitten en hoeveel men in de latere jaren gaat toedelen. Maar geen extra maatregelen.

De heer Schalk (SGP):

Ik heb niet bedacht dat er een solidariteitsreserve komt. Die zit in de wet. Dat is één. Twee. Die solidariteitsreserve is vele, vele malen geringer dan de huidige reserves. Dat heb ik begrepen van de minister. Als wij die solidariteitsreserve vervolgens een beetje proberen weg te masseren, maken we het juist heel erg risicovol en kwetsbaar voor mensen die zo meteen echt afhankelijk zijn van die pensioenen. Op het moment dat we in de problemen komen ... Dat kan zomaar. Dat hebben we ook gedeeld. De minister heeft aangegeven dat ze denkt dat er voldoende ruimte is. Maar vanuit de technische briefings hebben we begrepen dat bij een wat hoge inflatie, zoals we op dit moment bijvoorbeeld meemaken, de solidariteitsreserves heel snel zullen worden uitgeput. Het kan wel vijf, tien of vijftien jaar duren, zo zeg ik tegen mevrouw Oomen, die inmiddels met een heel ander onderwerp bezig lijkt te zijn, voordat die solidariteitsreserves weer zijn aangevuld. Dat moeten we juist zien te voorkomen. Dat is de reden waarom ik niet ga voorschrijven hoe hoog of hoe groot die solidariteitsreserves moeten zijn, maar dat ik juist aan de minister vraag: zorg er nou voor dat we de kwetsbaren zo goed mogelijk proberen te beschermen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik zei al dat ik het bij mijn laatste punt, ongeveer 25 uur geleden, had over de invoeringstermijn van 1 januari 2027. Ik gaf toen aan dat ik een motie overwoog. Ik wil de heer Van Ballekom heel graag geruststellen: ik heb die motie niet meer nodig, want inderdaad, in het debat heeft de minister een glasheldere toezegging gedaan. Voor mijn fractie is dat in ieder geval een hele belangrijke toezegging geweest, omdat ik ervan overtuigd ben dat we langzamerhand, tegen 2026, tot de conclusie gaan komen dat er een enorme file is ontstaan. We zouden dan in de problemen kunnen komen. We zijn bezorgd over data in de wet. Ik vind het een hele goede suggestie dat die datum eruit kan.

Mijn idee was: maak er 1 januari 2029 van. Als het weer in de wet zou moeten komen, zou ik dat wel willen handhaven. Maar nu de minister een andere route heeft gekozen, door met een nieuwe wet te komen, die die datum uit de voorliggende wet zal halen, en vervolgens de AMvB te gaan gebruiken, met daarin 1 januari 2028, maakt dat extra flexibel naar de toekomst. Ik neem aan dat de minister dat straks nogmaals bevestigt. Dan hebben we die toezegging heel stevig binnen. Op zich zou ik geen bezwaar hebben als de minister zou zeggen: ik kom met een novelle hiervoor. Dat kan. Dat kun je "de koninklijke weg" noemen. Maar de route die de minister nu kiest, is geen onrechtmatige route. Dat zou ik ook graag willen benadrukken. Als ze die weg kiest, dan zeg ik: laten we het dan op die manier doen.

Voorzitter. Systemen, stelsels en mensen. Gisteren begon ik met de wijze woorden van Salomo. Hij sprak over de ouderen die opzien tegen het beklimmen van een hoogte. Ze zijn soms bang voor de gevaren van de weg. Maar in de taal van vandaag zou ik zeggen: ze zien op tegen wat er gebeurt met hun pensioen. Ik roep de minister op hun zorgen zo veel mogelijk weg te nemen door goede en adequate voorlichting, door stevig toezicht en door te zoeken naar de menselijke maat.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.