Plenair Rietkerk bij behandeling Wijzigingswet Huisvestingswet 2014



Verslag van de vergadering van 5 december 2023 (2023/2024 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Een huis is meer dan een stapel stenen met een dak boven je hoofd. Een huis is een thuis, waar je je gekend weet en veilig voelt, alleen of met dierbaren om je heen. Je huis is ook het antwoord op de vraag: waar kom je vandaan? Omdat een huis niet in niemandsland staat, maar onderdeel is van een gemeenschap in je wijk of de buurt, zegt de vraag waar je vandaan komt ook iets over je wortels, over je afkomst. De kosmopoliet en de dorpsbewoner hebben één ding gemeen: dat gevoel van thuis zijn. Wij zijn ergens geworteld en dat geeft betekenis. De Grondwet erkent dit grondrecht om ergens thuis te zijn indirect, als ze in artikel 22 stelt dat de bevordering van voldoende woongelegenheid een voorwerp van zorg der overheid is. De opgave op te zorgen voor voldoende woningen in welke vorm dan ook is een zaak van algemeen belang en ook van bestaanszekerheid. Dat maakt de crisis op de woonmarkt meer dan een economisch of een bestuurlijk vraagstuk. Het is bovenal een sociale kwestie. Het tekort aan voldoende woonruimte belemmert jongeren en starters in hun ontwikkeling in het leven.

De huidige wooncrisis vraagt om een andere benadering. Wonen is geen dienst of een product waar primair de markt in kan voorzien. Een huis is meer dan een stapel stenen of een beleggingsobject. Het is een thuis en in de buurt waar dat huis staat, is een gemeenschap waar mensen prettig en veilig met elkaar samenleven. Het grote belang van een veilig huis, van een veilig thuis maakt dat het woonbeleid behoort tot de sociale vraagstukken van de samenleving, een zaak van algemeen belang, het fundament onder onze manier van samenleven. De omgeving van de mens is de medemens, zei Jules Deelder. Als een veilig thuis ontbreekt, ontstaat onzekerheid over je identiteit. Het niet kunnen vinden van een woning raakt vanzelfsprekend het leven van alledag. Jongeren en starters voelen de druk van de woningmarkt letterlijk, omdat ze worden geremd in hun leven zolang ze geen eigen plek vinden om te wonen, een gezin te starten of een volgende stap te zetten in hun loopbaan. De hoge prijzen, lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen en de verhalen over een oververhitte woningmarkt beïnvloeden hun beeld van de toekomst en de keuzes die ze maken.

De strenge regels voor woningbouwcorporaties om zich te beperken tot kwetsbare doelgroepen weerspiegelen zeker in deze tijd een zeer beperkte opvatting van het begrip "sociaal". Het is een invulling van sociaal beleid dat hulp aan zwakkeren verwart met de noodzakelijke sociale samenhang in de samenleving. Niet voor niets worstelen veel corporaties nu met buurten waar te veel mensen met een kwetsbare achtergrond bij elkaar moeten worden gehuisvest. Leefbaarheid, ooit een belangrijk criterium om wijken te vernieuwen, lijkt van de agenda verdwenen. De leden van de CDA-fractie vinden dit wetsvoorstel een juiste versterking en zijn blij dat de mogelijkheden voor gemeenten om maatwerk te bieden bij het aanpakken van lokale uitdagingen in de volkshuisvesting vergroot worden.

Voor het woonbeleid is wat ons betreft de lokale gemeenschap het vertrekpunt. Daar wordt geleefd en daar wordt het woningtekort gevoeld. Het denken vanuit de gemeenschap betekent dat leefbaarheid een onderdeel is van beleid. Zo worden sociale samenhang en leefbaarheid versterkt door deze wijziging van de Huisvestingswet 2014: voorrang aan eigen inwoners of mensen met een vitaal beroep waaraan in de gemeenten veel behoefte is, zoals politieagenten, brandweerlieden, leraren of verpleegkundigen. Nu trekken jongeren weg uit de gemeenschap waar ze thuishoren, omdat er geen plek is. Voor agenten en onderwijzers geldt juist dat ze geen plek in de gemeenschap kunnen vinden. In het verlengde hiervan vragen de leden van de CDA-fractie zich af of het personeel van het gevangeniswezen, in die plekken waar gevangenissen staan, ook kunnen vallen onder de reikwijdte van een vitaal beroep.

Met het voorliggende wetsvoorstel wordt het voor gemeenten mogelijk gemaakt om nog meer maatwerk toe te passen, waar dat in het huidige stelsel op sommige punten niet mogelijk is. Voorts vraagt de CDA-fractie aan de minister of bij artikel 14, lid 3b over maatschappelijke binding, ook geduid kan worden op aantoonbaar vrijwilligerswerk met een inschrijving als bestuurder van een vereniging bij de Kamer van Koophandel.

Verder vallen onder het begrip "nieuwbouwwoning" ook nieuwe woningen die ontstaan na bijvoorbeeld transformatie van kantoorpanden tot appartementen. De leden van de CDA-fractie moedigen dit van harte aan. Wij vinden het belangrijk om te kijken naar het beter benutten van bestaande woningen door splitsen, optoppen, transformatie, woningdelen en doorstroming. Daarnaast verbreedt de minister de mogelijkheid tot het instellen van een huisvestingsvergunning van enkel huurwoning naar nieuwbouwkoopwoningen met een verkoopprijs tot maximaal de betaalbaarheidsgrens van, dacht ik te lezen, €390.000 bij een prijspeil voor '23.

Ook krijgen gemeenten meer ruimte om regels te stellen over het woningvoorraadbeheer, waar dat nu alleen mag in geval van schaarste. Het mag straks ook om de leefbaarheid te behouden. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de beperking van de verschillende grondrechten waarmee er bij dit wetsvoorstel spanning bestaat, gerechtvaardigd kan worden door de beperkingssystematiek uit het EVRM.

Anderen hebben het ook gezegd: de huizenprijzen verschillen nogal per regio. Daarom krijgen de gemeenten de mogelijkheid om op basis van de lokale behoefte zelf te bepalen welke grens ze willen hanteren. Er is een maximumbedrag van €390.000. Daarmee is er dus ruimte voor maatwerk. Hoe ziet de minister een mogelijke hogere prijsgrens in relatie tot de inbreuk op het eigendomsrecht, in verhouding tot het maatschappelijk belang?

Het amendement van Tweede Kamerlid Peter de Groot zorgt voor een beperking van de reikwijdte van dit wetsvoorstel. De CDA-fractie vindt deze beperking, met de VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, jammer. Het vraagt wellicht om een eerdere evaluatie van dit wetsvoorstel dan over vijf jaar.

Verder zijn sommige gemeenten voorstander van een overheveling van hoofdstuk 4 van de Huisvestingswet naar de Omgevingswet. Anderen vinden juist het tegenovergestelde. De minister is tot de conclusie gekomen de wetten nu nog niet technisch samen te voegen, om het zo te zeggen. Wel is de minister bereid om dit punt mee te nemen en te betrekken bij de evaluatie, zoals de VNG vraagt.

Ten slotte, voorzitter. De vijf jaar voor de evaluatie duurt wat ons betreft vrij lang, zeker als de twee wetten nog naast elkaar bestaan. Om redenen die mevrouw Janssen-Van Helvoort eerder heeft genoemd, vraagt ook onze fractie om de evaluatie te vervroegen. We sluiten ons aan bij de vragen van de PvdA-fractie op dit punt.

Wij zien uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was de fractie van GroenLinks-PvdA. Ik hoorde namelijk alleen: de fractie van de PvdA. Ik geef het woord aan mevrouw Nanninga van de fractie van JA21, die ook JA21 in zijn geheel is.