Plenair Nicolaï bij behandeling Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen



Verslag van de vergadering van 15 januari 2024 (2023/2024 nr. 15)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.21 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Gelukkig zei u niet "de diertjes"; dat is ook weleens gezegd.

Voorzitter. In de eerste plaats felicitaties aan mevrouw Kaljouw. Het was een mooi verhaal. Ik zie uit naar veel samenwerking.

Ik begin met een citaat. "Voor de hekken van aanmeldcentrum Ter Apel sliepen nachtenlang honderden mensen in de buitenlucht, ongeacht de weersomstandigheden. Er waren geen douches aanwezig en toiletten werden niet goed onderhouden. Mensen hadden zich al een week niet kunnen wassen, met ernstige huidaandoeningen tot gevolg. Sommige chronisch zieken waren door hun medicatievoorraad heen en ontvingen geen nieuwe medicijnen. We hebben meerdere keren levensreddende hulp moeten bieden." Dit citaat komt uit een verslag van Artsen zonder Grenzen, die in augustus vorig jaar een hulppost bij het opvangcentrum in Ter Apel openden. Voor het eerst in haar 50-jarige bestaan moest die organisatie besluiten om in Nederland, een van de rijkste landen ter wereld, zo'n hulpactie te ondernemen.

Voorzitter. Het is te gênant voor woorden dat dit moest gebeuren. De Partij voor de Dieren acht het niet uit te leggen dat de Nederlandse regering niet in staat is gebleken om zo'n blamage te voorkomen. Ons land is op grond van internationale en Europese regelingen verplicht om asielzoekers fatsoenlijke opvang te bieden. Dat sommige partijen van oordeel zijn dat Nederland op slot moet, maakt dat niet anders.

Voorzitter. Het wetsontwerp dat wij vandaag behandelen, moet voorkomen dat wij ooit weer in zo'n mensonterende situatie terechtkomen. Het kabinet is nu met een wet gekomen die het mogelijk maakt om gemeenten te dwingen — ik zeg uitdrukkelijk "dwingen", maar daarmee is het nog geen dwangwet — om opvang mogelijk te maken. Dat is een logische stap, als het niet mogelijk blijkt te zijn om fatsoenlijke opvang te creëren op basis van vrijwilligheid. Maar is het ontwerp waarover wij moeten oordelen wetstechnisch wel in orde? Hoe zit het met de uitvoerbaarheid? In hoeverre geeft de regeling onnodig veel vrijheid aan het Rijk om in te breken op de gemeentelijke autonomie? En in hoeverre geeft het ontwerp een niet door wettelijke criteria begrensde macht aan de minister?

De Raad van State had ernstige kritiek. Met amendering in de Tweede Kamer is gedeeltelijk aan die kritiek tegemoetgekomen, maar de zorgen die bij de Partij voor de Dieren leven met betrekking tot vragen van staatsrechtelijke en wetstechnische aard, zijn nog niet weggenomen. Ik zeg het maar in alle eerlijkheid: hoezeer een regeling ook nodig is om zo spoedig mogelijk het hoofd te bieden aan de opvangcrisis, het kan niet zo zijn dat onze fractie meewerkt aan de totstandkoming van een wet die wetstechnisch en wat betreft uitvoerbaarheid onder de maat is. Veel zal afhangen van de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris, en zijn bereidheid om onze zorgen weg te nemen.

Voorzitter. Een enkele partij heeft de behandeling van dit wetsontwerp aangegrepen om de instroom van asielzoekers ter discussie te stellen. Op zich heeft het ontwerp daarop geen betrekking, maar het is zonder meer een goede zaak dat wij in dit huis nadenken over onze verantwoordelijkheid om bij te dragen aan opvang van migranten die gedwongen zijn om hun thuisland te ontvluchten. In dat verband leven bij de fractie van de Partij van de Arbeid ook grote zorgen, want als wij een blik op de toekomst werpen ... Zei ik nou "Partij van de Arbeid"? Misschien moeten we even wisselen. Het zou goed zijn als de Partij van de Arbeid de zorgen zou delen, maar dat hoor ik zo nog wel.

De ontwikkelingen in de komende 30 jaar zijn naar ons oordeel van een geheel andere orde dan het voeren van een discussie over een beperking van het zogenoemde migratiesaldo in termen van tienduizenden. Een "saldo" is overigens niet mijn terminologie, want dan is het net alsof het om cijfers gaat en niet om mensen. De klimaatcrisis gaat in de komende decennia leiden tot klimaatvluchtelingen, waarvan de aantallen in de miljarden zullen lopen. Het zijn geen linkse klimaatdrammers die dat beweren, maar instituties van de Verenigde Naties en de Wereldbank. The United Nations International Organization for Migration heeft berekend dat in de komende 26 jaar 1,5 miljard klimaatvluchtelingen wereldwijd een migratiestroom zullen voeden. De Wereldbank becijferde dat in die periode in de zes onderzochte werelddelen 216 miljoen mensen zich wegens klimaatproblemen zullen gaan verplaatsen. Zij zullen met name een trek naar de grote steden veroorzaken. Als de hitte en de water- en voedseltekorten zodanig zullen toenemen dat er landen onleefbaar worden, dan is het te verwachten dat migranten zich zullen gaan verplaatsen naar gebieden waar nog wel een leefbare situatie aan de orde is.

Volgens de rapportage van de VN zijn stormen, vloedgolven, droogte en andere weergerelateerde rampen gedurende de laatste tien jaar verantwoordelijk voor de gedwongen migratie van meer dan 21 miljoen mensen. Volgens het rapport zal in 2030, over nog geen zes jaar, 50% van de wereldbevolking die in kustgebieden leeft te maken krijgen met vloedgolven, stormen en tsunami's. In Bangladesh, waar een derde van de bevolking leeft aan de zinkende en laagliggende kust, wordt de situatie onleefbaar. Meer dan 13 miljoen Bengalezen zullen in 2050 het land hebben verlaten.

Voorzitter. Is het niet enigszins bizar om ons druk te maken over vluchtelingenstromen in termen van duizenden als de rapporten erop wijzen dat de kans groot is dat in de komende 30 jaar miljoenen klimaatvluchtelingen noodgedwongen de noordelijk gelegen werelddelen zullen gaan opzoeken? Waarom heeft het kabinet wel klimaatdoelen in beeld, maar is er op dit moment nog geen zicht op wat er op ons afkomt als die klimaatdoelen niet bereikt worden? Denken de partijen die zich nu bezighouden met een instroombeperking in termen van duizenden vluchtelingen en die menen dat de buitengrenzen van Europa kunnen worden bewaakt dat het praktisch mogelijk zal zijn om ons te beschermen tegen de miljoenen gedwongen klimaatvluchtelingen die volgens gerenommeerde instituties straks aan onze poorten zullen kloppen?

Voorzitter. Dit is een fundamenteel probleem dat om een fundamentele oplossing vraagt. 30 jaar is in feite een periode van niks. Veel van mijn medesenatoren zullen net als ik kinderen van 30 jaar of ouder hebben. Een tijd van 30 jaar vliegt voorbij, zullen ook zij ervaren hebben. Miljoenen wereldburgers zullen noodgedwongen naar ecologisch gezien veiliger oorden vluchten en Europa opzoeken. Als we niet beginnen met nadenken over oplossingen, dan staan ons rampzalige ontwikkelingen te wachten, zowel voor de vluchtelingen als voor de vluchtoorden. Mensen willen in veiligheid leven en gaan op de vlucht als er geen ruimte is voor veilig leven. Ze hebben niets te verliezen als ze een stukje van onze veilige levensruimte op het noordelijk halfrond komen opeisen.

Voorzitter. Wie analyseert welke oorzaken aan oorlogen ten grondslag liggen, stuit niet zelden op de wil om een veilige levensruimte te creëren of te vergroten. In de studie van Van der Dennen, getiteld The Origin of War, wordt een overzicht gegeven van alle theorieën en scholen die zich met dit onderwerp bezighouden. Een daarvan heeft betrekking op de ecologische theorieën van auteurs die, ik citeer de geleerde, de nadruk leggen "op de dreigende globale ecologische crisis met populatie-explosies in de derde wereld, uitputting van energiebronnen, gigantische milieuvervuiling en stagnerende voedselproductie: een conflictpotentieel van bijna onvoorstelbare proporties."

Voorzitter. Onder de landen die er belang bij kunnen hebben dat bewoners van hun land of van bevriende buurlanden, die noodgedwongen wegens klimaatrampen moeten emigreren, toegang moeten krijgen tot de westerse wereld, bevinden zich drie landen die over kernwapens beschikken. Als er in de westerse wereld niet wordt nagedacht over de inpassing van de enorme migratiestromen die tot stand zullen komen, zullen oorlogen dreigen in die landen die er belang bij hebben dat die migratie belemmerd wordt. Daar helpt geen Frontex tegen.

In haar studie Nomad Century wijst onderzoekster Gaia Vince ons de weg. De bevolkingsgroei in de komende decennia zal vooral plaatsvinden in de tropische werelddelen die het zwaarst getroffen worden door de klimaatramp, zodat bewoners op zoek zullen gaan naar levensruimte elders. Het noordelijk halfrond zal juist de gevolgen ondervinden van een enorme vergrijzing en behoefte hebben aan het aantrekken van migranten. Als op tijd op die twee ontwikkelingen door alle betrokken landen wordt ingespeeld, is er een goede kans om een vluchtelingenramp en door de klimaatramp veroorzaakte oorlogen te voorkomen. Ik raad mijn collega's aan om het artikel over Vince in De Groene van 17 mei 2023 te lezen.

Voorzitter. De migratiecrisis is veel fundamenteler dan wat er in het kader van dit wetsontwerp door collega's is opgemerkt. Er worden nu eigenlijk achterhoedegevechten geleverd die alleen tot mensonterende situaties zullen leiden: detentiecentra om kanslozen af te schrikken. Over tien jaar moeten dat wolkenkrabbers worden om de miljoenen klimaatvluchtelingen aan de zogenoemde buitengrenzen in detentie te houden. Stelt men zich dit serieus voor?

Voorzitter. De migratiecrisis vergt een serieuze discussie. Mijn vragen op dit punt aan de staatssecretaris zijn als volgt. Vraag één: is hij bereid om met een nota te komen over de door mij besproken migratiecrisis die dreigt als de klimaatcrisis niet tijdig voorkomen blijkt te kunnen worden? Vraag twee: welke rol zou Nederland kunnen spelen om in Europees verband een beleid te ontwikkelen dat leidt tot de implementatie van de aanbevelingen van de United Nations International Organization for Migration? Vraag drie: is de staatssecretaris bereid om te laten onderzoeken of er een vluchtelingenverdrag moet komen dat de positie van klimaatvluchtelingen regelt, en de Kamer over de uitkomst daarvan te informeren?

Voorzitter. Tot zover de fundamentele, onderliggende kwestie. Dan kom ik nu bij de zorgen van onze fractie over het voorliggende ontwerp. Mijn collega's weten dat ik als jurist heel streng kijk naar wetgeving en ik er ook voor uitkom als die niet deugt. De heer Van Hattem en ik verschillen van mening over deze kwestie, maar ik heb hem ook een paar hele essentiële wetstechnische vragen horen stellen, bijvoorbeeld in het kader van de ruimtelijke ordening. Daar moeten we niet aan voorbijgaan, want het is onze taak als Eerste Kamer om daarnaar te kijken.

De fractie van de Partij voor de Dieren hecht, zeker nu het ontwerp ingrijpende bevoegdheden omvat, groot belang aan de rechtszekerheid. Artikel 2 van het ontwerp heeft betrekking op de zogeheten capaciteitsraming. Blijkens de tekst van het eerste lid stelt de minister vast aan hoeveel opvangplaatsen voor asielzoekers "naar verwachting behoefte zal zijn". Die formulering is onduidelijk. Betreft dit nou een raming die slechts afhankelijk is van feitelijke gegevens? Of wordt de bepaling van het aantal plaatsen waaraan behoefte zal zijn, beleidsmatig vastgesteld? Dat wil zeggen: gebeurt dit op basis van een keuze die afhankelijk is van belangen, die volgens de minister bepalen wat als een aanvaardbare capaciteit kan worden aangemerkt? In de wettekst staat dat de wijze waarop de raming tot stand komt, bij AMvB wordt geregeld. Maar artikel 2.1 van die AMvB — we hebben haar inmiddels voor ons liggen — regelt alleen dat de minister dient te letten op de zogeheten meerjarenproductieprognose en het capaciteitsbesluit van het COA. Maar de wettelijke criteria die bepalen hóé de minister moet afwegen, ontbreken.

Mijn vierde vraag: kan de staatssecretaris aangeven of de wet ervan uitgaat dat zijn besluit tot vaststelling van de raming gegrond dient te worden op beleidsmatige factoren en relevant geachte belangen? Dan is het namelijk een heel belangrijk politiek besluit.

Vraag vijf. Deelt de staatssecretaris het oordeel van de fractie van de Partij voor de Dieren dat als de raming gegrond wordt op beleidsmatige factoren en relevant geachte belangen, die vaststelling een besluit betreft van zodanige politieke betekenis dat het van belang is dat de beide Kamers van het voornemen daartoe op de hoogte worden gesteld en de gelegenheid krijgen om daarover met de regering van gedachten te wisselen voordat het besluit definitief wordt vastgesteld? Ik denk dat de Partij voor de Dieren daar inhoudelijk heel anders over denkt dan de heer Van Hattem van de PVV, maar de vraag is: is het een besluit of is het een raming, zoals we die normaal bespreken? Het is toch wel heel belangrijk dat we daar met z'n allen duidelijkheid over verkrijgen, ook met het oog op de rechtszekerheid van de gemeenten.

In artikel 5, lid 2 is bepaald dat de minister bij het vaststellen van het verdeelbesluit "zo veel mogelijk rekening houdt met de SES-WOA-score". "Zo veel mogelijk rekening houdt" staat er. Onze fractie heeft de vraag gesteld of de bepaling aldus moet worden uitgelegd dat die SES-WOA-score een overwegende factor kan vormen bij de vaststelling van een evenwichtige verdeling. Voor mij persoonlijk ligt dat redelijk voor de hand, want als je zegt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen, dan ga je kijken of de draagkrachtigste gemeente misschien eerder in aanmerking komt dan een minder draagkrachtige, maar dat staat niet in de wet. Het antwoord dat de staatssecretaris op die vraag heeft gegeven, is niet duidelijk. Met het oog op de eisen van rechtszekerheid is van belang dat vaststaat hoe de staatssecretaris het "zo veel mogelijk rekening houden met" uitlegt. Vraag zes is dus: kan de staatssecretaris verduidelijken hoe hij het "zo veel mogelijk rekening houden met" uitlegt?

Vraag zeven. Deelt de staatssecretaris het oordeel van de fractie van de Partij voor de Dieren dat bij de verdeling van de opvangplekken die door het Rijk worden opgelegd, uitgangspunt dient te zijn dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen?

Voorzitter. Blijkens de beantwoording door de staatssecretaris deelt hij het oordeel van de fractie van de Partij voor de Dieren dat artikel 5, lid 2 — dat gaat over het verdeelbesluit — een bevoegdheid toekent waarvoor beleidsvrijheid geldt. De rechtszekerheid vereist echter dat gemeenten die in een verdeelbesluit kunnen worden aangewezen, weten welke relevante belangen in de belangenafweging mogen worden betrokken. Als daarover geen duidelijkheid kan worden gegeven, dan voldoet artikel 5 niet aan de eisen waaraan het in de ogen van de fractie van de Partij voor de Dieren vanuit het oogpunt van rechtsstatelijkheid dient te voldoen. Dat is voor onze fractie een gevoelig punt. In de beantwoording van de vragen van de fractie wordt die duidelijkheid niet gegeven. Vraag acht luidt aldus: kan de staatssecretaris uitputtend aangeven welke belangen bij de toepassing van artikel 5, lid 2 een rol mogen spelen?

Blijkens de beantwoording van de vragen zal in de komende tijd een beleidskader worden vastgesteld waaruit zal blijken op welke wijze de belangen die bij de toepassing van artikel 5, lid 2 aan de orde kunnen komen, worden afgewogen. Kennelijk heeft de regering bij het opstellen van de wettekst nog niet voldoende voor ogen gehad hoe die belangenafweging zal moeten plaatsvinden. Omdat voor de positie van de gemeenten die afweging van doorslaggevend belang is, acht de fractie van de Partij voor de Dieren het een gebrek dat noch uit de wettekst, noch uit de toelichting is op te maken op welke wijze er met welke belangen rekening wordt gehouden. Door in feite een soort blanco bevoegdheid toe te kennen, behoudens de eis van evenwichtigheid en de per amendement ingebrachte SES-WOA-score, heeft het parlement geen stem gehad bij het bepalen van het gewicht van de belangen. Ik ben bijna aan het eind van mijn verhaal, voorzitter. Als de staatssecretaris kan toezeggen dat omtrent het nog vast te stellen beleidskader overleg met beide Kamers zal worden gevoerd voordat het wordt vastgesteld, wordt aan dat gebrek in ieder geval tegemoetgekomen. Mijn vraag, vraag negen, is dan ook of de staatssecretaris bereid is om die toezegging te doen. Op dit punt overweeg ik een motie.

Met belangstelling zie ik de beantwoording door de staatssecretaris tegemoet.

De heer Dittrich i (D66):

Ik hoor de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren heel veel vragen stellen, soms ook hele kritische vragen. Mijn vraag aan hem is een politieke. Gesteld dat de staatssecretaris niet naar tevredenheid op al die vragen van de Partij voor de Dieren zal antwoorden, ziet de Partij voor de Dieren dan ruimte om tegen de spreidingswet te stemmen?

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik denk dat de vraag verkeerd gesteld is. Het gaat er niet om of ik de ruimte zie om tegen een wet te stemmen. Het gaat erom of ik als senator in de Eerste Kamer, die de uitvoerbaarheid en de rechtsstatelijkheid van een wet moet beoordelen, de ruimte zou kunnen vinden om voor een wet te stemmen die niet deugt.

De heer Dittrich (D66):

Maar de conclusie is dan dat er ruimte is bij u, bij de Partij voor de Dieren, om tegen de spreidingswet te stemmen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik denk dat die ruimte er voor iedereen is, want we moeten allemaal onze afwegingen maken. Ik denk dat de staatssecretaris mijn vragen goed beluisterd heeft en dat hij met antwoorden zal komen. Aan de hand van die antwoorden kan ik afwegen wat mijn advies zal zijn aan mijn fractie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Perin-Gopie van de fractie van Volt.