Verslag van de vergadering van 17 juni 2025 (2024/2025 nr. 34)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.01 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter. Wat een ongekend staaltje deugpolitiek speelt zich hier voor onze ogen af. Voorafgaand aan de NAVO-top is sinds vanochtend duidelijk dat zelfs GroenLinks-Partij van de Arbeid door de bocht is en een NAVO-norm van 5% zal steunen, waardoor zich een meerderheid voor dát voorstel aftekent. Ook het hier voorliggende wetsvoorstel zal zeer waarschijnlijk op steun van een meerderheid kunnen rekenen. De ongekend hoge rekening hiervoor, zal bij de burgers van Nederland komen te liggen, die het al zo zwaar hebben door desastreus klimaat- en immigratiebeleid.
De wet die nu voorligt, is volgens Forum voor Democratie totaal niet nodig, vanwege de andere beschikbare instrumenten, zoals een meerjarig financieel kader. Het enige dat hiermee wordt bereikt, is dat het een signaal geeft naar de NAVO en dat er een hoge drempel wordt opgelegd aan het parlement om de defensie-uitgaven terug te schroeven, als daar aanleiding toe is. Volgens Forum van Democratie is dit allebei onacceptabel. Om het effect van dit wetsvoorstel te verzachten, wil onze fractie graag twee moties indienen.
Allereerst een motie om de nu dreigende verhoging van de NAVO-norm niet zonder meer als basis te zien voor de norm in deze nieuwe wet. Ik heb daar in een interruptie met de minister al even over gesproken. De initiatiefnemers bevestigden ons bij navraag, dat de NAVO de hoeksteen is van onze defensie. Is deze wettekst dan wel de plek om deze ideologische uiting gestalte te geven? Of moet er niet gewoon enkel in staan dat wij "praktisch" vastleggen in een wet die onze rijksbegroting betreft. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het initiatiefvoorstel-Diederik van Dijk, Ellian, Boswijk, Dassen, Olger van Dijk, Paternotte, Eerdmans en Ceder Wet financiële defensieverplichtingen (36353) in artikel 1, tweede lid, de ondergrens van 2% van het bbp voor defensie-uitgaven koppelt aan de norm van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en dat de memorie van toelichting deze koppeling versterkt;
constaterende dat deze koppeling de perceptie van nationale autonomie in het bepalen van defensieprioriteiten kan beperken, terwijl de wet primair gericht is op het waarborgen van nationale veiligheidsbehoeften;
overwegende dat het presenteren van de 2%-norm uitsluitend als een nationale norm de wetgevingskwaliteit verbetert door de norm volledig af te stemmen op nationale veiligheidsbehoeften en economische omstandigheden;
verzoekt de regering om, in overleg met de initiatiefnemers, artikel 1, tweede lid, van de Wet financiële defensieverplichtingen en de memorie van toelichting te herzien, zodat de ondergrens van 2% van het bbp uitsluitend wordt gepresenteerd als een nationale norm, gebaseerd op nationale veiligheidsbehoeften en -prioriteiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dessing.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter G (36353).
De heer Dessing (FVD):
Voorzitter. Daarnaast zien wij een meerwaarde in de eindigheid van deze norm. Daarvoor moet de drempel lager zijn dan een eventueel intrekkingsproces na een evaluatie over vijftien jaar. Als toevoeging aan de evaluatiecyclus zien wij daarom graag een horizonbepaling na zes jaar toegevoegd. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het initiatiefvoorstel van de leden Diederik van Dijk, Ellian, Boswijk, Dassen, Olger van Dijk, Paternotte, Eerdmans en Ceder Wet financiële defensieverplichtingen (36353), een wettelijke ondergrens van 2% van het bbp voor defensie-uitgaven vastlegt, alsmede een defensievisie voor vijftien begrotingsjaren en een periodieke strategische monitor regelt;
verzoekt de regering om in overleg met de initiatiefnemers een horizonbepaling op te nemen in de Wet financiële defensieverplichtingen waarmee uiterlijk zes jaar na inwerkingtreding en vervolgens elke zes jaar de wet als geheel wordt geëvalueerd op doeltreffendheid en actualiteit, met bijzondere aandacht voor de juridische structuur, de 2%-norm en de defensievisie, waarbij de minister van Defensie in samenwerking met de minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de evaluatie en het voorleggen van de resultaten aan de Staten-Generaal,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dessing.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter H (36353).
De heer Dessing (FVD):
Voorzitter, ik rond af. Angst is een slechte raadgever. Het gebruiken van angst om deze substantiële verhoging van defensiebudgetten te legitimeren vinden wij totaal ongepast. Zoals John F. Kennedy al zei: "De mensheid maakt een einde aan de oorlog, of oorlog maakt een einde aan de mensheid." Laten we alsjeblieft gaan voor het eerste.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dessing. Dan is het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa namens de ChristenUnie.