Plenair Holterhues bij behandeling Voorjaarsnota 2025



Verslag van de vergadering van 1 juli 2025 (2024/2025 nr. 36)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 10.27 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Holterhues i (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. De fractie van de ChristenUnie complimenteert de minister en de staatssecretaris met de redelijk sluitende Voorjaarsnota. Het tekort op de begroting blijft voorlopig onder de Europese norm, evenals de staatsschuld ten opzichte van het bruto nationaal product. Hoewel het EMU-saldo door de stevige uitgavengroei op de middellange termijn niet voldoet aan de Europese eisen van de preventieve arm, slaagt de begroting in elk geval voorlopig voor alle nationale begrotingsregels.

Voorzitter. Tot zover het compliment van mijn fractie aan de bewindspersonen, want er is ons inziens ook echt wat mis met deze Voorjaarsnota. Daarin staat mijn fractie bepaald niet alleen. Ook de Raad van State is kritisch over de Voorjaarsnota. De raad noemt de Voorjaarsnota onvoldoende onderbouwd en waarschuwt voor het ontbreken van een structurele aanpak van de grote maatschappelijke opgaven. Volgens de raad is het begrotingsbeleid te veel gericht op incidentele uitgaven en ontbreekt een duidelijke prioritering. Mathijs Bouman stelt in Het Financieele Dagblad van 14 juni jongstleden dat de coalitie zich lijkt te verliezen in kortetermijnpolitiek met een begroting die vooral gericht is op electorale cadeautjes in plaats van op structurele hervormingen. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de regering druk is met tientjes en honderdjes, maar nauwelijks met miljarden omdat men daar kennelijk niet uitkomt. Het lijkt alsof de coalitiepartijen de verkiezingen al in het achterhoofd hadden. Men investeert in cadeautjes op de korte termijn. Er is nauwelijks visie op de lange termijn.

De Voorjaarsnota valt des te meer tegen omdat maandenlang bij inhoudelijke vragen aan de verschillende vakministers over het budget dat beschikbaar zou zijn voor hun plannen werd verwezen naar de Voorjaarsnota: "Stil maar, wacht maar. Alles wordt nieuw met de Voorjaarsnota." Mijn fractie had dan ook hooggespannen verwachtingen. Maar wat blijkt? De echte grote onderwerpen, woningbouw, klimaat en stikstof, lijkt het kabinet voor zich uit te schuiven. Het kabinet investeert vooral in koopkracht en andere zaken op de korte termijn en verschuift nu alles naar de Miljoenennota met Prinsjesdag. Is de minister het met deze analyse van de Voorjaarsnota eens? Waarom kiest het kabinet ervoor om meer uitgaven te doen die de korte termijn dienen in plaats van structurele investeringen in de lange termijn? Wat doen deze kortetermijninvesteringen in consumptieve uitgaven voor de inflatie?

Voorzitter. Nederland heeft op de langere termijn echt grote uitdagingen. Door de vergrijzing krimpt de beroepsbevolking. Dit betekent de komende decennia structureel minder inkomsten uit de inkomstenbelasting terwijl de kosten voor een aantal posten flink zullen stijgen. Zo zien we nu al dat de kosten voor de zorg en de AOW een groot gedeelte van het budget op zullen slokken. Daarbij komt het flink hogere budget dat we willen uitgeven aan defensie, de broodnodige investeringen in de infrastructuur, zowel nieuwe als onderhoud van bestaande wegen, bruggen en rails, en de noodzakelijke investeringen om de klimaatdoelen zoals vastgelegd in de wet te bereiken en Nederland ook klaar te maken voor een situatie met een hogere zeespiegel, een lagere bodem en meer ruimte voor de uiterwaarden.

Het CPB waarschuwt in zijn doorrekening van de Voorjaarsnota dat het huidige beleid onvoldoende bijdraagt aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op de langere termijn. Vooral de vergrijzing en de stijgende zorgkosten vragen om structurele hervormingen. Dit vraagt ook naar het oordeel van mijn fractie om investeringen in de lange termijn: investeringen in de kenniseconomie, in innovatie en onderwijs.

De Onderwijsraad pleit in zijn advies van mei 2025 voor een structurele verhoging van het onderwijsbudget, met name voor kansengelijkheid en digitale vaardigheden. Het schrappen in de onderwijskansenregeling staat haaks op deze aanbevelingen. In de schriftelijke ronde zijn hier vragen over gesteld door verschillende partijen. In de beantwoording van de minister geeft hij aan dat hij niet weet hoeveel leerlingen worden getroffen. Ook is er geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van het beëindigen van de onderwijskansenregeling. Kan de minister aangeven waarom gekozen wordt voor het schrappen van deze regeling terwijl het effect ervan niet duidelijk is? Hoe reflecteert de minister op het effect op de middellange termijn van het schappen van de onderwijskansenregeling?

Voorzitter. Mijn fractie acht het verstandig dat Europa en dus ook Nederland investeert in defensie. Gelet op de geopolitieke verhoudingen is het goed als Europa minder afhankelijk wordt van de Verenigde Staten. We kunnen helaas minder vertrouwen op de decennialange trans-Atlantische band. Er is echter meer nodig dan investeren in defensie. Er moet ook geïnvesteerd worden in soft power. Dit zorgt voor stabiliteit in de wereld. Elke euro die in conflictpreventie wordt gestoken, bespaart €100 aan het oplossen van conflicten. Uiteraard is investeren in ontwikkelingssamenwerking goed omdat we iets van onze welvaart kunnen delen met hen die in nood zijn. Daarom heeft mijn collega Huizinga een motie ingediend bij het debat over de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp om de ODA-gelden weer te koppelen aan de groei van het bruto nationaal inkomen. Deze motie is met een ruime meerderheid in deze Kamer aangenomen. De koppeling is teruggekomen in de Voorjaarsnota, maar wel zo zuinig mogelijk.

Allereerst is de koppeling flink versoberd. De 0,7% van het bruto nationaal inkomen, het streefgetal uit de internationale afspraak waar Nederland zich aan heeft gecommitteerd, is definitief losgelaten in de nieuwe formule. Dit is niet waar een groot gedeelte van deze Kamer om heeft gevraagd. De motie vroeg om herstel van de huidige begrotingssystematiek, niet om creatief boekhouden op het ODA-budget. Ook hierover zijn vragen gesteld in de schriftelijke ronde.

Ook vindt er maar een beperkte compensatie plaats voor de periode waarin de koppeling is losgelaten. Door het gat dat inmiddels is ontstaan niet te dichten, zal het ODA-budget structureel beneden peil blijven. En er is geen ruimte om incidentele tegenvallers op te vangen. Daarbij leest mijn fractie dat er slechts gedeeltelijk is gecompenseerd voor inflatie. Dit alles bij elkaar loopt op tot een extra bezuiniging van 2,6 miljard in totaal tot 2029.

Kortom, de impact van ontwikkelingssamenwerking blijft beperkt, terwijl de geopolitieke noodzaak juist toeneemt. Is de minister het met mijn fractie eens dat investeren in ontwikkelingssamenwerking bijdraagt aan een veiligere wereld en dat Nederland zich moet inspanning om aan internationale afspraken die dit bevorderen, te voldoen? Erkent de minister dat het ODA-budget effectief daalt naar rond de 0,45% van het bruto nationaal inkomen? Zo ja, waarom kiest het kabinet voor zo'n smalle interpretatie van de ODA-gelden en het bruto nationaal inkomen, waarbij het internationaal afgesproken streefpercentage van 0,7% definitief wordt losgelaten? Kan de minister uitleggen hoe hij vindt dat hij met deze versoberde koppeling invulling geeft aan een duidelijke oproep uit deze Kamer om de oorspronkelijke koppeling te herstellen? Mijn fractie overweegt een motie in de tweede termijn.

Voorzitter. Zoals te verwachten, wordt bij een Voorjaarsnota die vooral successen op de korte termijn wil incasseren weinig geïnvesteerd in de structurele bereikbaarheid van grote delen van ons land. De geplande bezuiniging van 110 miljoen op het openbaar vervoer in de grote steden blijft overeind staan. Dat kan op den duur leiden tot 20% minder busvervoer, terwijl het openbaar vervoer in Nederland de afgelopen jaren al flink verschraald is. In totaal lopen de bezuinigingen van dit kabinet op het ov in Nederland op tot 335 miljoen per jaar. Met het oog op de langere termijn, wederom, wordt het dan wel heel ingewikkeld om betrouwbaar openbaar vervoer in Nederland te behouden. De recente stakingen bij de NS maakten weer duidelijk hoe cruciaal het openbaar vervoer is voor grote groepen mensen om van a naar b te komen.

Dat vraagt dus echt om structurele investeringen om ons openbaar vervoer overeind te houden. Als we nu niet investeren, volgt de rekening in de toekomst. Hoe toekomstbestending acht de minister de begroting van IenW? Is hij voornemens om in de augustusbesluitvorming meer structurele middelen vrij te maken voor ov en bereikbaarheid? Is bekend wat op langere termijn de economische gevolgen zijn van deze verschraling van het openbaar vervoer en de verminderde mobiliteit die daarvan het gevolg is? Kan de minister toezeggen dat te onderzoeken en de resultaten mee te nemen bij de augustusbesluitvorming?

Ten slotte, voorzitter, wil ik nog kort stilstaan bij de kosten van de asielopvang. In de vorige week verschenen Stand van de uitvoering heeft het COA aangegeven dat met structurele financiering de kosten van de asielopvang fors omlaag kunnen. Dat moet deze minister van Financiën toch aanspreken. Bij het debat over de begroting voor 2025 van het ministerie van Asiel en Migratie heeft deze Kamer een door mijn fractiegenoot Huizinga ingediende motie aangenomen. Daarin wordt de regering verzocht om de structurele financiering van de vaste voorraad van 41.000 opvangplekken te garanderen. De uitvoering van deze motie is door de regering niet bij de Voorjaarsnota betrokken, want daarbij is enkel incidenteel geld vrijgemaakt voor het COA. Kan de minister toelichten welke besparing structurele financiering van het COA met zich mee zou brengen? Kan de minister toezeggen structurele financiering voor de asielketen onderwerp te maken van de augustusbesluitvorming?

Voorzitter, wij zien uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.

De voorzitter:

Maar eerst een interruptie van de heer Schalk. O, nee. Het is de heer Hartog.

De heer Hartog i (Volt):

Ik wilde beginnen met een oproep, want gelijke monniken, gelijke kappen. De ChristenUnie is ook onderdeel van de groep die hoopte de verhoging van de btw op sport, media en cultuur weer terug te draaien en heeft daar ook iets voor teruggekregen in het pakket. Mijn vraag is of de heer Holterhues — die vraag heb ik ook aan anderen gesteld — blij is met de keuze die uiteindelijk is gemaakt in dat hele pakket, om lage en middeninkomens meer te belasten dan hogere inkomens of dat hij, met de Voltfractie, wil meedenken over alternatieve manieren om die btw-verhoging niet door te laten gaan.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Dank voor deze vraag. Ik heb min of meer hetzelfde antwoord als de heer Bovens. Wij zijn ook ongelukkig met die uitwerking. We hebben in de Tweede Kamer onder andere gevraagd of de minister kan onderzoeken of we toe kunnen gaan naar verhoging van het lage btw-tarief, omdat wij uiteindelijk geloven in één btw-tarief. Dat is veel eenvoudiger. Uiteindelijk pleiten wij voor een vereenvoudiging van het belastingstelsel. Die is er niet gekomen. We zijn dus zeker bereid om te kijken of er nog een andere dekking is.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Ballekom van de fractie van de VVD.