Plenair Holterhues bij behandeling Wet collectieve warmte



Verslag van de vergadering van 2 december 2025 (2025/2026 nr. 10)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 10.43 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Holterhues i (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. De totstandkoming van het wetsvoorstel dat we vandaag in dit huis behandelen, kent een lange aanloop. Al in 2020 bracht het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een eerste conceptversie in consultatie. Daarop volgden waardevolle reacties vanuit de samenleving. Mede op basis daarvan is het voorstel ingrijpend herzien. Het resultaat is een omvangrijk wetsvoorstel dat de gehele warmteketen reguleert, van productie en transport tot levering, afname en handel in warmte. Dat is niet zonder reden. Dit wetsvoorstel raakt aan een cruciaal onderdeel van onze energievoorziening en is daarmee onlosmakelijk verbonden met de voortgang van de energietransitie. Naar verwachting zullen de komende jaren zo'n 2,6 miljoen extra huishoudens worden aangesloten op collectieve warmtesystemen. Daarmee wordt dit wetsvoorstel een onmisbaar instrument in het realiseren van onze klimaatdoelen.

Voor de ChristenUnie is duurzaamheid geen technocratisch vraagstuk maar een morele opdracht. Het gaat om de zorg voor de schepping, ons gemeenschappelijk huis, zoals de tienjarige pauselijke encycliek Laudato Si' van paus Franciscus het noemt, om het doorgeven van een leefbare aarde aan toekomstige generaties. De energietransitie is daarin geen doel op zich, maar een noodzakelijke weg om recht te doen aan mens en natuur. Dit wetsvoorstel kan daarbij een belangrijke rol spelen, mits het bijdraagt aan een rechtvaardige, betrouwbare en duurzame warmtevoorziening waarin publieke belangen als betaalbaarheid, leveringszekerheid en duurzaamheid vooropstaan.

Voorzitter. Ik zal mij in mijn bijdrage richten op drie punten: betaalbaarheid voor met name kwetsbare huishoudens, uitvoeringskracht van met name kleine gemeenten, en de noodzaak tot flankerend beleid.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel roept fundamentele vragen op over de positie van burgers binnen warmtekavels. Doordat gemeenten één warmtebedrijf aanwijzen per gebied, verliezen bewoners hun keuzevrijheid en zijn zij overgeleverd aan een monopolistische structuur. Hoewel er niet gekozen is voor een aansluitplicht en gebouweigenaren dus de keuze behouden het aanbod om aangesloten te worden op een warmtenet al dan niet te aanvaarden, blijft het eindperspectief wel dat iedereen tijdig overstapt naar een broeikasvrij alternatief voor fossiele verwarming, al dan niet zijnde een duurzame collectieve warmtevoorziening, zo leest mijn fractie in de memorie van toelichting. De warmtetransitie kan alleen slagen als er voldoende draagvlak bestaat onder de bevolking en de betaalbaarheid van warmte wordt geborgd.

In Nederland zijn we op dit gebied nog lang niet zo ver als bijvoorbeeld koploper Denemarken, waar 70% van de huishoudens is aangesloten op warmtenetten. Daar is de publieke waardering voor collectieve warmte hoog. Men is gewend aan warmtenetten in het dagelijks leven en men geniet inspraak. Bovendien zijn de tarieven voor burgers er uiterst gunstig. In Nederland zijn we nog lang niet op dat niveau, maar dit wetsvoorstel probeert middels publiek eigendom en tariefregulering eenzelfde ontwikkeling in gang te zetten. Toch blijft de vraag of dit voldoende is om de betaalbaarheid en transparantie te waarborgen. Bij de collega's in de Tweede Kamer is hier al veel over gedebatteerd. Door de aangenomen motie van partijgenoot Grinwis, die eist dat de regering ervoor zorgt dat de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte ruim voor de inwerkingtreding van die nieuwe op kosten gebaseerde tariefberekening is geborgd, is betaalbaarheid op de korte termijn geborgd. Maar zorgen blijven bestaan. Wat is de visie van de minister op de betaalbaarheid op de langere termijn, gelet op het huidige monopolie van warmtebedrijven? Wat wordt expliciet geborgd in de tariefregulering?

Warmtenetten zijn qua landelijke kosten vaak het goedkoopst, maar leveren niet meteen voor elke individuele bewoner het laagste tarief op. Daarom heeft de minister aanvullende maatregelen aangekondigd, zoals de prijsgarantie en het waarborgfonds. Wat is, naast het aangekondigde pakket met aanvullende maatregelen, volgens de minister nog nodig om zo veel mogelijk mensen de overstap naar het warmtenet te laten maken?

Voorzitter. Gemeenten vervullen een onmisbare rol in de warmtetransitie. Zij staan het dichtst bij de inwoners en weten wat er lokaal nodig en mogelijk is. Daarom is het terecht dat zij de regie krijgen bij het bepalen welke wijken uiterlijk in 2030 van het aardgas af gaan en welke duurzame alternatieven daarvoor in de plaats komen. Dit wetsvoorstel, in samenhang met de Omgevingswet en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie, biedt gemeenten de wettelijke en praktische handvatten om deze verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk waar te maken. Zo kunnen zij samen met bewoners en lokale partners bouwen aan een toekomstbestendige, rechtvaardige en duurzame warmtevoorziening. Mijn fractie is er, mede gelet op het principe van subsidiariteit, voor om de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk te leggen en dus zo dicht mogelijk bij burgers. Tegelijkertijd roept dit wel de vraag op of gemeenten voldoende kennis en capaciteit in huis hebben om deze complexe taak uit te voeren. De Raad van State noemt dit een reëel knelpunt. De uitvoerbaarheid van de wet staat of valt met de capaciteit van gemeenten. Zonder structurele ondersteuning dreigt vertraging, zo zegt de Raad van State.

In de schriftelijke ronde zijn hier meerdere vragen over gesteld, onder anderen door mijn collega van JA21. Daarbij heeft de minister opgemerkt dat ze wat betreft kleinere gemeenten herkent dat het ingewikkeld kan zijn om toegang te krijgen tot voldoende gespecialiseerde kennis en capaciteit. Met de CDOKE-middelen uit de tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid ondersteunt het Rijk gemeenten en provincies bij het opbouwen van een interne organisatie gericht op het uitvoeren van klimaat- en energietaken voortkomend uit het Klimaatakkoord. Hoe borgt dit kabinet dat er in dezen voldoende CDOKE-middelen zijn? Wat kan de minister in dezen toezeggen? Zijn die middelen zodanig structureel dat die interne organisatie vervolgens ook levensvatbaar is? Is er, los van de financiële middelen, voldoende specialistische kennis voorhanden, gelet op de krappe arbeidsmarkt? Hoe schat de minister dat in?

Ingaande op een antwoord van de minister in de schriftelijke ronde, vraag ik of er initiatieven zijn uit het Rijk zelf om te faciliteren dat gemeenten regionaal hun krachten bundelen om capaciteit en kennis te delen. Of laat de minister dit over aan de gemeenten zelf? In de rondgang die ik zelf langs gemeenten heb gemaakt in voorbereiding op dit debat, hoorde ik onder andere dat veel gemeenten worstelen met het bepalen van de warmtekavels en het borgen van alle belangen. Daar is immers geen helder precedent voor. Hoewel gemeenten zeker ervaring hebben met een publiek meerderheidsbelang, zoals met afvalverwerking, is het uitrollen van een gemeentelijke warmtestrategie een uitdaging die een hoge mate van technische en juridische kennis vereist.

Hebben gemeenten die kennis wel voldoende in huis? Gemeenten gaan een afhankelijkheidsrelatie aan met warmtebedrijven zolang deze nog niet in publieke handen zijn. De combinatie van deze afhankelijkheid, de complexiteit van de wetgeving en het gebrek aan kennis en expertise kan voor ongelukken zorgen. Met name kleine gemeenten zullen hierbij moeten varen op expertise van consultants en/of grote gemeenten. Het versterken van publieke regie is een goed streven, maar zijn gemeenten momenteel wel in staat om die publieke regierol op zich te nemen? Deelt de minister deze zorg van mijn fractie? Hoe kunnen gemeenten ondersteund worden indien zij aangeven niet genoeg kennis en expertise in huis te hebben om tot goede besluitvorming te komen? Welke rol zal Energie Beheer Nederland precies vervullen op het gebied van kennisdeling met gemeenten? Krijgen netbeheerders voldoende middelen om het nieuwe systeem uit te rollen?

Voorzitter. De wet schrijft een publiek meerderheidsbelang in warmtebedrijven voor. Zo wordt het maatschappelijk draagvlak voor de warmtetransitie verhoogd en kan de gemeente het beleid van het warmtebedrijf bepalen, waarmee de warmtetransitie gestroomlijnd met overheidsdoelen verloopt. Deze afweging is een begrijpelijke, maar ook een dure. De minister spreekt over investeringen van circa 40 miljard. Commerciële warmtebedrijven, zoals Eneco en Vattenfall, zullen deels worden uitgekocht. Daar hangt al een prijskaartje aan van 3 tot 5 miljard, naast de 35 miljard om alle investeringen in het publieke domein te kunnen betalen. Daarnaast schrijft de wet de ACM bandbreedtes voor voor het bepalen van de tarieven. Dat is een goede zaak. Het is eerlijk richting inwoners om op deze manier de betaalbaarheid op peil te houden, maar een bijkomend effect is wel dat warmtebedrijven bij hogere kosten en tegenvallers nooit een ingreep in de tarieven kunnen doen om hun kosten binnen de perken te houden. Hoe houd je in de situatie van een publiek meerderheidsbelang de investeringsprikkel die de infrastructuur voor warmtenetten tot ver in de toekomst draaiende moet houden? De Raad van State stelt — ik citeer — dat de financiële consequenties van het voorstel onvoldoende inzichtelijk zijn. Dit belemmert een zorgvuldige afweging. Een vraag aan de minister: klopt dit bedrag van 40 miljard om warmtebedrijven in publieke handen te krijgen? Wat is de impact als er onvoldoende middelen zijn om warmtebedrijven in publieke handen te krijgen? Welke risico's en valkuilen ziet de minister en hoe wordt hierop geanticipeerd? Komt er een helder plan voor financiering, inclusief de rol van het Rijk?

Voorzitter. Wil de warmtetransitie slagen, dan vraagt dat om samenwerking, solidariteit en zorg voor het gemeenschappelijke. Dat lijken ook achterliggende waarden bij dit wetsvoorstel te zijn. De ChristenUnie wil dat deze wet niet alleen een technische regeling is, maar ook een sociaal rechtvaardige stap naar een duurzame toekomst. Sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid gaan immers hand in hand. De warmtetransitie vormt daarin een essentieel onderdeel. Zo maken we meters met onze duurzaamheidsdoelen en verkleinen we onze afhankelijkheid van andere landen. De warmtetransitie kan echter enkel slagen indien warmte voor huishoudens daadwerkelijk een alternatief gaat vormen voor gas, indien gemeenten in staat zijn om deze forse kluif aan wetgeving succesvol uit te voeren en indien er voldoende flankerend beleid komt met bijbehorende middelen. Mijn fractie zou dus graag op het gebied van betaalbaarheid, uitvoerbaarheid en flankerend beleid voldoende garanties zien.

Voorzitter, ik zie uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Holterhues van de ChristenUnie. Dan komen we nu toe aan de volgende spreker, mevrouw Aerdts van D66.