Behandeling Wet collectieve warmte



Verslag van de vergadering van 2 december 2025 (2025/2026 nr. 10)

Aanvang: 10.02 uur

Status: ongecorrigeerd

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) (36576).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (36576), ook wel de Wet collectieve warmte genoemd. Nogmaals heet ik de minister van Klimaat en Groene Groei van harte welkom in de Eerste Kamer. We beginnen met de eerste termijn van de Eerste Kamer. Er is een groot aantal sprekers.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

De eerste spreker is de heer Crone van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid. Aan u het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Uiteraard in het bijzonder welkom aan de minister. Ze doet toch ontzettend haar best om hier goed binnen te komen vandaag, want ze heeft het goed gedaan binnen de marges die er waren in Brazilië. Nederland heeft een eigen initiatief genomen. Ik begin altijd heel positief! Ik heb er nu drie, want ik vond het ook heel mooi dat u de knoop heeft doorgehakt over het Waddengas. Dat is ook echt superbelangrijk. Dat zeg ik niet alleen als een Friesgebonden persoon, maar zeker ook omdat het werelderfgoed is. Ik zal niet klagen over het grootkapitaal, maar zeker niet over u in dit opzicht. Dan ten slotte het Klimaatberaad. Dat was gisteren. Dat vind ik een hele mooie brug naar dit debat, want als iets om een Klimaatberaad vraagt, is het natuurlijk warmtevoorziening in je eigen wijk. Dat zal in mijn verhaal terugkomen, want als iets daarvan een onderdeel is, zijn dat niet alleen de techniek en de kosten van energie, maar ook de vraag of dit een sociaal draagbaar project is. Het komt namelijk letterlijk achter de voordeur. Terecht zijn mensen er zeer alert op hoe dat gaat.

Voorzitter. De wet heeft op zichzelf goede uitgangspunten, maar ik zie hem ook in het bredere perspectief van vier belangrijke wetten, die we hopelijk binnenkort zullen hebben afgerond. We hebben de Energiewet gehad. We hebben de Wgiw, de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie, gehad. We hebben nu deze en dan komt binnenkort ook nog een wet over energie delen. Daar zal ik aan het eind echt een stevige toezegging op vragen. Die samenhang is superbelangrijk, want we staan voor de tweede energierevolutie. We moeten naar een decentrale aanpak van energie en klimaat. Deze wet is goed, maar in de uitvoering zitten een paar dingen die echt onuitvoerbaar zijn, dus daar ga ik een stevige toezegging op vragen. Het is ook onze taak als Eerste Kamer om juist op die uitvoering te letten.

Voorzitter. We kiezen in deze wet voor de omkering van de marktordening, van privaat naar publiek. Dat is nogal wat. Het is mede gedaan onder druk van de voorganger van deze minister, minister Jetten. Ik ben er blij mee dat het zover is gekomen. De achtergrond daarvan is de noodzaak dat we in wijken en dorpen van het aardgas af gaan. Dan kan je kiezen voor full electric, groen gas of warmte. Andere smaken zijn er vooralsnog niet. We weten dat groen gas en full electric in een aantal wijken te duur zijn, nog los van het feit dat we geen netcapaciteit hebben. Daar moeten we dus op warmte overgaan, omdat het maatschappelijk en ook voor de burgers goedkoper is. Ingeschat wordt dat uiteindelijk een derde van de woningen in 10 tot 30 jaar aan een collectief warmtenet zal kunnen meedoen, tegen lagere kosten.

De tweede hoofdkeuze in de wet is dat de regie bij de gemeenten komt. Dat kan worden ingevuld via overheidsbedrijven, gemeentelijke energiebedrijven, die ook overal weer worden opgericht, en zelfs in veel grotere mate dan ik ooit heb durven denken. Het gebeurt nu in heel Nederland en het gebeurt door burgers zelf, in energiegemeenschappen. Er zijn al 700 coöperaties. Er zijn natuurlijk heel veel vve's. Het is heel goed dat zowel overheidsorganen als organisaties van burgers zelf dit gaan doen. We ondersteunen dat dan ook breed. Vooral aan de burgerinitiatieven zou meer steun moeten worden gegeven, want er is nu nog geen gelijk speelveld tussen de private bedrijven, die uiteindelijk worden uitgefaseerd, de gemeentelijke bedrijven, die natuurlijk soms ver afstaan van de gemeenten maar waar wel sprake is van aandeelhouderschap, en aan de andere kant de burgerinitiatieven. Er is geen gelijk speelveld. Je ziet bijvoorbeeld dat EBN, ons staatsbedrijf, heel veel geld krijgt en dat in het NPLW, het nationaal programma voor warmtetransitie, de gemeenten veel geld krijgen, maar er is geen faciliterend kader voor de burgergemeenschappen. Dat is wel een eis, ook van Europa. Maar al zou het geen eis van Europa zijn: dat willen we natuurlijk zelf. Ik wil echt graag een toezegging — collega's zullen daar ook wat over zeggen, denk ik — dat er veel meer steun komt voor burgers die zich samen organiseren, om het goede te doen, maar ook als tegenwicht tegen eventuele monopolies.

Dat is namelijk de kern: dit is ook een proces van democratisering van energie in de wijken. Het is dus heel goed dat gemeenten nu ook de warmteplannen moeten gaan maken. Gemeenten moeten — het is nu een jaar uitgesteld — eind 2027 warmteplannen maken, zodat burgers per wijk weten waar ze aan toe zijn. Dat moet een democratisch proces zijn, een beetje annex de Omgevingswet, vastgelegd in de Wgiw. Daarbij krijgen de gemeenten de regie, maar ook zij moeten zich natuurlijk openstellen voor de discussie met burgers; dat is ook vastgelegd in de Wgiw. Dat moet echt meer ondersteund worden, ook door dit kabinet. Ik verwees niet voor niks naar het Klimaatberaad.

Voorzitter. Dan de betaalbaarheid. Dat is natuurlijk een tweede randvoorwaarde. Je wil betrokken zijn, maar het moet betaalbaar zijn. Het gekke is dat gas- en stroomnetten gesocialiseerd zijn. De kosten worden omgeslagen over alle burgers, gebruikers, en eigenlijk nauwelijks gedifferentieerd. Je betaalt alleen de apparatuur achter de meter. Maar bij warmte moet je alles betalen, van put en leidingenstelsel tot natuurlijk achter de meter. Dat is eigenlijk wel raar, want we vinden dat het een onderdeel moet zijn en zelfs de laagste maatschappelijke kosten moet hebben. Dat socialiseren doen we voor een deel met subsidies, maar er is natuurlijk een spaghetti aan subsidieregelingen. Sommige potjes zijn leeg en op een ander moment weer vol, en andere potjes dan weer niet. Ik zou wel een uur kunnen praten over het tegen elkaar in werken van de verschillende subsidiestelsels, maar de voorzitter staat dat niet toe.

De algemene vraag is: waarom gaan we niet meer van die gasnetwerken socialiseren, zodat we tot één stroom-/gas-/warmtestelsel komen? Zou de minister zich daarvoor willen inzetten en een einde willen maken aan die spaghettiberg? Ik denk dat dat juist van belang is, want dit gaat natuurlijk om langetermijninvesteringen. Je legt een net niet voor 10 jaar aan, maar voor 20 tot 30 jaar. Ik was net complimenteus, maar dit kabinet heeft natuurlijk wel een groot wantrouwen bij de burgers georganiseerd door dat stop-gobeleid: de saldering stopt, het voorschrijven van warmtepompen stopt, elektrische auto's gaan volgend jaar duurder worden. Met dit stop-gobeleid gaat iedereen zeggen: ik doe geen warmtenet, want al ziet het er nu mooi uit, de overheid is niet betrouwbaar. Wat kan de minister hierop antwoorden? Dit is toch ook haar eigen verantwoordelijkheid geweest? Het was de verantwoordelijkheid van het kabinet, maar ook zij heeft al die dingen verdedigd. Zo is de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen, speciaal voor woningcorporaties, voor mensen die het al moeilijk hebben, al lang weer leeg en is die ook vooral weer gebruikt door de grotere bedrijven. Kan de minister toezeggen dat die voorzieningen weer op peil worden gebracht, ook financieel?

Dan het hoofdpunt, de overgang van privaat naar publiek en het toezicht. Het toezicht beweegt niet mee met de overgang van privaat naar publiek. We tuigen nu een systeem op alsof we een privaat monopolie onder zwaar toezicht van de ACM moeten hebben. Dat moet natuurlijk bij een privaat monopolie, want de grote warmtebedrijven zijn niet transparant. Ze willen het liefst hun tarieven vaststellen volgens hun eigen regels, dus hoge kosten en hoge winst. Daar heb ik geen emotie over, want zo werkt de markt, maar daarom kiezen we juist voor een publieke oplossing. Alle bedrijven moeten zich nu aan het niet-meer-dan-andersprincipe houden, niet meer dan gas, maar we weten dat dat systeem uiteindelijk stuk gaat lopen. Het is al moeilijk te controleren met deze bedrijven of het dit niet leidt tot overdreven rendementen. We zien allemaal dat ze enorm veel prijsstijgingen hebben ingeboekt tijdens de oorlogscrisis, die door de oorlog in Oekraïne, terwijl er natuurlijk helemaal geen kostenstijgingen tegenover stonden. Nog steeds zijn de burgers er heel boos over dat zij die tarieven hebben moeten betalen.

Gelukkig gaat die koppeling voor een deel weg, al zal die er voorlopig nog zijn. Dat is terecht, want er ontstaat ook een variëteit aan aardgas. Het is niet meer zo dat iedereen een huis heeft met 1.200 kuub of wat dan ook. Al die huizen met aardgas zijn ook al wisselend. Er zijn er ook met bijvoorbeeld met hybride pompen. We gaan naar een systeem dat gebaseerd gaat worden — daar heeft de Tweede Kamer terecht voor gekozen — op cost-plus. Cost-plus betekent dat je tarief gebaseerd is op de werkelijke kosten met redelijk rendement, waarbij ook geregeld is dat de ACM dat tarief vooraf moet vaststellen. Ze moeten ook vooraf vaststellen dat de beste technologie is gekozen. Dat is nogal wat en dat moet dan ook nog gebeuren op basis van een benchmarking die vooraf beschikbaar moet zijn, waar een kostennorm uit komt.

Dit zijn vier stappen die we zeker moeten doen voor private monopolies, maar moet dat dan ook voor publieke bedrijven? We gaan naar een enorme variëteit van honderden verschillende soorten netwerken: grote en kleine netwerken, hoge en lage temperatuur, hoogbouw en laagbouw, stad en platteland. Er is ook een variëteit aan bronnen, van geothermie en aquathermie tot afvalwarmte, datarestwarmte en noem het maar op. Dat gaan we dan hopelijk ook nog combineren op termijn met energiedelen in de wijk, eigen stroom in de wijk en zelfs met autoaccu's, want over tien jaar hebben we natuurlijk heel veel bidirectionele accu's in de wijk, en buurtbatterijen. Allemaal heel nodig en nuttig om je eigen warmtepompen in de wijk aan te sturen. Het gaat de ACM heel veel capaciteit kosten om dit überhaupt te bekijken. Als je ziet hoeveel variëteit aan netwerken er nu al is en komt, hebben we dadelijk een spreadsheet van 100 vakjes waarin allemaal verschillende netwerken passen. Ik denk alleen dat je per vakje niet eens tien netwerken hebt, dus je kunt niet benchmarken, want benchmarken tussen twee heeft geen zin. Als je een innovatief netwerk hebt, ben je natuurlijk vakje 101, want dat bestaat nog niet. Dan krijg je een zeker straf: mag niet.

Dit is dus een heel dom systeem, om het zo te doen. Het gaat ook heel veel tijd kosten, want de ACM heeft dit nog nooit gedaan. De ACM zegt ook — dat lees ik ook in de stukken — dat fase 2 vier jaar gaat duren en fase 3 zeven tot negen jaar.

De heer Dessing i (FVD):

Dank voor het betoog tot zover, meneer Crone. Ik hoorde hem aankondigen dat hij het zou gaan hebben over de betaalbaarheid. Ik zat dus even te wachten op de conclusie van dat verhaal. Ik ken de heer Crone als iemand die heel duidelijk zijn punt maakt, maar toen het ging over betaalbaarheid, gingen we toch een beetje het bos in met elkaar. Toen ging het over een spaghetti van subsidies en daar stopt het eigenlijk. Hoe schat de heer Crone van GroenLinks-Partij van de Arbeid in dat deze nieuwe warmtewet de betaalbaarheid voor de burgers garandeert? Dat is toch eigenlijk het grootste zorgpunt, los van alle dwalingen en alle complexiteit die er in het verhaal wordt gelegd? We gaan het even weer afpellen: hoe betaalbaar is dit?

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Voor een deel zal ik daar straks nog op terugkomen, maar de kern is natuurlijk — dat heb ik gezegd — dat de burgers zelf het hele systeem moeten betalen, van put en buizenstelsel tot eind. Bij stroom en gas is dat niet zo. Daar is een deel gesocialiseerd. We socialiseren nu in dit systeem — zeker de aanleg is even kostbaar — een deel van de kosten via subsidies, maar ik vraag daar een toezegging op, want het is volstrekt onduidelijk en chaotisch beleid.

Een derde punt is dit: als je het eenmaal hebt aangelegd, wie garandeert dan dat de kosten tussentijds niet gaan oplopen? Er moet dus een soort garantie zijn, zodat mensen weten dat ze daarmee tien of twintig jaar vooruit kunnen. Uit alle berekeningen van het PBL blijkt ook dat de maatschappelijke kosten lager zijn dan wanneer we overal de stroomnetten gigantisch moeten verzwaren. Het gas wordt veel duurder, deels door de CO2-heffing. Voor naar schatting een derde van de huizen — ik denk dat het minder zal worden — is het gewoon de goedkoopste oplossing. Burgers willen dat ook. Ik ken dorpen en wijken waar de inwoners zeggen: wij willen het gewoon, wij hebben een energiecoöperatie en het is goedkoper dan wanneer we afhankelijk zijn van de grote monopolies.

De heer Dessing (FVD):

Met alle respect, maar dan hoor ik de heer Crone toch zeggen dat de gasprijs gaat stijgen en dat het heel erg afhankelijk is van subsidies. Een subsidie is eigenlijk verkapt belastinggeld van burgers. Indirect betalen ze daar dus ook voor. Maar het hangt ook af van voldoende deelname aan de warmtenetten, want anders is het niet rendabel, juist als je vanuit de coöperatieve gedachte praat. Stel dat dat niet gebeurt. Er zit immers geen dwang op. Dan gaan de kosten voor de burger per saldo toch werkelijk de pan uit rijzen? Dat is maatschappelijk toch niet verantwoord?

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Het fundament van warmte zit in wat gratis is: zon, wind, bodem, aquathermie en licht. U weet, een warmtepomp draait van lucht naar warmte. De bron is dus gratis. Het apparaat is vooralsnog duur, al zijn warmtepompen ook steeds goedkoper. Je hebt nu al goedkope warmtepompen die 70 graden warmte uit de lucht halen; gratis lucht. Gebakken lucht bestaat dus wel, verzin ik hier ter plekke.

(Hilariteit)

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Ik ken heel veel mensen die nu een huis hebben met bijvoorbeeld een boiler van 600 liter. Zij hebben een warmtepomp en gebruiken nu nog maar 2.500 kilowattuur per jaar; zo simpel is het. Omdat er een boiler tussen zit. Zonder boiler zouden ze €5.000 betalen. Ik zal geen interruptie uitlokken, maar anders wordt misschien bevestigd door een van de collega's dat ik het goed zeg. Als je het doet, is het dus goed. Maar we moeten het systeem nog opbouwen. Door nieuwe technologie wordt het nog goedkoper. Warmtepompen waren vijf jaar geleden lang zo efficiënt niet. Die technologiesprong moet je maken en die zal per wijk anders zijn. Ik denk dat u een van de eersten wordt die gaan roepen of we het in Heemstede ook kunnen gaan doen.

De voorzitter:

U hoeft niet te reageren.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

We woonden vroeger bij elkaar om de hoek, hè. Ik ben natuurlijk gauw vertrokken.

De heer Dessing (FVD):

Dat is mijn ouderlijk huis, waar ik nu niet meer woon in ieder geval. Maar feit blijft dat ... Er zijn veel vragen aan de minister gesteld, ook over de betaalbaarheid. Daar komt eigenlijk geen goed antwoord op. De onzekerheid voor de burgers is eigenlijk de onzekere factor voor dit hele verhaal. Dat kan toch niet goed zijn, want juist in deze tijden heeft de burger toch niet alleen zekerheid nodig op het gebied van energie en warmte, maar ook qua betaalbaarheid ervan?

De voorzitter:

We hoorden de heer Crone net zeggen dat hij verderop in zijn betoog op die betaalbaarheid ...

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Ik zal hierop antwoorden want dit is een heel punt, zeker voor de achterban van uw partij. Burgers hebben goed door: "Ik heb liever een warmtenet in de wijk, als dat betaalbaar is, want ik wil best meedoen aan het oplossen van de klimaatproblematiek. Ook ben ik dan niet meer afhankelijk van die schommelingen in de gas- en andere prijzen die ik de laatste jaren voortdurend voor mijn kiezen heb gehad." Het voordeel van warmtenetten is dit. In het begin heb je hoge kosten. Dat zijn je kapitaalkosten. Maar die staan dan wel vast voor 30 jaar. De marginale kosten zijn echter nihil. Dat is een van de redenen waarom in die zaaltjes niet alleen mensen met klimaatideeën komen, maar ook andere mensen die zeggen mee te willen doen. Zij willen voor een stabiele stroomvoorziening en warmte niet meer afhankelijk zijn van Poetin en andere vrienden van u.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u doorgaat met uw betoog.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Het is natuurlijk helemaal terecht dat collega's die vragen stellen, voorzitter, dus ga ik daar graag op in.

Voorzitter, die benchmarking. Zo'n factsheet maken met de precieze technologieën en vervolgens aangeven per vakje welk van de tien het meest efficiënt is, wat dan de norm wordt ... Dat gaat ten eerste leiden tot enorme vertraging, want niemand gaat investeren als hij weet dat er over vijf of negen jaar een benchmark komt, waarna hij opeens 10% met zijn tarief omlaag moet. De burgers zeggen dan "fijn", maar de bank zegt dan "dan doe ik niet meer mee". Of het tarief gaat omhoog en dan zegt de bank "nou, dat is mooi, meer opbrengst", maar dan zeggen de burgers "ik doe niet meer mee". Die businesscase is dan niet sluitend. Mijn fundamentele vraag is of het de ACM überhaupt ooit gaat lukken om als kenniscentrum al die technologieën te kennen, uiteraard los van de innovaties. Kan de minister zeggen in welk land men dat zo doet, zo'n top-down technische benadering? Ik snap het wel, want het komt waarschijnlijk uit de energiesector, elektriciteit en gas, want daar zijn we dat gewend. Maar elektriciteit is een veel eenvormiger product. De stroom zelf, de netwerken: dat doen we al tientallen jaren. Daar kun je dus vrij simpel benchmarken. Bovendien zijn er maar drie grote netwerkbedrijven die dat doen. Hier is dus te makkelijk het systeem van de elektriciteitsnetten gekopieerd. Ik voel dus eigenlijk niet zo veel voor dat benchmarksysteem. Ik zie zeker niet dat dat op korte termijn gebeurt. Dan zet het de boel op slot.

Wat bedoelen we eigenlijk precies met een tarief vaststellen? Ik sprak een gemeente. Daar willen ze een 50 gradennetwerk aanleggen in de wijk. Dat is goed voor warmte, maar tapwater moet 60 graden zijn. Dan moeten ze zeggen wat van die 50 graden voor verwarming van tapwater is, want dat mag je niet in het tarief stoppen. Dat moet je apart in rekening brengen, terwijl het allemaal beter en goedkoper is. Als je een 70 gradennet hebt, mag tapwater wel automatisch gratis mee. Het is maar een voorbeeldje. Dit geldt ook voor koeling, die natuurlijk ook steeds belangrijker wordt voor burgers in warme zomers. Er is heel veel onduidelijkheid over welk tarief precies gaat gelden in het toezicht van de ACM. Ook daarvan wil ik graag heel precies weten hoe het zit.

Steeds meer gemeentes zeggen natuurlijk dat ze in het warmtepakket ook meenemen dat we isoleren in huizen, dat we gastoestellen vervangen door elektrische toestellen, dat we het combineren met andere warmtesystemen en elektriciteit. Waar gaat de ACM dan in hemelsnaam de grens trekken? Gaat die dan zeggen: nou, u heeft een fantastisch project bedacht, maar we vinden dat u dit of dat nog extra in rekening moet brengen, want dat valt niet binnen onze wettelijke bevoegdheid? Ik verwijt de ACM niks, maar we moeten geen strakke wettelijke bevoegdheden opleggen waar dat niet terecht is. Dit is dus niet uitvoerbaar en ook niet nodig.

Is dit nu allemaal nodig bij publieke bedrijven? Ja, zegt de minister. In de antwoorden op mijn vragen zegt de minister letterlijk: "Bedrijven willen het liefst onbeperkt alle kosten doorberekenen." Maar we spreken hier over overheidsbedrijven en over energiegemeenschappen. Die willen helemaal niet onbeperkt alle kosten doorberekenen, want ze willen een laag tarief, anders doen burgers niet mee. Bovendien hebben zij een rendementsdoelstelling die veel lager is dan die van private bedrijven. Dat is ook volstrekt logisch, want dat is het verschil tussen de publieke sector en de marktsector: het verschil in tijdhorizon en dus ook in risicobeoordeling en terugverdientijd. Daarom is het ook heel bizar dat we nu een WACC, dus een toegestaan rendement, hebben dat veel hoger is dan gemeentes zelf gewend zijn. De private bedrijven mogen dus een rendement maken van 14% op eigen vermogen. Dat is ongeveer 7% op het totaal. Dat mogen ze gewoon maken. Dat doen gemeentes helemaal nooit. Als gemeentes dat doen, gaat de gemeenteraad ze op de nek zitten, omdat dan de tarieven maar omlaag moeten.

Dus wat ik wil, is een systeem dat omgekeerd werkt. De energiegemeenschap en de gemeente hebben een warmteplan gemaakt. Dat wordt uitgevoerd door het warmtebedrijf. Die stellen het tarief vast op basis van strakke boekhoudnormen over welke regels gelden, het aantal afschrijvingstermijnen en een vaste rendementsvoet. Dan stellen ze een tarief voor, uiteraard na veel overleg met de burgers. Dat wordt goedgekeurd door de gemeenteraad, en wel de gemeenteraad van het gebied waar het over gaat. Dan leggen ze dat voor aan de ACM. De ACM doet dan een procedurele toets. Die zegt: "Jullie hebben je aan de regels gehouden. Jullie zijn transparant en democratisch geweest." Dat moet trouwens ook volgens de Wgiw. Dan zegt de ACM: "Dat tarief keuren we gewoon goed, want jullie hebben natuurlijk gezocht naar de goedkoopste en efficiëntste oplossing, want daar is de garantie van de democratie van de burgers voor."

Dan hebben we die hele benchmarking niet nodig. Nou ben ik daar natuurlijk niet tegen. Er is wel iets heel goed aan. In Zweden en in Denemarken benchmarken ze wel en daardoor kan je op een lijst zien wat een goedkope technologie is. Die kan je pikken als je in een wijk bezig bent. Ze doen het achteraf en risicogestuurd. Natuurlijk is en blijft de ACM altijd een klachtenloket en mag de ACM doorvragen en zeggen: dit ziet er gewoon mooi uit, maar we vinden het wel een beetje een hoog tarief; klopt dit wel? Maar om op grond daarvan nu al te zeggen: we gaan dit als een soort zwaard van Damocles boven al die projecten laten hangen en u krijgt een tariefkorting van 10% … Ik neem aan dat ze niet vaak zullen zeggen "u mag 10% meer vragen" als de gemeente of de burgers het niet eens vragen. Het is dan een zwaard van Damocles boven al die projecten die nooit tot stand gaan komen. Ik hoor nu al mensen zeggen: dit gaat natuurlijk heel lang duren. Intussen kun je soms die pompen al niet eens meer krijgen, want dan zijn er weer nieuwe pompen op de markt en moeten we weer opnieuw beginnen.

Dus het beste toezicht is wat mij betreft dat publieke warmtebedrijven continu zelf met burgers overleggen over hun voorstellen. Het democratisch toezicht zit in de gemeenteraad. Ik heb een klein beetje ervaring in gemeenteraden. Het is nog erger dan in de Tweede Kamer, in de positieve zin van het woord. Je kan geen afvalstoffenheffing, geen ozb-heffing, geen rioolheffing invoeren en geen dubbeltje verhogen zonder dat je daarover een debat in de gemeenteraad hebt gehad. Als jij als wethouder denkt "ik doe het even stiekem" dan komt mijn fractie of de fractie van uw partij of die van een andere partij naar de raad. Dan roepen ze: dit is belachelijk; dit willen we helemaal niet! Het is dus echt bizar om dit zo streng met de ACM nog te sanctioneren.

Desnoods zetten we er nog een cap op en zegt u tegen de warmtebedrijven: u mag niet meer winst maken dan die norm, maar u mag ook geen winst uitkeren, geen dividend; als u te veel winst maakt, moet het terug naar de burgers via herinvesteringen of een lager tarief in het volgende jaar. Dit is allemaal niet zo gek, want in het buitenland doen ze het vaak zo. Niemand heeft in het buitenland bedacht dat je zo'n top-downcontrolesysteem opbouwt.

Voorzitter. Ik zou daarbij zeggen: past dit in de wet of moet ik om een novelle vragen? Dat is de hamvraag voor mij: moet ik om een novelle vragen of kan dit binnen de wet? Ik denk dat het binnen de wet kan. Het is heel ingewikkeld. We hebben fase 1, fase 2 en fase 3. Fase 3 lijkt hier al op, maar die gaat pas over zeven à negen jaar in. Dan is het benchmarksysteem klaar. Dan kan ACM dus zeggen: we weten nu hoe het moet. Kunnen we dat niet eerder doen? Dan moeten we ook zeggen: maak niet die kostennormering zo belangrijk. Bouw rustig die benchmarking op, maar doe daar gewoon een aantal jaar over. Dat kan ook niet anders. Houd iedere twee jaar bij of die benchmark überhaupt wel lukt. Lukt dat wel, die benchmarking? Ik hoorde vertellen — die vraag heb ik ook aan u — dat ACM 50 mensen in dienst moet gaan nemen. Dat gaat ook om energietechnische specialisten die kunnen beoordelen hoe warmtenetten in elkaar zitten. Ik heb gehoord dat ze mensen pas in dienst mogen nemen als wij vóór die wet hebben gestemd. Nou ja, het is dus ondenkbaar dat dat binnen twee of vier jaar klaar is. Ik vraag nu: hoe gaat de ACM dat doen? Bent u het dan niet met me eens dat dit veel te hard gaat, dat dit niet gaat lukken en dat dit de hele warmtetransitie op slot zet? Misschien kunnen we het over een aantal jaren nog eens proberen, maar niet nu. Ik vraag daar een toezegging op. Ik heb met veel collega's gesproken, maar ik ben ook verbaasd over hoeveel steun ik uit het land heb gekregen door alleen al die vragen die ik in september en november ook heb gesteld. Toen heb ik allemaal vergelijkbare dingen gevraagd. Iedereen zei: je hebt gelijk; dit gaat nooit werken.

Nogmaals, iemand die een beetje in de gemeenteraad of in de gemeentewereld heeft rondgelopen, weet dat de democratie de beste controle is. Economen zeggen altijd: democratieën ontstaan omdat burgers willen weten hoe hun geld wordt besteed. Dat is een politicologische school waar ik als econoom natuurlijk bij hoor. Er zijn ook politicologen die het omgekeerde zeggen: burgers wilden eerst pacht van de koning hebben en daarna pas over het geld beschikken.

Voorzitter. Ik heb over het rendement al wat gezegd. Kan de minister daar straks op ingaan? Ik begrijp niet waarom het toegestane rendement in de private sector 14% op het eigen vermogen is. Na belasting is dat 10,59%. Wat is dat voor hoge norm? Waarom mogen die private monopolisten, die we dan weliswaar misschien gaan nationaliseren, zo'n hoog rendement maken? Ik zou het wel weten, want dat hoge rendement betekent dat hun verdienvermogen in de toekomst hoog is en dat wij nu een hoge prijs moeten gaan betalen omdat wij zelf een te hoge rendementsvoet vaststellen. Dit gebeurt terwijl hun risico natuurlijk helemaal niet zo groot is. Ze hebben namelijk gewoon gebonden klanten, letterlijk: aan de kabel en aan de buis.

Voorzitter. Dan de financiering. Onderdeel van de betaalbaarheid is natuurlijk dat je al in het begin een een goedkope financiering hebt. Nou, het voordeel van overheidsbedrijven is dat we überhaupt al goedkoper kunnen lenen. Dat geldt ook voor gemeentes. Maar het moet dan wel goed mogelijk zijn. Er komt een garantieregeling, een waarborgfonds. Het is heel goed dat we een waarborgfonds krijgen. Dat is net zoiets als bij de woningcorporaties. Je weet nooit van tevoren voor wie die warmtenetten gaan tegenvallen. Die krijgen dan compensatie. Iedereen op al die warmtenetten betaalt een kleine premie voor de verzekering. Nu heb ik begrepen dat Financiën meer zekerheden wil. Die wil geen waarborgfonds maar een waarborgregeling. We zien het dan alweer gebeuren: bij de RVO komt een regeling met heel veel vinkjes; een stuk of 80. Heb je ze niet alle 80 goed aangevinkt of ben je een dag te laat? Dan krijg je niks. Zo hoort het ook bij RVO, want RVO is daarvoor. Maar bij een waarborgfonds heb je een soort investeringscommissie. Je zegt dan: u heeft 60 vinkjes goed, bij een aantal zit u ver boven de norm, bij een aantal eronder, maar het pakket is prachtig. Zeker bij al die innovatieve projecten ga je nooit een regeling verzinnen met 80 vinkjes die klopt. Ik hoor dus dat de meeste mensen zeggen — de regeling is nog in ontwikkeling — dat de regeling veel te strak wordt en dat ze er niks aan hebben.

Bovendien moet, denk ik, ook het volgende duidelijk zijn. Dat is een hele concrete vraag. Als gemeentes garanties moeten geven, laten we dan afspreken dat dat gebeurt volgens wat gemeentes gewend zijn. Technisch gesproken heet dat: laten we dezelfde borgstellingsovereenkomst doen als bij een gebruikelijke gemeentegarantie. Dan wordt de financiering namelijk ook inpasbaar in de normale financiële stroom van de gemeentes. Die borgstellingsovereenkomst sluit ook goed aan bij de CRR, de Credit Risk Regulation. Banken letten daar altijd erg op. Ik zie een collega en bankier knikken. Laten we op dit punt nou in ieder geval zo veel mogelijk standaardiseren en aansluiten bij looptijd, rentetarieven en het benodigde eigen vermogen, zoals gemeentes dat al sinds jaar en dag gewend zijn. Wat dat aangaat, is er ook nog een financieringsprobleem voor veel van die projecten en wil ik liever geen RVO-regeling.

Voorzitter. In de wet zit vervolgens ook nog een ondergrens bij het toezicht. Warmtenetten onder de 1.500 woningen krijgen verlicht toezicht. Daar heb ik een dubbele gedachte over. Aan de ene kant snap ik het wel, want je moet in Nederland niet al te veel controleren en bureaucratisch worden waardoor ze allemaal dingen moeten doen. Maar wat zien we nu? Dat zien we terug bij programma's als Kassa en Radar. Dan heb je van die bedrijven als Eteck en Essent die netjes gaan maken van — u raadt het al — 1.499 huizen of die een netje van 1.800 in twee van 800 knippen. Wat doen ze? Ze doen het vaak in nieuwbouw, want anders vinden ze het niet leuk. Ze willen het lekker simpel en goedkoop doen, in nieuwbouw. De burger let niet op, want die denkt: ik ben allang blij dat ik een huis heb. Je hebt dus een appartementencomplex of wooncomplex met een warmtenet en je bent allang blij, dus je betaalt de koopprijs, waarin die kosten verborgen zitten. Daar houdt dus niemand toezicht op. Als het netje er eenmaal ligt, dan zie je die mensen allemaal bij die consumentenprogramma's, want dan moeten ze hoge servicekosten per maand betalen en als er een storing is, komen die bedrijven niet. Het is tenslotte namelijk een klein monopolie geworden in die wijk van 1.500 woningen.

Ik heb hier heel veel discussie over gehad met collega's; collega Van Langen zal er ook wel op ingaan. Aan de ene kant denk je: die grens moet omhoog, want laat veel burgers het zelf doen. ACM zegt iedere keer, ook in die consumentenprogramma's: "Wij kunnen hier niks aan doen, want er is geen specifiek toezicht voor. We hebben alleen het algemeen mededingingstoezicht, dus we mogen alleen ingrijpen als we kunnen aantonen dat er machtsmisbruik is." Dat zijn juridisch altijd heel hoge drempels; dat lukt nooit. Ik zou dus willen vragen om ACM wat minder die benchmarking te laten doen, maar wel wat meer boven op de praktijk in die kleine netwerken te laten zitten. Bent u bereid om daarvoor zo nodig extra bevoegdheden te geven aan ACM? Dat zou een hoop kunnen helpen.

Voorzitter. Ik wil afronden met de tweede energierevolutie. De eerste energierevolutie was dat we gingen van honderd procent nutsbedrijven naar marktwerking. Gelukkig hebben we toen geregeld dat we de netwerken niet verkocht hebben. Daar ben ik nog steeds heel trots op. Netwerken zijn overheidsbedrijven en gaan dus ook heel actief meedoen aan dit proces. Ook is in het amendement van mijn collega Kröger in de Tweede Kamer geregeld dat netwerkbedrijven actief mogen meedoen aan investeringen en kennis delen in de wijken. Dat kunnen natuurlijk broer en zus zijn, of broer en broer of zus en zus, met de warmtebedrijven van de gemeente, dus dan heb je twee publieke bedrijven. Dat is van belang, want de tweede energierevolutie is dat we gaan van marktwerking met drie monopolisten in Nederland … Daar hebben we veel debatten over gehad; het is gewoon een oligopolie. Die marktwerkingskant is gewoon mislukt, want we hebben een oligopolie. Maar nu gaan we van onderop werken, juist door die nieuwe technologieën en de klimaatopgave, waar de hele wet ook over gaat.

Die tweede energierevolutie betekent dat je niet meer kijkt naar warmte alleen, maar dat je ook kijkt: kan ik het verbinden met isolatie? Kan ik ook een verbinding maken tussen de warmtenetten van gezinnen en de warmte die bedrijven overhebben of de warmte die bedrijven nodig hebben, bijvoorbeeld kantoren en uiteraard ook industriële complexen? Ook energie delen gaat een rol spelen. Als iemand stroom overheeft in zijn autoaccu of van zijn zonnepanelen, of als er bedrijven zijn met loodsen die vaak heel veel zonnepanelen hebben, dan moeten die hun stroom kunnen opslaan in de wijk in plaats van die alleen maar te leveren aan de monopolisten. Daardoor krijgen ze meer waarde voor hun stroom en blijft de stroom in de wijk.

Dat is wat ik bedoel met een gebiedsgerichte aanpak. Voordat je een warmtenet kiest, moet je eigenlijk kiezen voor een energieplan in de wijk, dus niet voor een warmteplan in 2027, maar een totaal energieplan. De wethouder van Arnhem zei mij gisteren bijvoorbeeld ook: dat zijn we aan het doen; we gaan niet alleen naar warmte kijken. Je brengt dan in de wijk in beeld: welke energiestromen lopen elke seconde in, door en uit het gebied en welke van die stromen kunnen we beter per seconde op elkaar afstemmen? Als de een stroom overheeft, kan de ander die namelijk gebruiken. Dat geldt voor warmte ook. Waar kunnen burgers en bedrijven elkaar helpen? Dat gebeurt steeds meer. Er stond vanmorgen ook weer een mooi voorbeeld uit Brabant in de krant. Welke buffers kunnen we aanleggen in de buurt? Het draait om buffers, want we weten allemaal dat je duurzame energie uit wind en zon maar ook warmte heel makkelijk kunt bufferen. Ik gaf al het voorbeeld van die boiler van 600 liter in één huis, waarmee je al je stroomverbruik kunt terugbrengen van 5.000 naar 2.500 kilowattuur. Dat gaat ook steeds meer op grote schaal gebeuren. Dat doen bedrijven, maar dat is ook voor gezinnen. In Denemarken heb je gewoon hockeyvelden waaronder één grote boiler van 90 graden zit. Die wordt de hele zomer gevuld, waarna je in de winter al kunt starten met 90 graden warmte. Dat kost dus niks, zeg ik tegen Forum voor Democratie. En er zijn heel veel hockeyvelden in Heemstede, valt me nu opeens op, en in Bloemendaal; die worden weer rijker, maar ja, dat waren ze al.

Buffers aanleggen in de wijk hoort erbij: in batterijen — in auto's en losse batterijen — en in boilers. Daarmee voorkom je congestie en overcapaciteit, en maak je ook duidelijk dat je eigenlijk niet kunt zonder collectieve warmte, want de goedkoopste opslag van energie is in warmte. Dat kun je ook veel langer bewaren dan in batterijen. Een batterij is maar kortdurend. Met warmteboilers kun je onder de grond — warmte- en koudeopslag en andere boilers — zelfs tot een jaar warmte bewaren. Dat is veel goedkoper dan steeds weer nieuw maken. Ook dit moeten technische analyses worden, maar niet alleen: ook dit zijn juist weer sociale en economische gesprekken met burgers en de bedrijven in de wijken om samen een nieuwe energierevolutie tot stand de brengen, de tweede energierevolutie. Ik weet dat revoluties soms langer dan een dag duren, maar ik zie dat dit gewoon gebeurt, of wij het nou willen of niet.

Je moet dan ook, en daarmee sluit ik af, voorzitter, stroom kunnen delen. Je moet de stroom op je dak die je overhebt als kleine of grote gebruiker, of stroom die je overhebt van je autoaccu kunnen delen met een andere afnemer. Dat wetsontwerp komt binnenkort, maar ik heb gezien dat het kabinet kiest voor een statische verdeelsleutel. Ik wil niet technisch worden, maar dat betekent dat je niet op de meter kunt zien hoeveel stroom je deelt, maar dat er een vaste sleutel wordt gebruikt. Je woont in een flat met 50 mensen. Jouw aandeel is dan 2% van de zonnepanelen en je krijgt zelfs stroom teruggeleverd als je op vakantie bent, want 2% is 2%. Dat moet niet. Het moet dynamisch zijn. Je moet pieken en dalen kunnen delen, je moet geactiveerd worden om efficiënt met je stroom om te gaan; inkoop en verkoop. Er zullen platformbedrijven ontstaan en buurtorganisaties die dit allemaal gaan regelen, zodat je altijd je stroom kwijt kunt in de buurtbatterij, ook als je op vakantie bent, waardoor de buurtbatterij weer voor anderen werkt.

Dat is een economisch verdienmodel. Dat is echt de marktwerking. Ik zou deze minister dan ook op haar liberale principes willen aanspreken. Marktwerking is dat de individuele burgers en bedrijven beslissen wat ze doen met hun stroom, niet dat ze het moeten inleveren bij de leverancier en de grote monopolisten weer bepalen wat er met de stroom gebeurt. Ik wil dus graag een toezegging. Ik zag dat ook de Raad van State hierover kritisch is en zegt: wilt u nog eens uitleggen waarom we dat statische model kiezen? De Raad van State kunt u daarvan niet overtuigen, maar u kunt mij ervan overtuigen dat als het dynamische tarieven worden, het dan een basisdeel wordt van het nieuwe geraamte voor de energievoorziening in de nieuwe energierevolutie in de wijken.

Nou voorzitter, ik heb nog tijd over voor de tweede termijn!

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Crone van GroenLinks-Partij voor de Arbeid. Dan zijn we toegekomen aan de inbreng van JA21. Meneer Baumgarten, aan u het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Baumgarten i (JA21):

Voorzitter. Bij dit wetsvoorstel bekruipt ons dezelfde indruk als bij eerdere klimaatwetgeving. Zodra klimaatdoelen op tafel liggen, lijkt de positie van de burger duidelijk ondergeschikt. Dromen worden niet gehinderd door realiteitszin, maar gaan wel ten koste van burger en bedrijfsleven.

Zo is het helaas ook met de Wet collectieve warmte, waarin keuzevrijheid of maatwerk moet wijken voor een zwaar collectief systeem met warmtemonopolies als norm. Met termen als "aansluitrecht" wordt een vriendelijke indruk gewekt, maar in de praktijk is de keuze voor bewoners uiterst beperkt. Warmtekavels, lange aanwijzingsperioden en beperkte alternatieven zorgen ervoor dat bewoners nauwelijks invloed hebben op hun warmtevoorziening. Een dergelijk model is geen recept voor draagvlak. Dit wetsvoorstel hangt namelijk nauw samen met de inmiddels aangenomen Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie, de Wgiw, die het college van B en W in de gemeentes de bevoegdheid geeft om gebieden aan te wijzen die binnen een termijn van acht jaar van gas moeten overgaan op alternatieven.

Dat brengt mij al bij de eerste vraag aan de minister: hoe wordt onder de Wcw de keuzevrijheid van wijkbewoners geborgd wanneer een aangewezen gebied móét overstappen op een alternatief en duurzaam warmtesysteem zoals een warmtenet? Hoe wordt ervoor gezorgd dat bij het aansluiten van woningen op een collectief warmtesysteem niet dezelfde fouten worden gemaakt die we kennen van de huidige stadsverwarmingen? Uit bijvoorbeeld Amsterdam weten we dat de animo voor stadswarmte sterk is teruggelopen wegens de hoge kosten.

Warmtenetten zijn alleen houdbaar wanneer een groot deel van de huishoudens meedoet. Het wetsvoorstel noemt de 60% norm, maar pakt het onderliggende vollooprisico niet wezenlijk aan. Als een wijk die grens niet haalt, worden de vaste kosten simpelweg verdeeld over een kleinere groep. Dat betekent hogere tarieven voor de huishoudens die meedoen. De Raad van State en de ACM hebben bovendien meerdere keren aangegeven dat bestaande warmtenetten regelmatig kampen met lage rendementen en dat nieuwe netten financieel kwetsbaar zijn. De risico's worden daarmee vooral doorgeschoven naar bewoners en publieke budgetten. Publieke partijen krijgen immers het meerderheidsbelang. Dat is geen robuust financieringsmodel en het is in dat licht zelfs omineus dat grote energiebedrijven, waaronder Eneco en Vattenfall, niet willen investeren in warmtenetten en ze bij voorkeur zelfs van de hand willen doen. Wat is volgens de minister de reden dat grote energieleveranciers geen heil zien in de aanleg en exploitatie van warmtenetten?

In de beantwoording van onze vragen lezen we in ieder geval dat er in drie fases wordt toegewerkt naar kostengebaseerde maximale tarieven. Dat klinkt vanuit het belang van de consument tot op zekere hoogte sympathiek, maar is het maximeren van tarieven niet juist de dood in de pot voor een gezonde exploitatie van warmtenetten en het investeren hierin? Immers, warmtenetexploitanten worden geacht niet of nauwelijks winst te maken. Ik verneem bijzonder graag hoe de minister dit recht weet te praten.

Daar komt de eerder aangehaalde impliciete aansluitingsplicht nog eens bij. Formeel blijft aansluiten vrijwillig, maar in de praktijk ontstaat er bij lage deelname een enorme druk op achterblijvers. Gemeenten, woningcorporaties, verenigingen van eigenaren en buurtgroepen hebben immers allemaal belang bij voldoende deelname om het net betaalbaar te houden. Bij woningcorporaties speelt ook nog de eis dat 70% van de huurders akkoord moet gaan voordat er überhaupt kan worden aangesloten. Dat zet bewoners al snel in de positie waarin vrijwillig vooral theoretisch is en sociale of andere druk meer dan denkbeeldig wordt.

Voorzitter. Dat brengt mij tot de volgende vervolgvragen. Wat voor knelpunten ontstaan er voor zowel burgers als gemeenten wanneer in bepaalde wijken minder dan 60% van de huishoudens aansluit op het warmtenet? Is het aannemelijk dat een gemeente in het geval van een inwilligingspercentage van minder dan 60% daadwerkelijk zal besluiten om geen warmtenet aan te sluiten in deze wijken? Hoe wordt geborgd dat bewoners en huurders van woningcorporaties bijvoorbeeld niet onder druk komen te staan om aan te sluiten op een warmtenet?

Het verplichte publieke meerderheidsbelang verdient eveneens aandacht. Volgens het wetsvoorstel moet ten minste 51% van ieder warmtebedrijf in publieke handen zijn. Afgezien van enkele juridische bezwaren — ik noem eens wat: een verplicht meerderheidsbelang is alleen toegestaan wanneer die maatregel non-discriminatoir en absoluut noodzakelijk is — hebben wij grote moeite met deze etatistische politiek. Onze uitgangspunten, die van JA21 dus, zijn helder: het individu gaat voor de staat, de gemeenschap gaat voor de staat, de markt gaat voor de staat. Alleen op die manier kunnen burgers in vrijheid en welvaart leven.

Een verplicht publiek meerderheidsbelang vertrekt vanuit de aanname dat de staat louter door zijn publieke karakter een betere allocatie van middelen en risico's zou realiseren dan vrijemarktwerking of collectieve zelforganisatie. Dat is een discutabele aanname. Publieke meerderheidsbelangen hebben de neiging om investeringsbeslissingen te politiseren, om inefficiënties te stapelen en om een schijnzekerheid te creëren. Als het misgaat, betaalt de belastingbetaler toch wel. Het klassieke probleem van moral hazard is daarmee ingebouwd. Bovendien — ik grijp terug op een eerdere passage in deze toelichting — als bedrijven geacht worden wel te investeren, maar een minderheidsbelang in het vooruitzicht gesteld krijgen, kan iedere ziel bedenken dat dit bedrijf afhaakt. Immers, opdraaien voor kosten terwijl er geknabbeld wordt aan rendement en zeggenschap brengt geen ondernemer in de benen.

Daar komt bij dat het instellen van publieke warmtebedrijven bestuurlijk en organisatorisch zeer complex is, vooral in kleinere gemeenten. Het is bovendien al mogelijk voor gemeenten om gezamenlijk een regionaal warmtebedrijf op te richten, maar met de inwerkingtreding van de Wcw zal ook een regionaal warmtebedrijf moeten voldoen aan het publieke meerderheidsbelang. Daarmee ontstaat een constructie waarin meerdere colleges van B en W en mogelijk Gedeputeerde Staten gezamenlijk aandeelhouder worden en het warmtebedrijf gezamenlijk gaan besturen.

Daarom heb ik nog twee aanvullende vragen aan de minister. Hoe wordt binnen een regionaal warmtebedrijf geborgd dat grotere gemeenten niet een grotere zeggenschap krijgen dan kleinere gemeenten, die minder ambtelijke capaciteit en een kleinere slagkracht hebben, en dat ten gevolge hiervan een scheve verhouding ontstaat in de inspraak en uitvoering van deze warmtepolitiek? Welke mogelijkheden hebben lokale gemeenteraden of resteren er voor hen om hun controlerende taak goed te blijven vervullen wanneer besluiten over een regionaal warmtebedrijf worden genomen door colleges van B en W die gezamenlijk en namens meerdere gemeenten als aandeelhouder optreden? Voor mijn fractie is niet duidelijk waarom een verplicht publiek meerderheidsbelang noodzakelijk is en hoe wordt geborgd dat de publieke sturing die hiermee wordt beoogd daadwerkelijk effectief, uitvoerbaar en controleerbaar blijft. We raken hier aan de kerntoetselementen van dit huis.

Voorzitter, ik rond af. Onze fractie ziet in het wetsvoorstel veel beloften, maar ook uitzonderlijk veel knelpunten. Vrijheid neemt af, risico's worden groter en de nadruk verschuift van draagvlak naar systeemdruk. We hebben daar grote problemen mee. Desondanks zie ik uit naar de antwoorden van de regering.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Baumgarten. Dan komen we nu aan bij de heer Holterhues van de fractie van de ChristenUnie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Holterhues i (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. De totstandkoming van het wetsvoorstel dat we vandaag in dit huis behandelen, kent een lange aanloop. Al in 2020 bracht het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een eerste conceptversie in consultatie. Daarop volgden waardevolle reacties vanuit de samenleving. Mede op basis daarvan is het voorstel ingrijpend herzien. Het resultaat is een omvangrijk wetsvoorstel dat de gehele warmteketen reguleert, van productie en transport tot levering, afname en handel in warmte. Dat is niet zonder reden. Dit wetsvoorstel raakt aan een cruciaal onderdeel van onze energievoorziening en is daarmee onlosmakelijk verbonden met de voortgang van de energietransitie. Naar verwachting zullen de komende jaren zo'n 2,6 miljoen extra huishoudens worden aangesloten op collectieve warmtesystemen. Daarmee wordt dit wetsvoorstel een onmisbaar instrument in het realiseren van onze klimaatdoelen.

Voor de ChristenUnie is duurzaamheid geen technocratisch vraagstuk maar een morele opdracht. Het gaat om de zorg voor de schepping, ons gemeenschappelijk huis, zoals de tienjarige pauselijke encycliek Laudato Si' van paus Franciscus het noemt, om het doorgeven van een leefbare aarde aan toekomstige generaties. De energietransitie is daarin geen doel op zich, maar een noodzakelijke weg om recht te doen aan mens en natuur. Dit wetsvoorstel kan daarbij een belangrijke rol spelen, mits het bijdraagt aan een rechtvaardige, betrouwbare en duurzame warmtevoorziening waarin publieke belangen als betaalbaarheid, leveringszekerheid en duurzaamheid vooropstaan.

Voorzitter. Ik zal mij in mijn bijdrage richten op drie punten: betaalbaarheid voor met name kwetsbare huishoudens, uitvoeringskracht van met name kleine gemeenten, en de noodzaak tot flankerend beleid.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel roept fundamentele vragen op over de positie van burgers binnen warmtekavels. Doordat gemeenten één warmtebedrijf aanwijzen per gebied, verliezen bewoners hun keuzevrijheid en zijn zij overgeleverd aan een monopolistische structuur. Hoewel er niet gekozen is voor een aansluitplicht en gebouweigenaren dus de keuze behouden het aanbod om aangesloten te worden op een warmtenet al dan niet te aanvaarden, blijft het eindperspectief wel dat iedereen tijdig overstapt naar een broeikasvrij alternatief voor fossiele verwarming, al dan niet zijnde een duurzame collectieve warmtevoorziening, zo leest mijn fractie in de memorie van toelichting. De warmtetransitie kan alleen slagen als er voldoende draagvlak bestaat onder de bevolking en de betaalbaarheid van warmte wordt geborgd.

In Nederland zijn we op dit gebied nog lang niet zo ver als bijvoorbeeld koploper Denemarken, waar 70% van de huishoudens is aangesloten op warmtenetten. Daar is de publieke waardering voor collectieve warmte hoog. Men is gewend aan warmtenetten in het dagelijks leven en men geniet inspraak. Bovendien zijn de tarieven voor burgers er uiterst gunstig. In Nederland zijn we nog lang niet op dat niveau, maar dit wetsvoorstel probeert middels publiek eigendom en tariefregulering eenzelfde ontwikkeling in gang te zetten. Toch blijft de vraag of dit voldoende is om de betaalbaarheid en transparantie te waarborgen. Bij de collega's in de Tweede Kamer is hier al veel over gedebatteerd. Door de aangenomen motie van partijgenoot Grinwis, die eist dat de regering ervoor zorgt dat de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte ruim voor de inwerkingtreding van die nieuwe op kosten gebaseerde tariefberekening is geborgd, is betaalbaarheid op de korte termijn geborgd. Maar zorgen blijven bestaan. Wat is de visie van de minister op de betaalbaarheid op de langere termijn, gelet op het huidige monopolie van warmtebedrijven? Wat wordt expliciet geborgd in de tariefregulering?

Warmtenetten zijn qua landelijke kosten vaak het goedkoopst, maar leveren niet meteen voor elke individuele bewoner het laagste tarief op. Daarom heeft de minister aanvullende maatregelen aangekondigd, zoals de prijsgarantie en het waarborgfonds. Wat is, naast het aangekondigde pakket met aanvullende maatregelen, volgens de minister nog nodig om zo veel mogelijk mensen de overstap naar het warmtenet te laten maken?

Voorzitter. Gemeenten vervullen een onmisbare rol in de warmtetransitie. Zij staan het dichtst bij de inwoners en weten wat er lokaal nodig en mogelijk is. Daarom is het terecht dat zij de regie krijgen bij het bepalen welke wijken uiterlijk in 2030 van het aardgas af gaan en welke duurzame alternatieven daarvoor in de plaats komen. Dit wetsvoorstel, in samenhang met de Omgevingswet en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie, biedt gemeenten de wettelijke en praktische handvatten om deze verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk waar te maken. Zo kunnen zij samen met bewoners en lokale partners bouwen aan een toekomstbestendige, rechtvaardige en duurzame warmtevoorziening. Mijn fractie is er, mede gelet op het principe van subsidiariteit, voor om de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk te leggen en dus zo dicht mogelijk bij burgers. Tegelijkertijd roept dit wel de vraag op of gemeenten voldoende kennis en capaciteit in huis hebben om deze complexe taak uit te voeren. De Raad van State noemt dit een reëel knelpunt. De uitvoerbaarheid van de wet staat of valt met de capaciteit van gemeenten. Zonder structurele ondersteuning dreigt vertraging, zo zegt de Raad van State.

In de schriftelijke ronde zijn hier meerdere vragen over gesteld, onder anderen door mijn collega van JA21. Daarbij heeft de minister opgemerkt dat ze wat betreft kleinere gemeenten herkent dat het ingewikkeld kan zijn om toegang te krijgen tot voldoende gespecialiseerde kennis en capaciteit. Met de CDOKE-middelen uit de tijdelijke regeling capaciteit decentrale overheden voor klimaat- en energiebeleid ondersteunt het Rijk gemeenten en provincies bij het opbouwen van een interne organisatie gericht op het uitvoeren van klimaat- en energietaken voortkomend uit het Klimaatakkoord. Hoe borgt dit kabinet dat er in dezen voldoende CDOKE-middelen zijn? Wat kan de minister in dezen toezeggen? Zijn die middelen zodanig structureel dat die interne organisatie vervolgens ook levensvatbaar is? Is er, los van de financiële middelen, voldoende specialistische kennis voorhanden, gelet op de krappe arbeidsmarkt? Hoe schat de minister dat in?

Ingaande op een antwoord van de minister in de schriftelijke ronde, vraag ik of er initiatieven zijn uit het Rijk zelf om te faciliteren dat gemeenten regionaal hun krachten bundelen om capaciteit en kennis te delen. Of laat de minister dit over aan de gemeenten zelf? In de rondgang die ik zelf langs gemeenten heb gemaakt in voorbereiding op dit debat, hoorde ik onder andere dat veel gemeenten worstelen met het bepalen van de warmtekavels en het borgen van alle belangen. Daar is immers geen helder precedent voor. Hoewel gemeenten zeker ervaring hebben met een publiek meerderheidsbelang, zoals met afvalverwerking, is het uitrollen van een gemeentelijke warmtestrategie een uitdaging die een hoge mate van technische en juridische kennis vereist.

Hebben gemeenten die kennis wel voldoende in huis? Gemeenten gaan een afhankelijkheidsrelatie aan met warmtebedrijven zolang deze nog niet in publieke handen zijn. De combinatie van deze afhankelijkheid, de complexiteit van de wetgeving en het gebrek aan kennis en expertise kan voor ongelukken zorgen. Met name kleine gemeenten zullen hierbij moeten varen op expertise van consultants en/of grote gemeenten. Het versterken van publieke regie is een goed streven, maar zijn gemeenten momenteel wel in staat om die publieke regierol op zich te nemen? Deelt de minister deze zorg van mijn fractie? Hoe kunnen gemeenten ondersteund worden indien zij aangeven niet genoeg kennis en expertise in huis te hebben om tot goede besluitvorming te komen? Welke rol zal Energie Beheer Nederland precies vervullen op het gebied van kennisdeling met gemeenten? Krijgen netbeheerders voldoende middelen om het nieuwe systeem uit te rollen?

Voorzitter. De wet schrijft een publiek meerderheidsbelang in warmtebedrijven voor. Zo wordt het maatschappelijk draagvlak voor de warmtetransitie verhoogd en kan de gemeente het beleid van het warmtebedrijf bepalen, waarmee de warmtetransitie gestroomlijnd met overheidsdoelen verloopt. Deze afweging is een begrijpelijke, maar ook een dure. De minister spreekt over investeringen van circa 40 miljard. Commerciële warmtebedrijven, zoals Eneco en Vattenfall, zullen deels worden uitgekocht. Daar hangt al een prijskaartje aan van 3 tot 5 miljard, naast de 35 miljard om alle investeringen in het publieke domein te kunnen betalen. Daarnaast schrijft de wet de ACM bandbreedtes voor voor het bepalen van de tarieven. Dat is een goede zaak. Het is eerlijk richting inwoners om op deze manier de betaalbaarheid op peil te houden, maar een bijkomend effect is wel dat warmtebedrijven bij hogere kosten en tegenvallers nooit een ingreep in de tarieven kunnen doen om hun kosten binnen de perken te houden. Hoe houd je in de situatie van een publiek meerderheidsbelang de investeringsprikkel die de infrastructuur voor warmtenetten tot ver in de toekomst draaiende moet houden? De Raad van State stelt — ik citeer — dat de financiële consequenties van het voorstel onvoldoende inzichtelijk zijn. Dit belemmert een zorgvuldige afweging. Een vraag aan de minister: klopt dit bedrag van 40 miljard om warmtebedrijven in publieke handen te krijgen? Wat is de impact als er onvoldoende middelen zijn om warmtebedrijven in publieke handen te krijgen? Welke risico's en valkuilen ziet de minister en hoe wordt hierop geanticipeerd? Komt er een helder plan voor financiering, inclusief de rol van het Rijk?

Voorzitter. Wil de warmtetransitie slagen, dan vraagt dat om samenwerking, solidariteit en zorg voor het gemeenschappelijke. Dat lijken ook achterliggende waarden bij dit wetsvoorstel te zijn. De ChristenUnie wil dat deze wet niet alleen een technische regeling is, maar ook een sociaal rechtvaardige stap naar een duurzame toekomst. Sociale rechtvaardigheid en duurzaamheid gaan immers hand in hand. De warmtetransitie vormt daarin een essentieel onderdeel. Zo maken we meters met onze duurzaamheidsdoelen en verkleinen we onze afhankelijkheid van andere landen. De warmtetransitie kan echter enkel slagen indien warmte voor huishoudens daadwerkelijk een alternatief gaat vormen voor gas, indien gemeenten in staat zijn om deze forse kluif aan wetgeving succesvol uit te voeren en indien er voldoende flankerend beleid komt met bijbehorende middelen. Mijn fractie zou dus graag op het gebied van betaalbaarheid, uitvoerbaarheid en flankerend beleid voldoende garanties zien.

Voorzitter, ik zie uit naar de beantwoording van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Holterhues van de ChristenUnie. Dan komen we nu toe aan de volgende spreker, mevrouw Aerdts van D66.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Aerdts i (D66):

Voorzitter. We spreken vandaag over een wetsvoorstel dat, als het goed wordt uitgevoerd, de komende decennia de manier zal bepalen waarop miljoenen Nederlanders hun huizen verwarmen. Het is een onderwerp dat misschien technisch aandoet, maar dat direct raakt aan iets heel basaals, namelijk vertrouwen op een behaaglijk betaalbaar en warm huis, en aan de vraag of wij er als samenleving in slagen de energietransitie eerlijk en voortvarend vorm te geven. Het gaat over keuzes die ver reiken. Hoe verdelen we de verantwoordelijkheden tussen overheid en markt? Hoe zorgen we dat burgers begrijpen wat hun te wachten staat? Hoe voorkomen we dat de ene gemeente of wijk voor langere tijd achterblijft? De Wet collectieve warmte kan hierin een belangrijke nieuwe stap zijn, maar zoals bij veel grote veranderingen is de vraag niet alleen wat we willen bereiken, maar vooral ook hoe we dat doen en hoe we de mensen voor wie we het doen, onderweg niet te veel uit het oog verliezen. Mijn fractie heeft dan ook een aantal zorgen. Ik sluit me aan bij de heer Holterhues van de ChristenUnie, maar ik zou daarbij graag nog het draagvlak voor de warmtetransitie expliciet willen benoemen.

Voorzitter. Als we kijken naar de uitvoerbaarheid en de rol van de gemeenten, zien we dat de regierol die gemeenten krijgen heel groot is. Ze moeten plannen maken, keuzes afstemmen met marktpartijen, toezien op leveringszekerheid en het vertrouwen van de burgers vergroten. Dat is een flinke opgave. Juist hier zien we risico's. De uitvoeringscapaciteit verschilt aanzienlijk tussen de gemeenten; dat kwam al een aantal keer naar voren. Waar grote gemeenten mogelijk meer capaciteit kunnen inzetten, hebben kleinere gemeenten vaak beperktere capaciteit; dat wordt door het Rijk ook expliciet erkend. Gemeenten zelf dringen aan op snelle invoering van de wet, maar erkennen ook de kwetsbaarheid. Zonder structurele ondersteuning dreigt een ongelijke voortgang van de transitie. De financiering van extra gemeentelijke uitvoeringskosten loopt nu tot 2030, terwijl de overgangsperiode van de wet kan doorlopen tot 2040-2056. Dit creëert een mismatch tussen ambitie en uitvoering. Er zijn vragen van de BBB over de invoeringstoets. Na een jaar zou te kort zijn, maar kan de minister aangeven hoe zij ervoor gaat zorgen dat ze tussentijds kan bezien hoe het staat met die gemeentelijke uitvoeringskosten en hoe de uitvoering door de gemeenten verloopt? Het lijkt mijn fractie aan de late kant om dit pas bij de evaluatie na zeven jaar te doen. Vandaar ook de vraag: hoe voorkomt het kabinet dat verschillen in uitvoeringscapaciteit leiden tot ongelijke kansen voor bewoners? Welke structurele ondersteuning wordt geboden aan gemeenten, zodat ook kleinere of minder goed toegeruste gemeenten hun regierol kunnen vervullen?

Een ander belangrijk punt is de ingroeiperiode voor private warmtebedrijven. Door het aangenomen amendement-Erkens is de termijn uitgebreid tot tien jaar. Wij zien daarin een risico dat deze lange ingroeiperiode het speelveld voor publieke partijen beperkt, wat onzekerheid kan veroorzaken bij gemeenten en marktpartijen, en investeringen kan vertragen. Warmtebedrijven zelf geven aan dat hun investeringsbereidheid afneemt door onzekerheid over tariefregulering en bescherming van minderheidsaandeelhouders. We hebben hierover al een aantal vragen gesteld, maar ontvangen graag toch een reactie van de minister.

Voorzitter. Als we kijken naar de betaalbaarheid, de rol van de ACM en het vereveningsfonds, dan zien we dat de betaalbaarheid natuurlijk cruciaal is. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat warmte uit collectieve systemen niet alleen duurzaam is, maar ook betaalbaar blijft. Mijn fractie is blij dat de prijsgarantie in de wet is opgenomen. Het vereveningsfonds zou effectief moeten werken om grote verschillen tussen kavels en huishoudens te voorkomen, maar mag ook niet de prikkel voor het efficiënter inrichten van de warmtenetten wegnemen.

Daarnaast rust er een zware taak op de ACM. De ACM moet toezicht houden, een nieuwe kostenmethodiek ontwikkelen en tarieven beoordelen, en moet daarnaast bekwaamheidstoetsen uitvoeren, de leveringszekerheid monitoren en jaarlijks ingrijpen waar nodig. De regering erkent dat dit alles arbeidsintensiever is dan de huidige toezichtstaken en dat extra middelen nodig zijn. De heer Crone van GroenLinks-PvdA sprak hier ook uitgebreid over. De vraag is dan ook of de ACM beschikt over voldoende expertise en capaciteit hiervoor. Wij delen de zorgen die de heer Crone noemde. Tegelijkertijd moet transparantie worden gewaarborgd, zodat burgers begrijpen waarom tarieven kunnen verschillen en welke keuzes daarachter liggen. Mijn fractie vraagt dan ook hoe geborgd wordt dat het vereveningsfonds solidariteit bevordert én prikkels voor efficiëntie in stand houdt. Hoe verzekert het kabinet dat de ACM over voldoende capaciteit beschikt en dat methodes transparant en begrijpelijk zijn?

Voorzitter. Dan flankerend beleid. De wet op zichzelf is niet voldoende. De heer Holterhues sprak er ook al uitgebreid over. Voor een succesvolle warmtetransitie is samenhangend flankerend beleid nodig. De huidige versnippering van regelingen en subsidies maakt het voor gemeenten en warmtebedrijven complex om investeringen te plannen en uit te voeren. De regering erkent deze versnippering en de problemen die deze veroorzaakt, maar concrete harmonisatie is nog in onderzoek. De Algemene Rekenkamer is kritisch over deze versnippering en de tegenstrijdige tijdstructuur van subsidies. Wij vragen daarom aan de minister of zij bereid is om de subsidies tegen het licht te houden, waar mogelijk te harmoniseren of samen te voegen en daarmee ook de regeldruk te verlagen.

Ook de rol van netbeheerders verdient aandacht. Het groepsverbod beperkt hun deelname aan warmtebedrijven, terwijl ze juist technische ondersteuning en diensten kunnen leveren. Het is goed dat er amendementen zijn ingediend om deze samenwerking mogelijk te maken, maar mijn fractie wil graag van de minister weten hoe zij dit praktisch faciliteert. Bovendien verdient systeemintegratie van warmte, kou en elektriciteit meer aandacht en is lokale afstemming essentieel voor een efficiënt en betrouwbaar systeem. Kan de minister hier nog wat dieper op ingaan?

Uiteindelijk draait het natuurlijk om een van de kernvragen: hebben burgers, bedrijven en gemeenten vertrouwen in deze transitie? Ze moeten erop kunnen rekenen dat hun warmtekosten beheersbaar blijven, dat de overheid de regie stevig in handen heeft en dat zij zelf duidelijk zicht hebben op wat de keuzes voor hen betekenen. Zonder deze zekerheid zullen mensen terughoudend zijn om deel te nemen en worden investeringen minder aantrekkelijk. We zien nu al in onderzoeken dat het draagvlak lijkt af te nemen. Gemeenten moeten weten dat zij de middelen, kennis en tijd hebben om hun regierol daadwerkelijk te vervullen. Marktpartijen moeten een stabiel speelveld ervaren waar investeringen lonend en uitvoerbaar zijn. Daarom is het van belang dat het kabinet structureel monitort of het vertrouwen behouden blijft en tijdig bijstuurt wanneer het vertrouwen dreigt af te nemen. Welke indicatoren hanteert het kabinet om te meten? Hoe en wanneer grijpt de overheid in als blijkt dat de uitvoering niet verloopt zoals beoogd?

Uit onderzoek blijkt dat burgers overwegend positief staan tegenover duurzame warmte, maar wantrouwend zijn wat betreft betaalbaarheid, eerlijkheid, zekerheid op lange termijn en transparantie. Publiek eigendom en keuzevrijheid zijn cruciaal voor legitimiteit. Daarnaast laten analyses zien dat wanneer te veel mensen tussentijds een warmtepomp installeren, de businesscase voor collectieve warmte in gevaar komt. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Ervaring leert dat een duidelijke langetermijnplanning, een tariefstructuur gebaseerd op werkelijke kosten en een sterke gemeentelijke regie essentieel zijn voor stabiliteit en vertrouwen. Internationale voorbeelden laten zien dat dit werkt. De ChristenUnie sprak al over de situatie in Denemarken, waar regels bestaan die gemeenten de bevoegdheid geven om warmtegebieden af te bakenen, de tariefstelling te reguleren en leveranciers te verplichten transparante informatie te geven aan toezichthouders. Dit creëert stabiliteit, duidelijkheid en vertrouwen bij burgers en investeerders. Dergelijke elementen kunnen ons helpen om de Nederlandse warmtetransitie succesvol, rechtvaardig en toekomstbestendig vorm te geven.

Voorzitter. De Wet collectieve warmte kan een stevige basis leggen voor de toekomst waarin de warmtevoorziening duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar is. Maar het succes staat of valt met de uitvoerbaarheid. De capaciteit van gemeenten en toezichthouders, de betaalbaarheid en het vertrouwen van burgers moeten voldoende gewaarborgd zijn. Mijn fractie steunt de richting van de wet en de publieke regie, maar vraagt de minister nadrukkelijk om duidelijke garanties en heldere randvoorwaarden. Alleen dan kunnen we ervoor zorgen dat de warmtetransitie niet slechts op papier ambitieus blijft, maar daadwerkelijk werkt voor alle huishoudens en gemeenten, vandaag en in de decennia hierna.

Dank u wel.

De heer Dessing i (FVD):

Aan het einde van haar betoog hoorde ik mevrouw Aerdts praten over de bezorgdheid die burgers hebben over de betaalbaarheid. Deelt zij die bezorgdheid van de burger? Hoe kijkt D66 aan tegen de betaalbaarheid van deze wet? D66 vraagt wel om toelichting van de minister, en de minister heeft er in de beantwoording eigenlijk geen antwoord op kunnen geven, maar hoe schat D66 het in? Hoe maatschappelijk verantwoord, hoe betaalbaar is deze wet straks voor de burger?

Mevrouw Aerdts (D66):

Ik denk dat we heel duidelijk kunnen aansluiten bij de heer Crone. Hij heeft dat duidelijk uitgelegd. Wij maken ons daar zorgen over. Uiteindelijk, op de lange termijn … De heer Crone zei het mooi: lucht, zon en wind zijn gratis. Maar er zijn wel degelijk investeringen nodig, vandaar ook onze vraag aan de minister hoe zij de betaalbaarheid voor burgers waarborgt, ook op de korte termijn.

De heer Dessing (FVD):

Maar dan toch even over die investeringen. Hoe schat D66 de betaalbaarheid in van met name die gigantische startinvesteringen? Zonder subsidie, wat ook belastinggeld van burgers is, is het niet te doen. We praten over miljarden.

Mevrouw Aerdts (D66):

Vandaar dat wij ook vragen stellen over die subsidies als het gaat om de investeringen die nu gedaan moeten worden. Het gaat inderdaad om belastinggeld. Daarom ben ik ook blij dat dit wordt ingezet voor zo'n brede energietransitie waar wijzelf maar ook toekomstige generaties belang bij kunnen hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog. Dank u wel, mevrouw Aerdts van D66. Dan komen we nu toe aan de heer Bovens van de fractie van het CDA, die spreekt namens mevrouw Prins en de CDA-fractie. Aan u het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bovens i (CDA):

Dat klopt, meneer de voorzitter. Hartelijk dank. Ik spreek de tekst uit die gemaakt is door collega Prins. Dat heeft ook twee voordelen, zeg ik er even bij. U kunt rustig interrupties doen, maar dan kan ik altijd zeggen: daar kom ik in tweede termijn op terug. Het tweede is dat geen heiligen van de kalender aan de orde zullen zijn vandaag. Dat voordeel heeft u dan ook. Dan nog even iets. Ik mag de bijdrage ook uitspreken namens de leden van de SGP-fractie. Zij hadden één voorwaarde, namelijk het noemen van geen enkele heilige. Dat zal ik dan dus ook doen. Ik verwijs dienaangaande gewoon naar de bijdrage van de collega van ChristenUnie. Alles wat hij heeft gezegd over de encycliek van paus Franciscus zou ook door mij gezegd hebben kunnen worden. Aan het einde van mijn bijdrage, die dus door mevrouw Prins is geschreven, zal ik nog drie vragen namens de SGP-fractie stellen.

Voorzitter. De CDA-fractie is positief over de ambitie om Nederland aardgasvrij te maken. Op basis van diverse onderzoeken is geconcludeerd dat ongeveer een derde van de gebouwen in Nederland het beste aangesloten kan worden op warmtenetten. Concreet is het plan om in 2050 circa 2,6 miljoen gebouwen aangesloten te hebben op collectieve warmtenetten en als tussenstap geldt voor 2030 circa 500.000 aansluitingen. Het betreft hier dus een ingrijpende transformatie die vele burgers de komende jaren zal raken. Hoewel de CDA-fractie positief is over de ambitie, plaatst zij wel nog enige kritische kanttekeningen bij de uitvoerbaarheid van deze wet. Daarnaast heeft onze fractie ook nog enkele vragen.

In de wet is gekozen voor warmtebedrijven met een publiek meerderheidsbelang, met name vanuit de gedachte dat dit voor meer draagvlak zorgt bij de burgers dan private ondernemingen zouden doen. De verantwoordelijkheid voor het warmtebeleid en de uitvoering van warmtenetten is belegd bij de gemeenten. Zij zullen op basis van onderzoek wijken c.q. kavels aanwijzen die geschikt zijn voor die warmtenetten. Daarbij moet worden aangetekend dat per kavel de technische opbouw van de warmtenetten kan variëren. Intussen gaan ook de technische ontwikkelingen in het kader van warmteopwekking en de integraliteit met bijvoorbeeld elektriciteit deze jaren zeer snel. De CDA-fractie vraagt zich dan ook af of de ambitie van 500.000 woningen in 2030 niet te ambitieus is. Vele gemeenten zijn net begonnen met het ontwikkelen van lokaal warmtebeleid en moeten dus nog beginnen met ontwikkeling en de oprichting van die warmtebedrijven. Zij moeten daarnaast kennis en kunde opbouwen van deze complexe materie, er dient sprake te zijn van een gedegen participatieproces onder bewoners en de tarieven moeten nog worden bepaald, terwijl daartoe nog weinig kennis is opgebouwd bij gemeenten en bij de ACM. De vraag aan de minister is hoe realistisch zij het acht om in vier jaar tijd al deze activiteiten te hebben gerealiseerd en daarmee 500.000 woningen te hebben aangesloten op de diverse warmtenetten. Hoe houdt de minister overzicht over de aantallen warmtenetten in de komende jaren? Kan zij de beide Kamers daarover jaarlijks informeren?

Uit de beantwoording van enige schriftelijke vragen blijkt dat ook de minister beseft dat vele gemeenten op dit moment nog de benodigde kennis ontberen. De voorkeur van de minister is om zo snel mogelijk de private partijen over te nemen, zodat kennis en kunde beter gewaarborgd blijven. Onze vraag is dan ook welke maatregelen zij neemt om die overname van private partijen te bespoedigen. Heeft zij daartoe ook enkele miljarden gereserveerd?

De minister geeft aan dat voor het realiseren van alle plannen investeringen van zo'n 36 miljard nodig zijn. Zo is voor het onrendabele deel van een investering in een warmtebedrijf de Warmtenetten Investeringssubsidie beschikbaar. Er wordt een garantieregeling opgezet, zodat de warmtebedrijven toegang kunnen krijgen tot meer en gunstigere private financiering. In het Klimaatfonds is 1 miljard beschikbaar om de ontwikkeling van collectief gebruikte systemen voor in totaal 200.000 aansluitingen te stimuleren. Ook zijn er subsidies voor verhuurders en verenigingen van eigenaren, de zogenaamde Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen. Echter, dat budget van circa 25 miljoen is al uitgeput. De CDA-fractie constateert dus dat tot 2030 maar voor 200.000 aansluitingen gelden vanuit het Klimaatfonds beschikbaar zijn, dat het budget voor de zogenaamde SAH-regeling reeds is uitgeput en dat slechts voor de eerste jaren gelden beschikbaar zijn voor de ontwikkeling van al de activiteiten en dat voor de verduurzaming van bestaande netten überhaupt nog geen geld is gereserveerd. Kan de minister aangeven hoe zij zorg draagt voor de beschikbare budgetten in de komende jaren? Welke maatregelen neemt zij zodat er weer budget is voor de SAH-regeling? Het is toch wel triest dat verhuurders en bewoners na jarenlang praten enthousiast zijn om warmtenetten aan te leggen en dat er dan geen subsidie meer beschikbaar is. Vele projecten dreigen daardoor stil te vallen. Dus ik vraag nogmaals: kan de minister toezeggen dat de SAH-regeling zo snel mogelijk en ook voor de komende jaren weer voldoende middelen krijgt?

Voorzitter. Over financiering gesproken: welke overwegingen zijn er geweest om geen subsidie toe te kennen aan bewoners en eigenaren van individuele huizen die zich bevinden in een kavel dat wordt overgezet op een warmtenet en daarom in hun woningen investeringen van duizenden euro's moeten plegen? Dit zal het draagvlak niet ten goede komen. Kan de minister toezeggen dat ook voor deze groep bewoners subsidie beschikbaar komt?

De gemeenten ontvangen deze jaren de zogenaamde CDOKE-middelen ter ondersteuning bij het opbouwen van de interne organisatie voor het uitvoeren van de diverse taken op het gebied van klimaat en energie. De warmte- of energiegemeenschappen ontvangen een dergelijke subsidie niet, terwijl ook zij nieuwe kennis en kunde moeten opbouwen. We hebben begrepen dat hier een onderzoek naar wordt gedaan. Dat juichen we toe. Immers, als CDA omarmen wij dergelijke initiatieven uit de samenleving. Wij zien dan ook graag een toezegging van de minister dat op basis van de onderzoeksresultaten zo snel mogelijk gelden beschikbaar komen voor deze warmtegemeenschap.

Voorzitter. De voorliggende wet regelt ook de wijziging van de tarifering. In plaats van het niet-meer-dan-andersprincipe gaan bewoners in de toekomst de reële kosten plus een rendement betalen. Het uitgangspunt is dat bewoners een zo laag mogelijk tarief voor hun warmte betalen. Omdat er geen sprake zal zijn van concurrentie, zal er gewerkt worden met efficiencyprikkels. Voor een goed inzicht in de kosten, zal daartoe eerst een bestand van gegevens moeten worden opgebouwd voor een dergelijke benchmark. Zoals de heer Crone van GroenLinks-Partij van de Arbeid reeds aangaf, wordt dat een zeer complexe aangelegenheid. In tegenstelling tot de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt is hier namelijk sprake van zeer veel variabelen: een zeer groot aantal kavels met verschillen op velerlei gebieden, zoals het aantal bewoners, het type warmtebron, het type warmtenetten, technische kosten et cetera, et cetera.

Voorzitter. Voor een stevig draagvlak is het noodzakelijk dat de bewoners van tevoren weten welke tarieven gaan gelden. Zij moeten ervan overtuigd zijn dat het de laagst mogelijke tarieven zijn. De CDA-fractie is benieuwd of hier niet een simpelere en pragmatischere werkwijze mogelijk is, waarbij bijvoorbeeld elk warmtebedrijf zijn tariefvoorstel van tevoren voorlegt aan de ACM en aan de gemeenten op basis van een principe van open boekhouding, transparantie en een heldere toelichting. Zo kan in de komende jaren ook een uitgebreid bestand van gegevens worden opgebouwd. Mijn fractie kan zich voorstellen dat bijvoorbeeld over vijf jaar een evaluatie plaatsvindt, en dan op basis van de gegevens van de afgelopen vijf jaar bezien wordt of er echte uitspattingen zijn. Daar kan op worden geacteerd. Een dergelijke aanpak bespaart veel bureaucratie en veel tijd en geeft de gebruikers ook de komende jaren al de gewenste informatie. Graag een reactie van de minister hierop.

In de tariefregulering wordt uitgegaan van op kosten gebaseerde tarieven en een redelijk rendement. De CDA-fractie is benieuwd wat voor de minister een redelijk rendement is. Aan de ene kant geeft zij in de beantwoording aan dat het rendement slechts nodig is om de financieringskosten te dekken. Aan de andere kant meldt zij ook dat het elk warmtebedrijf in principe vrijstaat rendement uit te keren, dus ook voor andere doeleinden.

Onderdeel van de tarieven is de zogenaamde vereveningstoeslag, zodat bewoners die zijn aangesloten op nog zeer inefficiënte warmtenetten enigszins worden gecompenseerd in hun tarieven dankzij de genoemde toeslag. Deze toeslag wordt omgeslagen over alle gebruikers van warmtenetten. De CDA-fractie constateert dat deze toeslag dus zorgt voor extra kosten voor alle gebruikers, met uitzondering van de gebruikers van zeer inefficiënte warmtenetten. De minister geeft in haar antwoord aan dat dit niet het geval is. Kan de minister dat nogmaals toelichten?

Tot slot vraagt de CDA-fractie aandacht voor het volgende. De energie-infrastructuur, bestaande uit elektriciteits-, gas- en warmtenetten, raakt steeds meer met elkaar verweven. Zo zorgt het gebruik van warmtenetten voor minder congestie op het elektriciteitsnet en wordt het gasgebruik afgebouwd terwijl de infrastructuur nog onderhoud vergt en dus nog kosten met zich meebrengt. Dit alles zorgt voor meer kosten en voor oneerlijke verdeling over de gebruikers. Kan de minister aangeven of zij deze problematiek herkent en, zo ja, hoe zij deze problematiek ter hand neemt?

Ik had u beloofd nog een drietal vragen van de SGP-fractie te stellen. Zo efficiënt zijn wij met dit verhaal!

De voorzitter:

Heel goed. Gaat uw gang.

De heer Bovens (CDA):

Dat zijn de volgende vragen. Zijn er mogelijkheden onderzocht waarbij burgers die worden aangesloten op een warmtenet, mede-eigenaar kunnen worden van het publieke bedrijf om zo door eigenaarschap het maatschappelijk draagvlak te vergroten?

De tweede vraag is of het klopt dat de verduurzamingsambitie voor burgers betekent dat er veel bezwaarschrift- en beroepsprocedures moeten worden gevoerd door gemeenten, waardoor projecten vertragen.

Dan de laatste vraag. Bij nieuwbouw kan het aantrekkelijk zijn om een gebouw een eigen warmtesysteem te geven dat niet afhankelijk is van een groter warmtenet maar van andere gebouwen gebruikmaakt. Zo'n klein warmtesysteem voor nieuwbouw ontlast het warmtenet en biedt leveringszekerheid voor het gebouw zelf. Echter, op dit moment moet voor nieuwbouw in een bestaand warmtekavel een ontheffing worden aangevraagd, wat qua procedure complex is en lang op zich laat wachten. Eigenlijk vraagt de SGP-fractie of dat niet kan worden omgedraaid. Kan het geen ontheffingssystematiek zijn op basis van een verbod aan het begin? Op die manier wordt de bewijslast omgedraaid. Is de minister bereid om de ontheffingssystematiek rondom collectieve warmtesystemen voor nieuwbouw te herzien, bijvoorbeeld middels een algemene maatregel van bestuur, en om het initiatief op dit punt bij de gemeenten te beleggen en niet bij de ontwikkeling van zo'n complex?

Meneer de voorzitter. De CDA-fractie, en ik weet zeker ook de SGP-fractie, zijn beide zeer benieuwd naar de beantwoording door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bovens namens het CDA en de SGP. Dan zijn we nu toe aan een volgende spreker. Dat is de heer Van Ballekom namens de VVD-fractie. Aan u het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Ballekom i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Energiebeleid is een buitengewoon interessant beleidsonderwerp maar ook razend ingewikkeld. Het heeft zowel publieke als private componenten. Dat is vermoedelijk de reden waarom ik mij hierin verdiept heb sinds mijn tijd bij de Oost-Europabank en de Europese Commissie. Ik denk dat iedereen ervan overtuigd is — dat is in elk geval mijn partij — dat een succesvolle energietransitie een transitie is waarbij leveringszekerheid en betaalbaarheid voor burgers en bedrijven randvoorwaarden zijn. Dat is essentieel voor de Nederlandse samenleving. Dit is in de visie van de VVD gemakkelijker bereikbaar wanneer private partijen en publieke autoriteiten in goed onderling vertrouwen met elkaar samenwerken. Het helpt ook wanneer de overheid jarenlang een consistent beleid voert op basis waarvan investeringen gedaan kunnen worden.

Met dit in het achterhoofd zijn er wel wat vragen te stellen bij het voorliggende wetsvoorstel. Vele zijn al gesteld tijdens de technische briefing, de deskundigenbijeenkomst. Minister, uw ambtenaren hebben het zwaar voor de kiezen gekregen, niet alleen bij de schriftelijke voorbereiding van dit debat. Uw staf was ook altijd bereid om bilateraal bijeenkomsten te organiseren om ons van de nodige informatie te voorzien. Ik wil hen hiervoor hartelijk danken.

Het is niet verwonderlijk dat een VVD'er de wenkbrauwen fronst wanneer er aangestuurd wordt op een verplicht publiek belang van 51% bij de aanleg van warmtenetten en op het na verloop van tijd nationaliseren van de warmtenetten. Daar werd een andere term voor gebruikt, maar ik denk dat de term "nationaliseren" wel duidelijk is. Er moeten wel hele goede argumenten worden aangevoerd om daarmee te kunnen instemmen, ook omdat in eerste instantie, bij een eerder voorstel, geen sprake was van een publiek belang, en zeker ook omdat tijdens de bijeenkomsten bleek dat een verplicht publiek belang niet leidt tot een goedkopere aanleg van warmtenetten noch tot lagere tarieven voor de gebruikers. Een verplicht publiek meerderheidsbelang zou draagvlak verbredend zijn. Een erg sterk argument vind ik dat niet, want draagvlak kan je ook creëren. Volgens mij zijn wij daar als politici voor, als we ergens van overtuigd zijn. Bovendien zou een publiek meerderheidsbelang de aanleg van warmtenetten versnellen, ook bij meer gecompliceerde bestaande bouw. Daar is op het ogenblik namelijk sprake van stagnatie. Dat laatste klopt, maar de overheid is voor een belangrijk deel zelf debet aan die stagnatie. Waarom is publieke sturing in deze specifieke sector dan wel van belang en wat kan een partij die heilig gelooft in marktwerking en competitie overstag doen gaan? Ik kan daarvoor vier redenen aanvoeren.

Ten eerste is er bij collectieve warmte feitelijk sprake van een natuurlijk monopolie. Dan is er per definitie geen concurrentie. Bij een gebrek aan concurrentie is er ook geen zekerheid dat de producten en diensten van de hoogste kwaliteit tegen de laagste prijs worden aangeboden. Dat is namelijk de reden dat mijn partij zo'n fervent voorstander is van een vrijemarktwerking, maar die moet er dan ook wel zijn, zeker wanneer het gaat om publieke nutsvoorzieningen. Het is namelijk geen doel op zich, maar veelal de beste manier om de markt te ordenen, mits er goede marktmeesters zijn. In dit geval moet ook gesteld worden dat de infrastructuur en de levering moeilijk los te koppelen zijn. Dit wordt door de regering aangegeven. Daaraan wordt toegevoegd dat de bescherming van publieke belangen via regelgeving achteraf niet voldoende effectief is. Kan de minister dat onderbouwen? Veel van het werk en de taken van de ACM zijn namelijk gebaseerd op acteren achteraf. Wanneer is dat nu wel en niet effectief, vraag ik me dan af. Gaarne een reactie. Overigens is de ACM ook sturend bij de tarifering. Met andere woorden: de prijs die wordt doorberekend aan de consument is niet tot stand gekomen via concurrentie.

Een tweede reden waarom publieke sturing noodzakelijk kan zijn, is de noodzakelijke opschaling. Schaalvergroting en regionalisering zijn van belang om de doelstellingen van de energietransitie binnen bereik te houden en daarbij ook kleinere gemeenten en warmtenetten te betrekken. Het voorkomt dat er een lappendeken van warmtebedrijven ontstaat. Dat is niet bevorderlijk voor de doelstelling van 30% van de huishoudens en bedrijven die uiteindelijk moeten worden aangesloten op een warmtenet. EBN, Energie Beheer Nederland, wordt kennelijk een staatswarmtebedrijf en kan een katalyserende functie hebben. Laten we hopen dat dat ook gaat gelden voor NEO NL. NEO NL is de Nucleaire Energie Organisatie Nederland. Als die ook katalyserend is, dan zijn we alweer minder bezorgd. U lacht, mevrouw Kluit, maar ik hoop dat ik in dit geval ook namens GroenLinks-Partij van de Arbeid spreek!

De voorzitter:

Dat zullen we horen van de heer Crone, want die heeft een interruptie voor u.

De heer Van Ballekom (VVD):

O, die heeft een interruptie? Goed zo.

De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):

U gaf redelijk goed weer waarom een warmtenetwerk een natuurlijk monopolie is. Als het er eenmaal ligt, kun je niet meer weglopen. Het is verbonden met de warmte, met meer dan alleen de buizen. Maar u gaat dan in één adem door naar kernenergie. Dat is nou per definitie geen natuurlijk monopolie. Het is ook geen marktproduct, want niemand wil het. Ook in het buitenland, zelfs met de hoogst denkbare subsidie, wil niemand kernenergie vanuit een marktpartij. Er zit geen enkel natuurlijk-monopolieaspect aan. Het is gewoon een dure hobby. Die hobby is wel heel erg duur. Waarom wilt u daar dan een nutsbedrijf voor?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ben het absoluut niet met u eens dat dat een hele dure hobby is. We hebben biochemiecentrales gesubsidieerd voor 12 miljard. Daar kunnen we ook een kerncentrale voor bouwen. Een kerncentrale is in de visie van de VVD een noodzakelijke bron om de diversiteit van de energiebasis te verbreden. We willen zo min mogelijk afhankelijk zijn van een of meerdere mensen met wie je eigenlijk geen relatie zou willen hebben. Daar past kernenergie heel goed bij. Bovendien is die ook reguleerbaar. Dat heb je niet altijd bij zonne-energie of windenergie. Ik denk dat het een goede zaak is als we daarover nadenken. Ik ben ook blij dat de regering dat doet. Wij hebben nu een staatswarmtebedrijf. Omdat de markt daar niet in meedoet, heeft de minister ook gezegd dat we een Nucleaire Energie Organisatie in Nederland moeten hebben. Daar zijn we een groot voorstander van, want de overheid moet ingrijpen wanneer de markt niet thuis geeft. Nou, dat is hier het geval.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Dat is de conclusie. U zegt terecht: als de markt het niet doet, moeten we ingrijpen. Maar u gaat ingrijpen door een staatsbedrijf voor kernenergie op te richten, dat niet heel alleen heel duur is, maar dat de goede stroom gaat wegconcurreren. Kernenergie kun je juist helemaal niet zo goed regelen, maar die moet continu aanstaan. Het verschil met zon en wind is dat je die juist heel makkelijk kunt bewaren in batterijen, warmteopslag, wko en noem het allemaal maar op. Uw argument klopt dus niet. Juist duurzame energie is goedkoop en die kun je heel makkelijk opslaan, en tegenwoordig zelfs ook over de seizoenen. Kernenergie is dus helemaal niet nodig en kannibaliseert óf duurzame energie, óf wordt gekannibaliseerd. Het wordt dus twee keer duur.

De heer Van Ballekom (VVD):

Voorzitter, mag ik een voorstel doen? Laten we een speciaal debat houden over de voors en tegens van kernenergie. Ik denk dat we als VVD zeer beslagen ten ijs komen en dat we kunnen concluderen dat GroenLinks-Partij van de Arbeid onder een steen leeft. Kernenergie is namelijk in vele landen opnieuw op de agenda geplaatst, omdat het noodzakelijk is om onze energiebasis te verbreden. Maar dat lijkt me een ander debat worden.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u dat in een commissievergadering aan de orde stelt. Dan kunt u daar de inleidende schermutselingen houden. Ik stel voor dat u nu doorgaat met uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Heel goed. Maar ik ben toch verplicht om mijn collega Crone te antwoorden, dus vandaar.

De voorzitter:

Te weerspreken. Dat hebt u gedaan.

De heer Van Ballekom (VVD):

We waren bij de Nucleaire Energie Organisatie Nederland. Budgettair betekent dat wanneer 30% van de huishoudens moet worden aangesloten — hier is al door meerdere fracties aandacht voor gevraagd — hiermee een bedrag gemoeid is van 25 miljard tot 30 miljard; net zo duur als twee kerncentrales of enkele SMR-centrales, meneer Crone. Uit de beantwoording van de vragen is duidelijk geworden dat wordt afgezien van fondsfinanciering doordat er een garantieregeling wordt opgetuigd, waardoor publieke investeerders wat goedkoper geld uit de markt halen. Heb ik dat goed begrepen, minister? Dat neemt niet weg dat de projectfinanciering wel financieel en economisch rendabel moet zijn, want anders loopt de machine vast en wordt de overheid gedwongen achteraf alsnog de bedragen uit te keren; althans, dat heb ik zo geleerd. Kan de minister in dit verband aangeven hoe de kostenoverschrijding van 600 miljoen, meer dan 100%, bij WarmtelinQ — het dochterbedrijf van een degelijk staatsbedrijf, de Gasunie — wordt gefinancierd? Wellicht is dat al per brief gebeurd, maar ik kon dat zo snel niet terugvinden in de beantwoording van de vragen. Volgens mij komt dat op het bordje van de consument of anders van de belastingbetaler, maar ik kan me vergissen.

De derde reden is de terugtrekking van privébedrijven als Vattenfall en Eneco. Dit wordt serieus overwogen en heeft ook al de pers gehaald. Dit heeft meerdere redenen: niet alleen de voortdurende onzekerheid over hoe de wetgeving er uiteindelijk gaat uitzien, maar ook de enorme investeringen die het vergt om de aansluiting van 3 miljoen huishoudens te realiseren. Dit laatste moet ook in moeilijkere gebieden, waar sprake is van bestaande bouw. Dit is niet alleen technisch en financieel een investeringsuitdaging, maar in dergelijke gebieden met ongeveer 70% aan sociale woningbouw — dan heb ik het over bestaande bouw — is het ook moeilijk een kostendekkend tarief toe te passen, omdat de huishoudens zich dit in vele gevallen niet kunnen veroorloven. Overigens is bij de tarifering met name de ACM sturend. Kortom, het realiseren van warmtenetten en het vervolgens exploiteren ervan kan alleen gerealiseerd worden via substantiële subsidies. Het is tegen die achtergrond voor bedrijven moeilijk om financieel, economisch rendabele projecten te realiseren, zo is de indruk.

In het verlengde hiervan: wanneer het staatswarmtebedrijf EBN de warmtenetten overneemt, stelt de regering dat dit kan leiden tot een aanmerkelijke versnelling van de aanleg. Nou, daar kan mijn fractie zich wel wat bij voorstellen. Echter, overheden moeten wel zowel financieel als organisatorisch in staat zijn het publieke aandeelhouderschap op zich te nemen, zoals de minister in een van haar brieven verklaart. De vraag, die al meerdere keren is gesteld, is dus: waar komen de middelen vandaan? Zeker omdat pensioenfondsen niet worden gestimuleerd mee te doen, wat ik persoonlijk een beetje bizar vind. Pensioenfondsen zoals PGGM, eigenaar van Ennatuurlijk, worden gelijkgesteld met de BlackRocks van deze wereld. Ik vind het toch een beetje vreemd dat daarvoor gekozen is.

De financiële randvoorwaarden moeten dus wel op orde zijn. Dat zegt de Raad van State ook. Dat is mij nog niet helemaal duidelijk. Ik had de indruk dat ervan uit wordt gegaan dat de Staat slechts een meerderheidsaandeel nastreeft van 51%. Zijn er dan bedrijven die een minderheidsaandeel van 49% zouden willen? Met andere woorden, als de regering onvoldoende financiële middelen vrijmaakt en er daardoor geen warmtenetten worden overgedragen, blijven we misschien nog lange tijd aanmodderen. Daarbij is niemand gebaat. Hoe is dat te voorkomen, vraag ik de minister.

De voorzitter:

De heer Van Ballekom (VVD):

Als ik nog één zin mag zeggen. Daarna heb ik nog een laatste reden en dan ben ik klaar, voorzitter.

De noodzakelijke schaalvergroting en regionalisering is, zoals gezegd, ook van belang om in kleinere gemeenten warmtenetten aan te leggen en te realiseren. Maar dat zal naar verwachting na 2027 en 2028 gebeuren, want de aanleg neemt nu eenmaal tijd. De minister geeft aan dat er financiële voorzieningen zijn getroffen tot 2030. Is dat dan geen risico met het oog op de noodzakelijke opschaling?

De voorzitter:

Is dit een natuurlijk moment?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, dit is een natuurlijk moment. Want nu kom ik bij de vierde reden. Dat is mijn laatste reden.

De voorzitter:

Ja, maar dan gaan we toch eerst naar de heer Crone van GroenLinks-Partij van de Arbeid voor een korte interruptie.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Ik sluit nu graag aan bij de suggestie over de pensioenfondsen. Juridisch zijn pensioenfondsen private bedrijven. Je kunt dat niet anders zien.

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, natuurlijk.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Maar ik zou het prima vinden als zij bijvoorbeeld als minderheidsaandeelhouder ondersteuning blijven bieden. Ik heb in mijn betoog gezegd dat het rendement dat is toegestaan eigenlijk veel te hoog is. Pensioenfondsen kunnen daar hun vingers bij aflikken; 14% op eigen vermogen. Ik zou via u en via de minister een beroep op hen willen doen: laat ze alsjeblieft hun bedrijf intact houden en samen met ons optrekken in plaats van nu een beetje de kant ophangen dat ze zo privaat willen zijn en de meerderheid willen hebben.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik maak die opmerking, meneer Crone, omdat mijn partij het een beetje vreemd vindt dat de regering de pensioenfondsen soms verwijt niet te investeren in de Nederlandse samenleving. Ik heb gewerkt voor een pensioenuitvoerder. De kritiek van de Nederlandse regering was altijd: u moet meer in Nederland investeren en minder elders. Nou doen we wat en moet het genationaliseerd worden. Dat vind ik een beetje bizar. Dan sta je op gelijke hoogte met de BlackRocks van deze wereld. Daarbij kan ik me wel iets voorstellen, dat je daarbij kanttekeningen plaatst. Niet dat ik dat bedrijf misprijs of wat dan ook, maar dat is volledig commercieel.

De voorzitter:

Voordat u met uw vierde reden gaat beginnen, hebben we een interruptie van mevrouw Van Langen-Visbeek van de BBB-fractie.

Mevrouw Van Langen-Visbeek i (BBB):

Ik heb een vraag over hetzelfde onderwerp. De overheid heeft 14 tot 30 jaar de tijd om een meerderheidsbelang in die bedrijven te krijgen. U noemde het al, gedeeltes zijn in handen van pensioenfondsen. Andere gedeeltes zijn in buitenlandse handen, bijvoorbeeld van de Zweedse overheid. Als dat toch 14 tot 30 jaar duurt, kunnen we de bestaande bedrijven dan niet gewoon laten bestaan? Wat zou u van die suggestie vinden, dus tot de levensduur van die netten voorbij is?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik heb begrepen dat er inderdaad een overgangstermijn van 14 tot 30 jaar is. Dat is eigenlijk gekoppeld aan het warmtenet zelf dat gerealiseerd is. Dat kan een hele termijn zijn, maar als je weet dat er aan het eind genationaliseerd wordt, dan ben je ook niet echt voornemens om te gaan uitbreiden. Dan hou je alleen maar in stand wat je op dit ogenblik exploiteert.

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Daarom zeg ik: laten we dit gewoon zo houden voor bestaande en alleen nieuwe in overheidshanden. Dat is misschien een idee. Er komen toch genoeg regels.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, dat zal zeker zo zijn.

Dan de vierde reden, voorzitter. Dat is mijn laatste reden die bepalend is voor mijn fractie. De vierde reden is de flexibiliteit voor de kleinere warmtenetten, van minder dan 1.500 aansluitingen. Daaraan is in de Tweede Kamer veel aandacht besteed. Deze kleine warmtenetten vallen weliswaar onder de Wcw, maar er is een ontheffingsregime op van toepassing. Dat zorgt ervoor dat ze niet vallen onder het verplicht publiek meerderheidsbelang noch onder een verplichte overdracht naar de publieke sector na een bepaalde tijd. Deze netten kunnen structureel in private of coöperatieve handen blijven of bij verenigingen van eigenaren. Uit de beantwoording van de bilateraal gestelde vragen werd ook duidelijk dat deze kleinere netten geen belemmering vormen voor de zo noodzakelijke opschaling. Ik wil graag van de minister een bevestiging van deze uitleg en dat kan met een eenvoudig ja, minister.

Kortom, deze vier redenen hebben mijn fractie aangezet het voorliggende wetsvoorstel te accepteren mits de randvoorwaarden op orde zijn. De verwachting is dat de minister via de beantwoording van de gestelde vragen daarvoor kan zorgen. De VVD kijkt uit naar haar reactie.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van Ballekom, die namens de VVD-fractie sprak. Dan zijn we nu toegekomen aan de heer Walenkamp, die spreekt namens de Fractie-Walenkamp. Aan u het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Walenkamp i (Fractie-Walenkamp):

Voorzitter, dank voor het woord. 1 december is de feestdag van de heilige Eligius van Sint-Elooi. Hij overleed in 660 en was bisschop in Frankrijk en België, in Noyon-Tournai en Doornik, bijna Nederland. Als de fracties van het CDA en de ChristenUnie het niet noemen, dan doe ik het. 1 december was gisteren. Hij is de patroon van de smeden, van zij die voor energie zorgen. In Utrecht staat het Sint Eloyen Gasthuis sinds 1304 in de Bootstraat, nabij de Mariaplaats. Bij dezen stel ik voor om hem als patroonheilige van goede, betaalbare energievoorziening te behandelen.

Dan snapt u ook mijn aanvliegroute hier: goede en betaalbare energievoorziening. Wij zijn kritisch op de betaalbaarheid van deze wet en de uitvoering. Wij zijn er kritisch over of deze wet wel een eerlijk systeem gaat organiseren. Wij zijn bang dat extra kosten worden omgeslagen over iedereen, wat voor meer kosten zorgt en voor een mogelijke oneerlijke situatie. Hoe gaat de minister dat voorkomen? Het is goed om een zekerheid van energievoorziening te organiseren. Het idee dat de Staat zaken wil organiseren en ook één leiding wil leggen, waardoor nauwelijks een monopolie mogelijk is, zien wij wel zitten, alleen zijn de randvoorwaarden wat ons betreft nog niet duidelijk en betaalbaar genoeg. Er zijn dus zorgen over de lange termijn. Is de overheid hier wel op de juiste, objectieve en eerlijke wijze de juiste marktmeester? Zijn er wel de juiste veiligheidskleppen?

De heer Crone en ook mijn andere voorgangers spraken al duidelijk over de uitvoerbaarheid. Nederland volledig aardgasvrij maken is wat ons betreft onverstandig. Bent u bereid deze kaarten, kansen open te houden? Hoe waarborgt u dat? De nota en ook de wetgeving zijn vooral gericht op financiële voorwaarden, investeringen en garanties in de verhouding publiek en privaat geld voor de gewenste transities de komende jaren.

Er worden een duidelijk tijdpad en routekaart tot 2030 uitgezet, een stip op de horizon. In 2050 moet een derde van de woningvoorraad, drie miljoen bedrijven en huishoudens, op collectieve warmtecentrales aangesloten zijn; dat is wel uiterst, uiterstd ambitieus. We zeggen niet dat we daartegen zijn, alleen vragen we ons af of dit de juiste wijze is. Hoe realistisch is het om binnen vier jaar concreet 500.000 nieuwe woningen aan te sluiten? Kan de minister vanaf nu elk jaar over deze uitvoerbaarheid bij de Kamers informeren? Ik meen dat het CDA dat net ook al vroeg.

De temperatuur stijgt en er komen steeds meer goedkopere alternatieven, terwijl de kosten voor de aanleg van warmtenetten stijgen. Er zijn 30 warmtecentrales in alle provincies van ons land. Het merendeel bestaat uit geothermische centrales. Ook restwarmte vanuit de industrie wordt benut. Ik denk dan onder andere aan WarmtelinQ, dat het Rotterdamse havengebied via leidingen met wijken in Den Haag en Leiden verbindt. Zij zorgen, als ik het goed begrijp, nu voor 7% van de vraag naar warmte in Nederland. Maar ze hadden een tekort van 600 miljoen. Hoe zorgt de overheid ervoor dat de belastingbetaler hier niet voor opdraait? Is hiervoor wel de juiste veiligheidsklep ingebouwd? Hoe wordt voorkomen dat het in de Wcw niet fout gaat? De transitie naar een CO2-vrije samenleving in 2050 mikt dus op een derde, 35%, van de vraag naar collectieve warmtecentrales. Dat is echt meer dan vijfmaal zo veel als we nu hebben.

In zonne- en windenergie wordt al fors geïnvesteerd. Wij vragen ons af: blijven we niet achter bij de investeringen in kernenergie? Kernenergie werkt in heel wat landen — ik denk vooral aan Frankrijk — behoorlijk goed. Er is nu ook een Kamermeerderheid, volgens mij vooral in de Tweede Kamer, maar ook in de Eerste Kamer, voor forse investeringen in de bouw van twee nieuwe centrales in Nederland vanaf 2026. Daar zijn wij groot voorstander van. Ben je voor een goed milieu, dan ben je voor kernenergie. Juist in innovatie en goed opgeleide wetenschappers en technici moeten we meer investeren. Doen we dat voldoende? Kan de minister daarvoor een stip op de horizon zetten?

Een andere optie is thorium. Thoriumcentrales bieden nog grote kansen. Ik denk bijvoorbeeld aan het Nederlands-Franse bedrijf Thorizon — vandaar het woord "thorium" — dat onlangs 20 miljoen euro subsidie ontving van de Franse regering. Thorizon wil in 2030 een eerste molten salt reactor, MSR, operationeel hebben. Thorizon onderhandelt nu over de vraag in welke Nederlandse provincie deze fabriek gebouwd kan worden. Voorzitter, ik heb geen belangen in dat bedrijf, maar dit zijn wel opties en serieuze energiemogelijkheden. Kan de minister reflecteren op deze optie? Bent u bereid te bekijken hoe u bijvoorbeeld in dit bedrijf op de juiste manier kunt investeren. Heden zijn er 30 geothermische centrales operationeel in Nederland. Er vinden tientallen proefboringen plaats in aardlagen om hun geschiktheid voor aardwarmte via kabels te verkennen. Graag een stip op de horizon voor dit onderwerp.

Voorzitter. Thorizon heeft onlangs 20 miljoen euro ontvangen van de Franse regering. Ook in de Europese Unie wordt, voor zover ik weet, veel meer hierin geïnvesteerd dan in Nederland. Wij hopen dat de minister kan reflecteren op deze opties en deze vragen. Dan zou ik zeggen: yes, we can. Succes.

De voorzitter:

Thank you very much, meneer Walenkamp namens de Fractie-Walenkamp. Dan zijn we nu toe aan de volgende spreker. Dat is mevrouw Van Langen-Visbeek van de BBB-fractie. Aan u het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Langen-Visbeek i (BBB):

Voorzitter. Met stoom en kokend water gaan we vandaag de Wet collectieve warmte behandelen. Deze wet is de opvolger van de huidige Warmtewet. Er is tien jaar aan gewerkt. Dat is de helderheid helaas niet ten goede gekomen. Vorige week hielden we een symposium over 50 jaar onafhankelijkheid van Suriname. In drie dagen besliste deze Kamer over een periode die drie eeuwen duurde. De aanwezigen zeiden dat als er destijds in Suriname een referendum was gehouden, 80% tegen had gestemd. Een vraag aan de minister: wat zou er gebeuren als we nu een referendum gingen houden over de Wet collectieve warmte? Er zou veel uitleg nodig zijn. Hoe gaat u de burgers en de gemeenten meenemen in de gevolgen van deze wet? Kunt u toezeggen dat er voldoende voorlichting en publiekscampagnes komen?

Wetten beïnvloeden het leven van mensen, zoals dat van Koos, inwoner van een oude wijk in een middelgrote stad. Koos leidt een overzichtelijk leven. Ja, hij heeft vele buren zien vertrekken, zijn huis moet nodig geïsoleerd worden en hij heeft een steeds hogere gasrekening, maar hij kan gelukkig zijn natje en droogje nog betalen. Hij weet waar zijn geld aan opgaat en wat hij overhoudt. Op een dag komt er een gure najaarsstorm opzetten. Hij haast zich naar huis en vindt een brief op de mat: "Gefeliciteerd! Er komt een warmtenet in uw buurt." Terwijl hij probeert te bedenken wat dat allemaal inhoudt, raakt hij, net als vele burgers straks, verstrikt in de gevolgen van de Wet collectieve warmte. Hij realiseert zich op dat moment dat hij zijn zelfbeschikking verliest en wordt gedwongen een route te lopen die niet de zijne is. Koos krijgt een aanbod dat hij niet kan weigeren.

De BBB-fractie is van mening dat de weerstand tegen warmtenetten niet alleen wordt veroorzaakt door het gebrek aan vertrouwen in commerciële aanbieders en hoge tarieven, zoals deze wet zegt, maar ook door het feit dat de keuze van bovenaf wordt opgelegd. Dat roept altijd weerstand op. Er is een uitweg mogelijk, maar dan moet je zelf aantonen dat je een gelijkwaardig alternatief hebt. Dat is duur en ingewikkeld. Vraag aan de minister: kunnen we de drempel voor mensen die niet willen meedoen verlagen, bijvoorbeeld door dezelfde duurzaamheidseisen te hanteren die worden gesteld aan woningcorporaties in deze wijken of door de mogelijkheid te bieden van een duurzaamheidslening? Krijgen de huidige energieloketten ook een rol in de warmtetransitie?

Voorzitter. Wie helpt je als de overheid meerderheidsaandeelhouder is in een systeem waar je niet aan mee wilt doen? Dit wordt straks de realiteit voor alle inwoners die klem zitten in een energietransitie die technisch perfect wil zijn, maar daarmee het menselijke, lokale aspect uit het oog verliest.

Begin 1900 woonden veel arbeiders in krotwoningen. Lokale woningbouwverenigingen werden opgericht om fatsoenlijke woningen te bouwen. Diezelfde woningcorporaties zijn nu de startmotor achter de energietransitie. Als de warmtewet een auto was, dan lijkt de startmotor echter te zijn vergeten. De corporaties hebben, om mee te doen aan een warmtenet, de goedkeuring van 70% van de huurders nodig. Dat lukt alleen als de betaalbaarheid voor huurders wordt geborgd met flankerend beleid en voldoende financiële middelen. Vraag aan de minister: wat is er mogelijk? Kunt u toezeggen dat er snel duidelijkheid komt over de voortzetting van de SAH-subsidie in de komende jaren? Worden hierover ook langjarige afspraken gemaakt met de corporaties, net als over isoleren en het bouwen van woningen? Komt dit ook terug in de prestatieafspraken met de gemeenten? Naast de SAH is er onduidelijkheid over de SDE- en WIS-subsidie. Is de minister bereid om langetermijnzekerheid te bieden voor deze subsidies en te onderzoeken of harmonisatie van subsidieregelingen mogelijk is?

Deze warmtewet is volgens de voorstanders noodzakelijk om de warmtetransitie te versnellen. De BBB is op zoek naar realistische, praktische en betaalbare oplossingen. Nu de salderingsregeling in 2027 afloopt, zien wij dan ook graag een tegemoetkoming voor een batterij of warmteopslag. Vraag aan de minister: kunt u die toezeggen?

Wij zijn bang dat dit wetsvoorstel in zijn huidige vorm te ingewikkeld is en daardoor onzekerheid en vertraging creëert. We staan hier om de stem van de burger, van het lokale initiatief en vooral van de regio te laten horen. De warmtetransitie in de stad is nu eenmaal anders dan die in de regio. Dat is waarom één maat niet past. In dichtbevolkte stedelijke gebieden kan collectieve warmte voor grofweg een derde van de woningvoorraad de optie met de laagste nationale kosten zijn. Warmtenetten zijn daar door de bebouwingsdichtheid vaak rendabeler. Maar in de regio is dat anders. In minder dichtbevolkte gebieden zijn grootschalige warmtenetten vaak duur. De kosten voor het aanleggen en exploiteren van warmtenetten stijgen, terwijl de bevolkingsdichtheid laag is, waardoor de businesscase niet sluitend te krijgen is.

In de regio is een mix van maatregelen nodig, waarbij aardgas of groen gas vaak nog onmisbaar is, aangevuld met oplossingen als warmtepompen of lokale warmtebronnen. De regering erkent dat kleine gemeenten nu al worstelen met beperkte middelen en personeelscapaciteit. Hoe kunnen wij van hen verwachten dat zij die ingewikkelde berekeningen, planningen en de complexe kavelsystematiek gaan uitvoeren? De BBB maakt zich zorgen en heeft hierover enkele vragen. Ten eerste. U heeft eerder toegezegd dat er geen wijken van het aardgas afgekoppeld mogen worden zonder dat de kosten duidelijk en haalbaar zijn voor de bewoners. De BBB heeft eerder gevraagd om een plattelandstoets bij de evaluatie van de wet, zodat rekening wordt gehouden met de omstandigheden in de regio. Kunt u toezeggen dat die toets er komt? Ten tweede. Bent u bereid om expliciet toe te zeggen dat de overheid bij de implementatie van deze wet en ondersteunende regelingen structureel rekening houdt met de specifieke uitvoeringskracht en de financiële haalbaarheid van warmtenetten in de regio? Ten derde. Kunt u garanderen dat er voldoende middelen beschikbaar worden gesteld, bijvoorbeeld in een warmtefonds, om de onrendabele kosten van warmtenetten in minder dichtbevolkte gebieden te dekken, zodat de rekening niet bij de burgers terechtkomt?

Ten slotte. Gemeenten in de regio staan voor de taak om warmteprogramma's en uitvoeringsplannen op te stellen, maar hebben capaciteitstekorten en missen specifieke kennis. Komt er voor gemeenten in de regio voldoende deskundigheid en ondersteuning beschikbaar om hun regierol effectief te kunnen vervullen, vooral in verhouding met de kennis en capaciteit bij de beoogde grote regionale warmtebedrijven? Gaat de minister structureel voldoende middelen en ondersteuning voor deze gemeenten beschikbaar stellen? Graag een toezegging van de minister. Hoe staat het met de financiële risico's? Op onze vragen daarover hebben we geen afdoende antwoord gekregen.

Dan kom ik op het sprookje van de schaalgrootte: hoe groter, hoe beter. Eind vorig jaar stonden we in deze zaal te debatteren over de Wet betaalbare huur. De commerciële huurders moesten worden aangepakt. Uiteindelijk ging een meerderheid van deze Kamer akkoord. Op dit moment worden middeldure huurwoningen massaal verkocht en is het aanbod met 11% gedaald. Sprookjes lopen vaak goed af. Dat geldt helaas niet voor wetten.

Voorzitter. De Wet collectieve warmte bevordert het ontwikkelen van grootschalige regionale warmtebedrijven. De gedachte is dat dit schaalvoordelen, professionele uitvoering en risicospreiding biedt: de "groot is beter"-gedachte. Maar de BBB is van mening dat groot niet altijd beter is. In de warmtesector, die in de basis lokaal en contextgevoelig is, geldt juist vaak het tegenovergestelde. Internationaal zien we een trend naar kleinschalige lokale en integrale energiesystemen. In landen als Duitsland, Denemarken en Zweden zien we veel publieke warmtebedrijven in handen van één gemeente, of lokale systemen die modulair kunnen groeien en die dichter bij de burgers staan. Daar is juist een tendens naar kleinere warmtenetten, waardoor het weer overzichtelijk wordt voor mensen.

De huidige wet is niet techniekneutraal en belemmert daarmee de ontwikkeling van kleinschalige oplossingen, die warmte, koeling en elektriciteit integraal benaderen. Deze integrale systemen zijn volgens sommigen juist de duurzaamste oplossingen tegen de laagste kosten. Sterker nog, het wetsvoorstel bemoeilijkt lokale initiatieven door te stellen dat ontheffing voor een klein collectief warmtesysteem niet wordt verleend als dit ten koste kan gaan van de grote plannen van een aangewezen warmtebedrijf. Dit is een belemmering voor lokaal draagvlak en burgerparticipatie. Een vraag aan de minister: hoe gaat u in deze wet burgerparticipatie een plek geven? Krijgt participatie een rol in de evaluatie van de wet? Graag een toezegging hierover.

Het kabinet ziet het publiek meerderheidsbelang als noodzakelijke borging van publieke belangen. Als dit publieke meerderheidsbelang echter wordt ondergebracht in grote regionale bedrijven op afstand van burgers, worden die lokale belangen niet automatisch meegewogen. Het risico bestaat dat een gemeente met een klein aandeel in een regionaal warmtebedrijf weinig te zeggen heeft over de koers van het bedrijf en over lokale belangen. De gemeente Drechterland is aandeelhouder van HVC, maar heeft als individuele gemeente weinig grip op de activiteiten van dit steeds groter wordende bedrijf.

De BBB gelooft in de kracht van lokale gemeenschappen, in ontwikkeling van onderop in plaats van van bovenaf. Warmtegemeenschappen geleid door burgers dragen bij aan energy citizenship en versterken de lokale samenleving. Deze warmtebedrijven van, voor en door lokale eindgebruikers moeten wat ons betreft gestimuleerd worden. Het Rijk reserveert 224 miljoen voor de opbouw van publieke uitvoeringskracht via EBN, maar voor de ondersteuning van warmtegemeenschappen is geen structureel budget gereserveerd. Groot is goed in deze wet, maar vele kleintjes maken ook één grote.

De BBB wil een koerswijziging en heeft daarover de volgende vragen aan de minister. U wijst er in een Kamerbrief terecht op dat het weigeren van een ontheffing van een door de wijk gedragen collectieve warmtegemeenschap schadelijk is voor het draagvlak en de actieve participatie van bewoners. Geef de gemeente echt de regie op de kavelverdeling, haal deze voorkeursbehandeling uit de wet en bouw eventueel een bezwaarmogelijkheid in voor de grote regionale warmtebedrijven. Bent u bereid dit uit te werken in de AMvB? Wij overwegen hierover een motie in te dienen.

Kunt u toezeggen dat het kabinet de gemeenten de ruimte geeft de grens voor kleine collectieve warmtesystemen gemotiveerd te verhogen, bijvoorbeeld naar 2.500 aansluitingen, om zo meer flexibiliteit in te bouwen, om zo een heel dorp of een hele wijk aan te sluiten en op die manier draagvlak, innovatie en modulaire groei te bevorderen? Kan nog eens kritisch gekeken worden naar de vele regels voor warmtecollectieven voor burgers en bedrijven? Zijn al die regels echt nodig of kan het minder? Wilt u toezeggen dat regeldruk ook deel uit gaat maken van de evaluatie?

Wij hebben nog een vraag over een faciliterend kader voor warmtegemeenschappen. De Europese richtlijn RED II vereist een goed "enabling framework", zodat energiegemeenschappen een gelijke toetreding tot de markt hebben. Dit vraagt om ondersteuning, financiering, capaciteitsopbouw en samenwerking. Op dit moment is er geen structureel budget voor deze ondersteuning, terwijl er 224 miljoen euro is gereserveerd voor de Nationale Deelneming Warmte. Dit bedrag is wellicht deels nodig om bestaande commerciële warmtenetten over te nemen. Kunnen deze netten niet gewoon gedurende hun levensduur in stand gehouden worden zonder een meerderheidsbelang van de overheid, nu de ACM waakt over de tarieven? Structureel geld kan dan naar het ondersteunen van gemeenten en warmtecollectieven. Graag een reactie van de minister.

Bent u bereid om ten behoeve van een faciliterend kader op korte termijn een structureel nationaal dekkend budget te reserveren — ten minste 50 miljoen tot 2030, zoals de sector zelf aangeeft — voor het opbouwen van het faciliterend kader, inclusief initiatievensubsidie en een uitbreiding van het ontwikkelingsfonds, zodat warmtegemeenschappen echt een gelijke kans krijgen?

Als we het nu toch over Europa hebben: klopt het dat tuinders weer aan het gas moeten vanwege de Nederlandse interpretatie van het ETS, die het aansluiten van aardwarmte en groene CO2 tegenhoudt? Dat staat namelijk in de krant. Graag een reactie van de minister op dit bericht.

Voorzitter. Minder regels, minder ACM. De wet introduceert een ingewikkeld systeem van kostengebaseerde tarieven ter vervanging van de gasreferentie of het niet-meer-dan-andersprincipe. Hoewel kostengebaseerde tarieven op zichzelf de transparantie verhogen, wordt dit tenietgedaan door de ingewikkeldheid van de invoering. De overstap gebeurt in drie tijdrovende fases, wat leidt tot extra onzekerheid, extra kosten en extra vertraging. De tarieven voor warmte zijn in Nederland veel hoger dan in de landen om ons heen, wat bijdraagt aan gebrek aan draagvlak. De ACM moet in het nieuwe stelsel veel extra taken uitvoeren, zoals het vaststellen van efficiënte kosten voor uiteenlopende typen warmtenetten. De ACM heeft zelf al aangegeven dat ze de capaciteit voor dit uitgebreide toezicht op de tarieven niet heeft. De kosten voor het uitgebreide ACM-toezicht worden door de exploitanten doorberekend aan de klanten, waardoor het systeem nog duurder wordt. De ACM en de regering pleiten voor kostengebaseerde tariefregulering met efficiëntieprikkels voor alle warmtebedrijven, inclusief warmtegemeenschappen, om consumenten te beschermen.

Dit is een onnodig ingewikkelde oplossing. Bij non-profit warmtegemeenschappen die een langetermijnhorizon en geen winstoogmerk hebben zou een veel lichter toezichtregime, zoals benchmarking achteraf, volstaan. De BBB kiest voor snelheid en voor een kleinere, efficiënte rol voor de toezichthouder. Het huidige voorstel leidt tot administratieve lasten en langdurige onzekerheid. Verlaging van kosten en tarieven moet een speerpunt zijn. Is de minister bereid om de complexe driefasenovergang naar kostengebaseerde tarieven te versimpelen en voor nieuwe warmtenetten en warmtegemeenschappen fase 3, de kostengebaseerde tarieven, snel en eenvoudig in te voeren? Ziet zij, gezien de extra kosten voor de ACM die door de burger betaald moeten worden, mogelijkheden om de tarieven te beperken tot een maximumtarief met piepsysteem en controle achteraf, in plaats van de ingewikkelde vaststelling vooraf van efficiënte kosten per warmtekavel?

Er wordt een vereveningsfonds geïntroduceerd om de grote tariefverschillen tussen kavels te dempen. Dit fonds wordt gevuld met een opslag op de warmtetarieven. Erkent de minister dat deze opslag, de vereveningstoeslag, de warmtetarieven voor de gemiddelde verbruiker duurder maken? Zou het niet beter zijn om het vereveningsfonds te vervangen door een fonds dat, gefinancierd uit rijksmiddelen, drempels bij de financiering weghaalt, in plaats van gebruikers van goedkope warmtenetten te laten meebetalen aan dure netten en daarmee slecht gedrag te belonen?

Voorzitter. Geld voor lokale collectieven. De keuze voor een publiek meerderheidsbelang is niet gemaakt omdat dit per definitie goedkoper is, maar om publieke belangen, zoals betaalbaarheid, duurzaamheid, leveringszekerheid, beter te waarborgen. Warmtenetten hebben immers een natuurlijk monopolie. Op dit moment wordt 85% van de warmtenetten geëxploiteerd door private partijen zoals Eneco en Vattenfall. De wet dwingt private partijen niet tot een snelle publieke overname. Ze kunnen hun netten blijven exploiteren gedurende een ruime periode waarin een overgangsrecht geldt: minimaal 14 tot maximaal 30 jaar. Na afloop van deze periode waarin het overgangsrecht geldt moeten de netten tegen de restwaarde worden overgedragen aan een publiek warmtebedrijf of een warmtegemeenschap. De totale investeringsopgave tot 2050 voor de realisatie van warmtenetten is gigantisch. Er worden bedragen genoemd van 25 tot 30 miljard euro.

De onzekerheid over een verplicht publiek meerderheidsbelang heeft al geleid tot terugtrekkende bewegingen bij private investeerders en vertraging in de aanleg van netten. Waarom kiest het Rijk ervoor op nationaal niveau de publieke realisatiekracht te vergroten door een dochteronderneming van EBN aan te wijzen als Nationale Deelneming Warmte met een initiële financiering van 224 miljoen euro, terwijl het doel is om de publieke belangen in de warmtetransitie te waarborgen? Het publieke belang is ook gediend met betaalbaarheid en lokaal eigenaarschap. Als private partijen bereid zijn de netten te blijven exploiteren onder de nieuwe kostengebaseerde regulering van de ACM, die de burger beschermt tegen monopolieprijzen, is een geforceerde overname op termijn in onze ogen niet nodig. De overgang naar kostengebaseerde tarieven is immers het belangrijkste instrument om op lagere kosten te sturen.

Overname van bestaande warmtenetten is een enorme financiële opgave en er zijn onvoldoende middelen gereserveerd — dat ben ik met de heer Van Ballekom eens — om de hele investeringsvraag te dekken. Is de minister bereid de wet aan te passen, zodat bestaande private warmtenetten, die 85% van de markt vertegenwoordigen, onder de nieuwe kostengebaseerde regulering commercieel geëxploiteerd kunnen blijven worden, mits zij de strenge wettelijke eisen van betaalbaarheid en duurzaamheid nakomen, om zodoende een gedwongen overdracht aan het einde van het overgangsrecht te voorkomen? Als deze route wordt gevolgd, kan het kabinet dan een deel van die miljoenen, gereserveerd voor de Nationale Deelneming Warmte, ten goede laten komen aan de gemeenten, de betaalbaarheid voor burgers en de lokale warmtegemeenschappen, om de regionale realisatiekracht van onderop te versterken en zo de warmtetransitie daadwerkelijk te versnellen? De BBB wil een warmtetransitie die niet van bovenaf wordt opgelegd, maar die vooral lokaal maatwerk is. Deze wet dreigt te verzanden in onbetaalbaarheid en bureaucratie en dreigt de burger in de kou te laten staan.

Voorzitter. Laten we de middelen inzetten op die plekken waar de transitie daadwerkelijk moet gaan plaatsvinden: bij de burger en in de wijk, maar zeker ook in de regio. Wij kijken uit naar de beantwoording van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Langen-Visbeek namens de BBB. De volgende spreker is mevrouw Van Aelst-den Uijl van de Socialistische Partij.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):

Dank, voorzitter. Het is altijd fijn om te horen dat onze partijnaam zo volledig uitgesproken wordt. Daar genieten wij van; dat zult u begrijpen.

Voorzitter. Ik noem overstappen naar duurzamere warmtebronnen dan gas, consumenten beter beschermen tegen hoge prijzen voor warmte, regulering, leveringszekerheid en, het meest belangrijk, een meerderheidsbelang in publieke handen, hoewel wij uiteraard het liefste een volledig belang in publieke handen zouden zien. De complimenten die mijn Tweede Kamerfractie deze minister gaf, geven wij ook graag. Met deze wet leert deze minister namelijk van eerdere privatiseringen van andere publieke netwerkvoorzieningen. Belangrijke netwerkvoorzieningen en infrastructuur horen namelijk niet in private handen te zijn. U begrijpt dat wij als SP oprecht heel blij zijn met deze beweging, maar in deze wet is zo weinig rekening gehouden met inwoners en huurders dat wij twijfelen of we uiteindelijk voor deze wet kunnen gaan stemmen. U begrijpt dat wij eigenlijk heel graag vóór warmtenetten in collectieve handen zouden willen stemmen.

De Wet collectieve warmte laat inwonersrechten uiteindelijk ver buiten beschouwing. Huurders lijken het kind van de rekening te worden. Het warmtesysteem dat vaak de laagste maatschappelijke kosten heeft, is strakjes te duur voor heel veel huishoudens. Het draagvlak neemt af vanwege de kosten en de manier waarop huurders zich onder druk gezet gaan voelen. Wat de SP betreft zijn warmtenetten vaak echt de beste oplossing: het meest duurzaam en het meest betaalbaar. Maar deze wet, op deze manier, is niet de beste oplossing.

In de Tweede Kamer heeft SP-Kamerlid Sandra Beckerman u uitgebreid meegenomen in de historie van eerdere grote transities: naar aardgas, naar riolering en naar leidingwater. Deze transities waren uiteindelijk succesvol door precies die dingen die we hier eigenlijk niet of onvoldoende doen: regie nemen en als collectief de kosten dragen. Mensen gingen ook vooruit door die veranderingen. Helaas kun je dat tot nu toe van de overgang naar warmtenetten nog niet zeggen. Want nog even los van de kosten, zonder wijzigingen in de uitvoering betekent deze wet voor heel veel mensen een keuze tussen kou, gepruts met verschillende warmtebronnen in huis, of een gedwongen contract dat ze eigenlijk niet willen. Uiteindelijk betekent het ook een leeglooprisico als de techniek zich verbetert op tapwater en ruimteverwarming. Het betekent daarnaast ook dat heel veel inwoners zullen afhaken vanwege dwang, verlies van vertrouwen in corporaties en in de gemeente. Het betekent dat heel veel inwoners, vooral huurders, zeggenschap zullen gaan verliezen, terwijl juist die zeggenschap zo belangrijk is om steun te krijgen en te behouden.

Vooral sinds de energiecrisis wordt er heel veel gesproken over energiearmoede. In het kader van deze warmtewet spreken de minister en verschillende partijen ook over energiearmoede. Daarom paste de minister uiteindelijk ook iets aan in de tarievenstructuur. Dat is een goed stapje, maar eigenlijk nog geen oplossing. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken: energiearmoede betekent natuurlijk niet dat je alles kunt betalen behalve je energierekening. Het betekent dat je te weinig inkomen hebt om stijgende lasten te kunnen betalen, waaronder je energierekening.

Uiteindelijk gaan we met de warmtewet op deze manier regionale verschillen in armoede creëren en versterken. Want in sommige gebieden gaan die warmtenetten veel betaalbaarder worden dan in andere gebieden. Het zal een oneerlijke situatie creëren die mensen terecht niet gaan begrijpen. Die ongelijkheid zal ook ten koste gaan van draagvlak voor een transitie en zal het rechtvaardigheidsgevoel van mensen aantasten.

In alle eerlijkheid, gezien de omvang van deze transitie, de transitie naar duurzame grondstoffen en naar duurzame energie, kunnen we ons dit verlies van draagvlak eigenlijk niet veroorloven. We hebben vertrouwen en steun van alle Nederlanders nodig, en zij hebben nodig dat mensen mee kunnen profiteren van deze transitie. Soms zal dit betekenen dat we gaan kiezen voor een andere techniek in wijken waar warmtenetten niet haalbaar zijn. Maar het eerlijker verdelen van lasten en lusten over het land zal ook onderdeel van de oplossing moeten zijn. Wat de SP betreft zou dat ook moeten betekenen dat de regels voor betaalbaarheid voor bewoners niet pas over vier jaar ingaan, maar dat ze direct in zouden moeten gaan. Daarbij kom ik ook op de volgende vraag aan de minister. Onderdeel van betaalbaarheid is namelijk ook de vraag hoeveel winst een bedrijf mag maken. Hoeveel winst mogen deze grotendeels publieke bedrijven dus maken ten laste van al die huurders en woningeigenaren die op het warmtenet aangesloten zijn? Hoeveel winst ten laste van al deze inwoners is gerechtvaardigd?

Voorzitter. Ik heb in deze Kamer al een paar keer de vraag gesteld welke les we leren van het instemmen met wetten die voor inwoners niet goed bleken te zijn — wetten die rechten van inwoners leken of bleken aan te tasten. Dat zijn lessen die we kunnen leren van, in het meest extreme geval, het toeslagenschandaal, en van de enquêtecommissie, die ook ons als Kamer aansprak op onze plicht om inwoners te beschermen en kritisch naar de uiteindelijke effecten van wetten te kijken. Het gaat over lessen van eerdere transities, die ik al noemde, zoals de aanleg van riolering, waterleidingen en gasnetten. Maar het gaat ook om lessen van alle eerdere keren dat publieke voorzieningen deels of volledig in private handen kwamen en om al die keren dat met publiek geld verworven kennis privaat eigendom werd en wij als overheid die kennis keer op keer terug moesten huren. Leren wij ook van al die keren dat wij met publiek geld private risico's hebben afgedekt, waarna uiteraard de winsten daarop privaat werden? Daarbij heb ik een vraag aan de minister. Mogen die publieke bedrijven, die dus de grotere netten gaan exploiteren, uiteindelijk ook deelnemen in die kleine warmtenetten? Want vanuit het veld horen wij dat daar op dit moment onduidelijkheid over is, en dat de publieke bedrijven daar niet welkom zullen zijn.

Voorzitter. Dit klinkt allemaal heel veel negatiever dan ik zou willen. Zoals ik aan het begin al zei, zou ik eigenlijk het allerliefst willen instemmen met deze wet, maar niet met de haken en ogen die er nu zijn. Er is wat de SP betreft wel degelijk een werkbare weg vooruit. Wij zijn onder andere zeer te spreken over het advies dat de heer Rooijers heeft afgeleverd in opdracht van deze minister. Hij analyseert dat er vier knelpunten zijn. Het eerste: onzekerheid en wantrouwen bij gemeenten, woningbouwcorporaties en bewoners over de betaalbaarheid en de leveringszekerheid. Het tweede: de sterk gestegen kosten van bestaande bouw, waardoor businesscases onder druk komen te staan. Het derde: de onduidelijkheid over waar warmtelevering komt, wat uiteindelijk de besluitvorming vertraagt. En het vierde: dat de aangekondigde wet, waar we vandaag over spreken, zal leiden tot een investeringsstop bij private partijen.

Dat zijn vier knelpunten die wat ons betreft heel helder zijn. Het strategische hoofdadvies dat hij geeft, is de vorming van vier publieke warmtebedrijven. Daarbij neemt het Rijk dan via staatsbedrijf EBN de drie grote private warmtebedrijven die er nu zijn deels of volledig over en integreert deze in vier regionale publieke warmtebedrijven. Zo ontstaat schaalgrootte, snelheid en duidelijkheid. Maar wij hebben het idee dat de minister dit idee nog niet zo volledig omarmt als wij als SP dat doen en zouden willen dat de minister dat doet.

Als je dan kijkt naar wat wij de allerbeste oplossing zouden vinden, ook met het oog op de sociale transitie en energiegemeenschappen, zoals in Europa besloten, dan is voor ons het ideale beeld het volgende. Huurders huren een onverwarmde ruimte en krijgen hiervoor een lagere huur. Ze bepalen vervolgens zelf hoe zij hun huis duurzaam zouden willen verwarmen, net als vroeger en net als bij woningeigenaren. Bij appartementen besluiten zij daar collectief over. De verhuurder faciliteert middels een subsidieaanvraag en een aannemer, of treedt zelf op als gebouwgebonden warmteleverancier bij kleinschalige projecten. Uiteindelijk gaan huurders zo een gelijkwaardige positie krijgen en behouden in de energietransitie en in de wijkgerichte aanpak door gemeenten. Uiteindelijk is het belangrijkste dat wij collectief, met elkaar, de lasten dragen en dat we de lusten en lasten zo eerlijker verdelen. Huishoudens zijn geen investeerders, maar zij moeten in dit wetsvoorstel uiteindelijk wel alle kosten en alle risico's van warmtenetten dragen. Bij gasnetten bijvoorbeeld dragen wij als samenleving collectief de risico's en de lasten. Waarom doen we dat dan ook niet bij deze warmtenetten?

Ik snap dat dit onze utopie is, maar we zien ook wel dat we dat niet vandaag voor elkaar gaan krijgen, al is het maar omdat wij als Eerste Kamer wetten niet mogen aanpassen. We zien dat de realiteit van die allerbeste oplossingen voor sociale transitie uiteindelijk misschien wel haalbaar is en dat deze wet een eerste stap zou kunnen zijn, maar voor ons zitten er drie scherpe punten in deze wet die maken dat wij vooralsnog niet kunnen instemmen tenzij de minister daar goede toezeggingen op doet.

Het eerste punt wat ons betreft is dat er een aparte uitvraag zou moeten zijn onder het huurrecht voor woningverbeteringen zoals renovatie en isolatie. Dat zijn verbeteringen die sowieso moeten. Dit zou geen koppelverkoop moeten zijn met een warmtenet. Het tweede punt is dat een warmtenet onder deze wet volgens de Leidraad Warmte van de ACM … Dat een warmtenet onder de Warmtewet volgens de leidraad van de ACM … Sorry, ik heb dit heel onhandig opgeschreven. Die moet aangevuld worden met extra aanpassingen, zodat een huurder individueel een energiecontract zou moeten afsluiten en niet onder de 70%-regeling zou moeten vallen, omdat het geen woningverbetering is als je een warmtenet aanlegt. Dus uiteindelijk zouden zij individueel instemmingsrecht moeten hebben en niet onder druk gezet moeten worden onder die 70%-regeling. Het derde punt is die solidaire verdeling van lusten en lasten, bijvoorbeeld met een landelijke solidariteitsregeling.

Wij zijn heel benieuwd hoe de minister staat tegenover deze drie punten en of zij kan toezeggen deze punten in haar uitvoering te verwerken. We zijn benieuwd of de minister het met ons eens is dat in de huidige inrichting van de wet het risico zit dat de ongelijkheid versterkt gaat worden voor huurders en dat huurders- en consumentenrechten worden aangetast. De wet maakt het mogelijk om rechten van huurders te omzeilen, een wat ons betreft onwenselijke situatie. Ook in de Tweede Kamer is daar uitgebreid aandacht voor geweest. We hebben als Eerste Kamer uiteindelijk de rol om te toetsen of deze wet voldoet in relatie tot andere wetten. Wij zien dat deze wet op het gebied van huurbescherming en consumentenbescherming botst met andere wetten. Uiteindelijk hebben wij dan als Kamer de taak om dat te benoemen en de minister te vragen om daar een oplossing voor te bieden.

Op veel van de knelpunten zal toezicht moeten komen vanuit de ACM, om excessen te voorkomen. Wij zijn heel benieuwd of de ACM daar voldoende mensen en middelen voor zal krijgen en of het beschikbaar stellen van kennis en ondersteuning voor energiegemeenschappen ook op een goede manier geregeld gaat worden, zodat zij ook echt onderdeel kunnen worden van de transitie. Mevrouw Van Langen-Visbeek noemde net ook deze energiegemeenschappen al. Het blijft voor ons wel een belangrijk aandachtspunt dat de kleinere netten buiten toezicht en regels gaan vallen. Wij zijn heel benieuwd hoe inwoners beschermd gaan worden wanneer zij onder een kleiner net vallen en daarmee dus eigenlijk volledig buiten de boot vallen bij de bescherming.

Voorzitter. We vragen ons als SP af: en de bedrijven dan? Om warmtenetten rendabel te maken, moeten zo veel mogelijk huizen aangesloten worden, soms zelfs met dwang. Mogelijk verdwijnen de subsidies voor warmtepompen voor alle huizen op de plekken waar een warmtenet komt. Bedrijven lijken echter gewoon zelf te mogen blijven kiezen tussen zich aansluiten op een warmtenet en een eigen oplossing. Dat is een beetje scheef. Zeker wanneer al die huizen kennelijk nodig zijn om het warmtenet rendabel te maken, dan zouden de bedrijven daar wellicht ook nodig voor zijn. We horen graag of de minister de bedrijven gaat verplichten om er gebruik van te maken wanneer er een warmtenet is. Of gaat hij hun op z'n minst geen subsidie voor andere oplossingen meer geven wanneer ze ook de keuze hebben om zich aan te sluiten op een warmtenet?

Voorzitter, een laatste punt, ook met een blik op de klok. De SP maakt zich over dit punt zorgen, omdat de Raad van State niet voor niets benadrukt dat er publieke regie door gemeenten nodig is. Maar diezelfde gemeenten verzuipen nu al in de extra taken, zonder voldoende middelen. Deze gemeenten krijgen hun vacatures steeds lastiger ingevuld. Daarmee kunnen ze ook steeds lastiger taken vervullen. Hoe gaat de minister deze gemeenten equiperen zodat zij inwoners kunnen versterken en beschermen als deze wet strakjes van kracht wordt?

Voorzitter, afsluitend. Zonder vertrouwen komt er geen transitie. Dat vertrouwen komt niet vanzelf. Mensen willen zekerheid, keuzevrijheid, bescherming tegen woekerprijzen en bescherming tegen kou. Wij als overheid moeten hen daarin bijstaan en hen beschermen. Hoe gaat het kabinet opnieuw draagvlak opbouwen in wijken waar mensen nu afhaken vanwege hoge kosten en het gevoel gedwongen te worden? Hoe geeft het kabinet invulling aan de kritiekpunten die ook de Raad van State op dit vlak heeft? Denkt de minister dat mensen uiteindelijk voldoende doenvermogen hebben om hun eigen rechten te beschermen als hun verhuurder hen op een warmtenet wil aansluiten? Zo ja, waarom denkt de minister dat? Waarom denkt de minister dan dat mensen daar voldoende doenvermogen voor hebben? Is de minister het daarnaast met ons eens dat het feit dat een woningeigenaar naar de goedkopere bestuursrechter kan gaan terwijl huurders hun recht bij een civiele rechtbank moeten halen en daarvoor hogere kosten moeten dragen, die ongelijkheid uiteindelijk in de kaart zal spelen?

Voorzitter, afsluitend. Zoals gezegd zijn wij echt voorstander van warmtenetten op die plekken waar ze de beste oplossing voor warmte zijn. Wij zijn voorstander van publiek eigendom en vanzelfsprekend zijn wij voorstander van een transitie naar duurzamere energiebronnen. Wij zijn dat echter niet zonder te leren van eerdere transities en zonder te leren van grote fouten en van leed dat wij als overheid inwoners hebben toegebracht. We hebben daarom een minister nodig die de punten wegneemt die inwoners zouden kunnen beschadigen, die het vertrouwen zouden kunnen aantasten en die daarmee het draagvlak voor de o zo belangrijke warmtenetten in de weg zullen staan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Aelst-den Uijl. Voor de lunchpauze hebben we nog één spreker. Dat is de heer Koffeman van de Partij voor de Dieren. Aan u het woord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koffeman i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. In 2030 moeten 500.000 woningen in Nederland volgens planning zijn aangesloten op een warmtenet. Met slechts 15.000 aansluitingen per jaar ligt Nederland ver achter op schema, terwijl de jaarlijkse verkoop van warmtepompen zo'n factor tien hoger ligt. Grote projecten in Den Haag, Amsterdam en Utrecht komen piepend en krakend tot stilstand, omdat de kosten vele malen hoger blijken dan voorzien. Voor de aanleg van WarmtelinQ in Den Haag moet de Gasunie minstens 500 miljoen bijleggen. Vattenfall in Amsterdam verhoogde de tarieven van zijn warmtenet met 30%, waardoor huurders van woningcorporaties in de financiële problemen kwamen en bovendien een stuk meer kwijt waren aan hun energierekening dan toen ze nog gas gebruikten.

De Wet collectieve warmte moet zorgen voor een broodnodige positieve impuls. Maar hoe dieper wij de wet in duiken, hoe meer vragen er bij onze fractie naar boven komen. Ja, Nederland moet van het gas af en ook bewoners moeten een bijdrage leveren aan klimaatdoelstellingen. Daar zijn we het mee eens. Maar is het verwarmen van huizen met restwarmte uit Pernis nou echt duurzaam te noemen? Zorgt deze wet ervoor dat ook armere huishoudens de energierekening straks nog kunnen betalen? Is er wel sprake van keuzevrijheid wanneer je gemeente heeft besloten dat je wijk over een aantal jaar van het gas af moet? Is het kabinet bereid garanties te bieden dat een warmtenet nooit duurder zal mogen uitpakken dan een gasaansluiting? Zo'n minimale garantie is toch wel het minste wat er nodig is. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. De Wcw bepaalt dat warmtebedrijven voor meer dan 50% in handen moeten komen van overheden zoals gemeenten of provincies. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat dit het draagvlak onder bewoners zou moeten vergroten. Maar we weten ook dat het draagvlak voor warmtenetten laag is, zo blijkt uit onderzoek van de Vereniging Eigen Huis. 51% van de respondenten staat negatief tegenover aansluiting en slechts een derde is positief. Berichten in de media over torenhoge tarieven en niet te verhelpen storingen helpen uiteraard niet.

Voorzitter. Een cruciale vraag voor de Partij voor de Dieren is waar de warmte vandaan komt. Warmtenetten kunnen worden gevoed door duurzame bronnen zoals geothermie, zonthermie of aquathermie, maar er zijn ook minder duurzame opties: restwarmte uit raffinaderijen en datacenters, warmte uit afvalverbranding of de vergisting van mest en andere dierlijke producten. Postume lichaamswarmte van dieren zal niet iedereen aanspreken. Hiermee wordt een lock-in gecreëerd: je maakt warmtenetten afhankelijk van vervuilende industrieën. Als de bronnen fossiel blijven, blijft het duurzame warmtenet indirect ook fossiel. Dat maakt het verduurzamen van de betreffende bron minder aantrekkelijk. Hoe ziet de minister dat?

Wat gebeurt er met een warmtenet wanneer een industrie, bijvoorbeeld Tata Steel, besluit op korte termijn Nederland te verlaten? Kan er in zo'n geval makkelijk worden omgeschakeld naar een andere bron? Zijn daar garanties of voorbereidingen voor getroffen en wordt er bij de aanleg van de infrastructuur rekening gehouden met dergelijke scenario's?

Voorzitter. Wij zijn geen voorstander van houtige biomassa; dat is bekend. Toch wordt ook biomassa gebruikt als zogenaamd duurzame bron voor warmtenetten. Op papier is het schoon, want het voldoet aan de duurzaamheidscriteria uit de RED-richtlijn, maar in werkelijkheid zorgt het kappen van bomen en het verbranden van hout voor meer CO2-uitstoot dan er vrijkomt bij het stoken op gas. Kan de minister aangeven in hoeverre houtige biomassa gebruikt wordt en gaat worden in collectieve warmtenetten? Neemt de minister maatregelen om het gebruik van houtige biomassa te ontmoedigen? Graag een reactie.

Voorzitter. We maken ons ook zorgen over de transparantie over de gebruikte bronnen. In hoeverre heeft een bewoner zicht op de bronnenmix die door een warmtebedrijf wordt gebruikt? Hoe kan een bewoner weten of zijn of haar woning wordt verwarmd op basis van geothermie, biomassa of misschien zelfs mest of kadavergas? Is het groene stroom of, zoals in het laatste geval, bruine stroom? Is de minister het met onze fractie eens dat transparantie wel nodig is om als bewoner een gedegen afweging te kunnen maken over het wel of niet meedoen aan het betreffende warmtenet? Wie controleert er of daadwerkelijk datgene door de leidingen stroomt wat in de papieren staat? Graag een reactie.

Voorzitter. Dan kom ik nu bij de betaalbaarheid voor huishoudens. Waar tarieven nu nog gekoppeld zijn aan de gasprijs, het "niet meer dan gas"-principe, zal dat na een overgangsperiode veranderen in kostengebaseerde tarieven, het "niet meer dan nodig"-principe, vast te stellen door de ACM. Dat kan een verbetering zijn, maar garandeert natuurlijk niet dat consumenten goedkoper uit zijn dan met gas of met een warmtepomp. We hebben ook vraagtekens bij de tariefopbouw. In hoeverre is die transparant en begrijpelijk voor de gebruikers? Zullen de tarieven net als bij gas en elektra bestaan uit een variabel en vast tarief, waarbij het mogelijk is te besparen op de kosten door zuiniger te leven? Het warmtebedrijf zal zijn investeringen linksom of rechtsom moeten terugverdienen, dus betekent dat hogere vaste kosten in het tarief? Graag een reactie van de minister. Ook begrepen we dat warmtebedrijven gebruik kunnen maken van SDE++-subsidies, maar die subsidies stoppen per 1 januari 2027. Welke consequenties heeft dat voor de tariefopbouw? Graag een reactie.

Voorzitter. Onze fractie maakt zich net als vorige sprekers zorgen over de situatie voor vve's. Die is bijzonder ingewikkeld. Klopt het dat het wetsvoorstel ervoor zorgt dat een warmtebedrijf een vve met meer dan tien woningen kan dwingen tot aansluiting als dat nodig is voor de financiële haalbaarheid van het warmtenet? Waarom zou zo'n vve een verplichting opgelegd moeten krijgen die individuele woningeneigenaren niet hebben? Een vve kan toch onmogelijk tot taak hebben om de businesscase van een warmtebedrijf overend te houden? Graag een reactie.

We hebben ook zorgen over het amendement-Grinwis/Bontenbal dat regelt dat een vve met een gewone meerderheid van stemmen, de helft plus een, kan besluiten om aangesloten te worden op een warmtesysteem. Ook de leden van de vve die niet aangesloten willen worden, zijn dan aan dit besluit gebonden. De Raad van State was kritisch over dit amendement. Vormt dit geen inbreuk op het eigendomsrecht, de keuzevrijheid of zelfs gewetensbezwaren? En zijn vve's wel bevoegd tot zulke besluiten? Hoe ziet de minister dat?

Voorzitter. Onze fractie heeft ook vragen bij de zogenaamde keuzevrijheid om al dan niet te kiezen voor aansluiting op een warmtenet. Wanneer de gemeente op grond van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie een gebied aanwijst voor aansluiting op een warmtenet en daarmee het gebruik van aardgas in een gebied op termijn uitsluit, resteren voor huiseigenaren slechts twee opties: een aansluiting op het warmtenet via stilzwijgende aanvaarding ofwel een actieve weigering en het zelf moeten regelen van een prijzig en duurzaam alternatief, zoals een warmtepomp of airco. In hoeverre is er sprake van keuzevrijheid wanneer in de praktijk het stilzwijgend aanvaarde aanbod van het warmtebedrijf de enig financieel en praktisch haalbare optie is? Zou een actief besluit niet logischer zijn? Welke reactietermijn zullen bewoners krijgen om op het aanbod te reageren? Hoe wordt er überhaupt gecontroleerd of bewoners de boodschap hebben ontvangen en of zij die ook hebben begrepen? Graag een reactie.

Voorzitter. In veel gemeenten zijn bewoners met initiatieven gestart om zelf kleinschalige duurzame warmtenetten te realiseren. Deze projecten versterken het lokale eigenaarschap en leveren vaak innovaties op, maar ze moeten voldoen aan dezelfde regels voor een publiek meerderheidsbelang of ze moeten ontheffing regelen. Onze fractie vreest dat dit voor veel coöperaties tot zware administratieve lasten zal leiden. Hebben gemeenten voldoende capaciteit en kennis in huis om voor de vereiste ondersteuning te zorgen? Graag een reactie.

Voorzitter, ik sluit af. Het vertrouwen in de overheid is laag en klimaatmaatregelen worden met de nodige scepsis bekeken. Het stopzetten van de salderingsregeling en het opschorten van de CO2-heffing voor grote vervuilers helpen niet om bewoners warm te laten lopen voor een overstap naar een warmtenet. Om van de Wcw een succes te maken, is het cruciaal dat de overheid haar afspraken nakomt. Volgens Vereniging Eigen Huis zou een garantie van de overheid dat een bewoner kosteloos van het warmtenet af kan, helpen. De kosten, zo'n €5.300, zijn voor veel bewoners nog een drempel voor aansluiting. Het zou echt te gek zijn als je energieleverancier een boete van €5.300 vraagt om van energieleverancier te wisselen; dat zou echt onbestaanbaar zijn. In termen van warmtenetten zou die onbestaanbaarheid net zo groot moeten zijn. We horen het graag van de minister.

Voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman, voor uw bijdrage namens Partij voor de Dieren.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

We gaan zo schorsen voor de lunchpauze. Na de lunchpauze staan er stemmingen op de rol. Daarna gaan we weer door met de eerste termijn van de Kamer. We beginnen dan bij mevrouw Visseren-Hamakers, van de gelijknamige fractie. Ik schors nu de vergadering voor de pauze, tot 13.30 uur.

De vergadering wordt van 12.27 uur tot 13.30 uur geschorst.