T01581

Toezegging Brief bankenaandelenheffing (33.121)



De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Reuten, toe in een brief in te gaan op de argumenten met betrekking tot een bankenaandelenheffing.


Kerngegevens

Nummer T01581
Status voldaan
Datum toezegging 2 juli 2012
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen aandelenheffing
bankenbelastingen
Kamerstukken Wet bankenbelasting (33.121)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 35 – blz. 40-41

De heer Reuten (SP):

[...]

In het voorlopig verslag vroeg de SP-fractie daarom de opvatting van het kabinet over het heffen van de bankenbelasting in de vorm van bankaandelen, dus uitbreiding van het aandelenkapitaal naar rato van de belastingheffing. Dit heeft de volgende effecten: 1. de kredietnemers worden niet getroffen; 2. deze vorm van belastingheffing gaat niet ten koste van de kapitaalversterking van banken omdat er onder andere geen effect op de winst is (vergelijk scenario 2 van DNB); 3. de overheid kan al dan niet besluiten deze aandelen te verkopen; verkoop heeft uiteraard geen effect op de kapitaalversterking; 4. door de zogenoemde verwatering, dat wil zeggen méér aandelen die delen in dezelfde toekomstige winst, komt het effect van de belasting als beprijzing precies terecht bij degenen die dat zouden moeten dragen.

De staatssecretaris voert in de memorie van antwoord een aantal bezwaren aan waarvoor ik alle waardering heb, maar die mijns inziens vooral het gehalte hebben van terecht gesignaleerde problemen die nadere bestudering vergen. Ik noem de volgende vijf bezwaren, waarbij het woord "maar" steeds mijn repliek inluidt.

Ten eerste zou het een ongewenst precedent scheppen. Maar de bankenbelasting is een specifieke belasting voor een specifieke sector.

Ten tweede gaat het tevens om banken waarvan de aandelen niet beursgenoteerd zijn. Je kunt dan denken aan coöperatieve banken. Maar dat neemt niet weg dat er een onderhandse waardebepaling kan komen en dat deze aandelen ook onderhands verkocht kunnen worden. Het gaat bijvoorbeeld voor een pensioenfonds als belegger om aanzienlijke volumes, 600 mln. of een deel daarvan.

Ten derde zou de waarde van aandelen sterk kunnen fluctueren waardoor de waarde van de belastinginkomsten sterk zou fluctueren. Dat is juist. Maar de Belastingdienst zou de aandelen vrijwel onmiddellijk kunnen verkopen. Bij incourante aandelen kunnen daarover met institutionele beleggers tijdig afspraken gemaakt worden.

Ten vierde zou bij deze belastingvorm afwenteling op anderen dan aandeelhouders niet uitgesloten zijn, omdat aandeelhouders ter compensatie van de verwatering bij het bankbestuur alsnog een hoger rendement zouden kunnen vragen met effect op het eigen vermogen van de bank, en met effect op de kredietverlening. Maar de heffing in aandelen heeft bij een constante dividendsom door verwatering uiteraard een initieel koersdalend effect. Bij die gedaalde koers zal in een zogenaamde efficiënte markt het rendement constant zijn. Het potentieel verlies zit dan in de gedaalde koers. In iedere omstandigheid van koersdaling kunnen aandeelhouders hogere dividenden afdwingen, dit gaat echter tegelijkertijd ten koste van verdere koersdaling. Die afweging is er altijd voor aandeelhouders en heeft niet specifiek van doen met deze belasting.

Ten vijfde zal bij volledige afwenteling op de aandeelhouders die hiervoor niet gecompenseerd worden – de staatssecretaris gaat hier dus mee in de redenering van de SP-fractie – de heffing in aandelen nog, zo stelt de staatssecretaris, gevolgen hebben voor de kapitaalversterking van banken doordat de daling van de aandelenwaarde van de bank het moeilijker zou maken op private wijze de kapitaalbuffers te versterken. De staatssecretaris redeneert in deze laatste verdedigingslinie vanuit de bestaande aandeelhouders en niet vanuit de markt als geheel. Uiteraard is het zo dat bij een gedaalde koers de uitgifte van ieder extra nominaal aandeel minder kapitaal oplevert. Waar het hier echter om gaat, is de hoeveelheid extra kapitaal die opgehaald wordt ongeacht het aantal extra nominale aandelen dat daarvoor moet worden uitgegeven.

Ik zie graag dat de staatssecretaris morgen beknopt op deze repliek reageert ter verduidelijking van de wederzijdse standpunten. Vervolgens stel ik het op prijs als de staatssecretaris in een brief of een korte notitie de voor- en nadelen van een bankenaandelenheffing nader uiteen zou zetten. Dit is van belang omdat deze belastingvorm de belangrijkste problemen van het wetsvoorstel, met name het effect op de kredietverlening, lijkt te kunnen ondervangen.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 85

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De laatste vraag die gisteren gesteld is, is van de heer Reuten. Hij heeft gevraagd of de bankenbelasting niet in de vorm van aandelen kan worden geheven. Gelukkig heeft hij daarbij aangegeven dat het geen voorstel voor nu is, maar misschien voor later. Ik ben daar wel blij mee. Anders zouden wij dit voorstel moeten ophouden voor een alternatief. Op het eerste gezicht lijkt het een aardig creatief voorstel, dat misschien over drie jaar bij de evaluatie kan worden betrokken. Als je een bankenbelasting gaat heffen door middel van het opeisen van aandelen, ben je eigenlijk bezig om stukje bij beetje het bankwezen verder te nationaliseren om als overheid een steeds groter deel van het eigendom te verwerven. Ik kan mij dat goed voorstellen vanuit de ideologie die de heer Reuten aanhangt, maar het zal hem niet verbazen dat het kabinet niet voor die benadering kiest. Daarmee rond ik mijn eerste termijn af.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 91

De heer Reuten (SP):

Ik heb nog een korte vraag. Kan de staatssecretaris in verband met de evaluatie die hij zojuist noemde in een brief ingaan op de argumenten over de bankenaandelenheffing, als de ambtenaren weer tijd hebben?

Staatssecretaris Weekers:

Ik wil daar te zijner tijd met alle plezier een brief over sturen. Tegelijkertijd zeg ik nu alvast dat ik er niets in zie, maar ik wel er best een brief over sturen.


Brondocumenten


Historie