T00983

Toezegging Evaluatie adviesrecht, voordracht en one-tiermodel (30.599)



De staatssecretaris zegt toe het adviesrecht, de voordracht en de one-tier board (functionele scheiding tussen bestuur en toezicht binnen één orgaan) over 3 jaar te evalueren.


Kerngegevens

Nummer T00983
Status voldaan
Datum toezegging 10 maart 2009
Deadline 1 juli 2013
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris I van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden dr. G.H.M.M. ten Horn (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Kamerstukken Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake colleges van bestuur en raden van toezicht (30.599)


Uit de stukken

Handelingen Eerste Kamer 2008-2009, nr. 24 - blz. 1201

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

(...)

Naar aanleiding van een zeer intensief debat in de Tweede Kamer heb ik toch gemeend twee zaken te moeten toevoegen. De eerste is het adviesrecht van deelnemersraden en de ondernemingsraad wat betreft de profielen. Daarmee wordt toch verantwoording afgelegd en ontstaat minder ons kent ons, ik benoem jou en jij benoemt mij en zo besturen wij Nederland. Er is kritische beschouwing mogelijk door de ondernemingsraad en de deelnemersraad. Dat vind ik belangrijk. Het is immers ook de raad van toezicht van alle mensen die er werken. De tweede is de voordracht. Over die voordracht kan je veel zeggen. De voordracht is bindend. Als de voordracht heeft plaatsgevonden en de benoeming in de raad van toezicht een feit is, moet de persoon in kwestie zonder last en ruggespraak kunnen handelen. Wij zien dat op verschillende terreinen. Het zal ongetwijfeld wel eens niet goed gaan, maar het gaat ook heel vaak wel goed. Ik heb evenwel toch gemeend, vanuit de zorgvuldigheid, om over een aantal jaren dit onderdeel van de wet die nu in de Tweede Kamer word behandeld, te moeten evalueren. Dus ik wil goed nagaan of het werkt of dat het allerlei wrijvingen oplevert. Dat zeg ik toe. Ik zie de plussen en de minnen ook heel nadrukkelijk, maar ik heb gekozen voor de minste van alle kwaden, om het zo maar te zeggen, door toch een relatie te leggen met de organisatie, juist ook vanwege haar grote omvang, zodat er een soort anker is. Het is wel een zonder last of ruggespraak benoemde persoon in de raad van toezicht. Die moet in dat opzicht ook gewoon zijn eigen afweging maken. Misschien blijkt zo iemand in de praktijk de behoefte te hebben om af en toe een ander belang dan het financiële of bestuurlijke onder de aandacht brengen, maar dan moet het niet meer zijn dan een appel om gezamenlijk de verantwoordelijkheid in de raad van toezicht voor het personeel te nemen, om dat voorbeeld maar aan te halen.

(...)

Blz. 1202

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

(...)

De organieke versus de functionele scheiding oftewel de "one tier board", is hier menigmaal besproken. Mevrouw Ten Horn zei terecht dat ik hierover heb gediscussieerd met de Tweede Kamer. Mijn voorkeur ging duidelijk uit naar de soort scheiding die ik in eerste instantie in het wetsvoorstel heb voorgesteld. Uiteindelijk is de discussie in de Tweede Kamer aan de orde geweest en is er inderdaad voor een vrij exclusieve situatie gekozen. Dat kan de zorg weer een beetje wegnemen, want 99% van de instellingen doet het gewoon al vrijwillig, zoals wij het graag zien. Zij zullen vanwege de vrijwilligheid geen enkele reden hebben om, nu het verplicht is, dat niet te doen. Sterker nog: het zal de zaak alleen maar heel erg borgen. Men is echt heel blij dat dit er nu door komt. Het is natuurlijk niet zo netjes van mij als ik iets wat ik in de Tweede Kamer meekrijg, via de governance code regel, maar soms vraag ik mij af hoe ik de zaak nog wel kan regelen. Het zal er uiteindelijk om gaan - in dat opzicht moeten wij mijns inziens de zorg relativeren - dat toezicht en bestuur gescheiden zijn, in personele zin. Het met elkaar aan tafel zitten en bespreken van zaken, neemt natuurlijk niet weg dat beide partijen aparte verantwoordelijkheden hebben. Die verantwoordelijkheden kunnen nimmer over en weer overgenomen worden. Het bestuur ligt in beginsel bij het college van bestuur, tenminste, dat zal de meest voorkomende situatie zijn, inclusief de bevoegdheden van het bevoegd gezag. Dat zal als zodanig ook aanspreekbaar zijn door mij. De taken van de raad van toezicht liggen gewoon heel nadrukkelijk benoemd bij een aantal mensen in het verband. Zij zullen de taak hebben om het te doen overeenkomstig de omschrijving in de wet. Wat dat betreft, verandert er niets. Zij zullen er ook apart verantwoording over moeten afleggen. Alles staat dus zoals het staat. Het kan alleen wat dicht op elkaar komen te zitten als men gezamenlijk opereert en vergadert. Daarover bestaan zorgen, maar het heeft eigenlijk alles te maken met de stijl van functioneren van een persoon die als lid van de raad van toezicht specifiek voor de taken zoals omschreven in de wet, verantwoordelijk is. Mevrouw Ten Horn heeft gevraagd of ik bereid was, het te evalueren. Daarop wil ik ja zeggen, omdat ik mij ook wel realiseer dat het hier in Nederland - mevrouw Meurs gaf dat volgens mij aan - nog niet veel voorkomt. (...) Mevrouw Ten Horn haalde een voetnoot aan van een door mij zeer gewaardeerde wetenschapper die stelt dat het nog wel wat problemen heeft opgeleverd, maar mijn informatie is dat er niet echt zichtbaar onderscheid is tussen het functioneren van het "one tier"- en het "two tier"-model. In ieder geval ben ik bereid om het te evalueren. Ik stel een periode van vier jaar voor. (...)

Blz.1203

Mevrouw Ten Horn

Mijn toelichting op het verzoek van drie jaar gold omdat raden van toezicht erg vaak in de statuten voor een termijn van drie jaar worden benoemd. Mocht uw evaluatie uitwijzen dat de ″one tier″-modellen niet voldoen, zie ik graag de mogelijkheid dat wij iets op korte termijn doen en niet hoeven wachten tot er na vier jaar eens wat gebeurt en vervolgens die raden van toezicht alweer voor drie jaar zitten, want dan zijn wij zes jaar verder.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Over het laatste merk ik op dat die benoeming toch plaatsvindt en dat je sowieso in de nieuwe periode bent beland eer je zo'n evaluatie hebt gedaan. Ik vind wel dat het even de rust en de tijd moet hebben, vandaar dat ik mij, toen ik mij voorbereidde op eventuele vragen, had voorgenomen om op vijf jaar te gaan zitten, maar het luistert bij mij ook weer niet zo nauw, dus ik vind het geen probleem om er drie jaar van te maken. Daar zit het hem niet in. Wij moeten wel voldoende tijd hebben om na te gaan of het naar behoren functioneert. Met drie

jaar kom je ook een aardig eind.

(...)

Blz.1206

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart

(...)

Ik sluit mij volstrekt aan bij de opmerking van de heer Dölle dat ik zeer veel respect moet hebben voor de Tweede Kamer. Ik ga wat daar is besloten hier of elders niet teniet doen of ondermijnen. Dat doe ik dan ook niet. Het voorstel ligt er zoals het er ligt, met alle mitsen en maren. Ik zie ze echter wel. Vandaar dat ik mevrouw Ten Horn toezeg om over drie jaar op dit punt te evalueren. Ik zal nagaan of het praktisch kan worden samengevoegd - ik hoop dat het met die wet een beetje snel gaat - met het punt van de voordracht door de ondernemingsraad. Dan hebben wij het bundeltje bij elkaar. Voor de helderheid: dat is geen brede evaluatie, maar een evaluatie op deze twee punten.


Brondocumenten


Historie