T01529

Toezegging Niet doen handhaven tot 31 december 2012 van het element betreffende de omkering van bewijslast, het rechtsvermoeden, als bedoeld in artikel 11.7a Telecommunicatiewet en in de tussentijd in Europees verband kijken naar een gebruiksvriendelijke invulling van de omkering (32.549/32.403)



De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Franken, toe om het element betreffende de omkering van bewijslast, het rechtsvermoeden, als bedoeld in artikel 11.7a Telecommunicatiewet, niet te doen handhaven tot 31 december 2012 en om in de tussentijd in Europees verband te kijken naar een gebruiksvriendelijke invulling van de omkering. Na 31 december 2012 wordt hoe dan ook gehandhaafd, toegepast, etc.


Kerngegevens

Nummer T01529
Status voldaan
Datum toezegging 8 mei 2012
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017)
Kamerleden prof. mr. H. Franken (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bewijslast
rechtsvermoeden
telecommunicatie
Kamerstukken Implementatie van herziene telecommunicatierichtlijnen (32.549)
Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 2010 (32.403)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 28 - blz. 39

Minister Verhagen:

Ik kom nu op de motie. De heer Noten probeert mij wat te stimuleren, en dat waardeer ik. Er zitten elementen in de motie die buitengewoon goed zijn, zoals actieve ondersteuning van de Europese Unie bij het ontwikkelen van een betekenisvolle "do not track"-standaard. Daar ben ik meer dan toe bereid. Wij zullen dat absoluut doen. Ik ben ook bereid om, zoals in de motie wordt gevraagd, overleg te faciliteren tussen de toezichthouder en de sector.

De cookiebepaling als zodanig probeer ik in elk geval in werking te laten treden, omdat daar het grote probleem zit in relatie tot de Europese richtlijn. De heer Noten zegt

terecht dat het probleem zit in de omkering van de bewijslast. De cookiebepaling regelt dat er toestemming moet zijn verkregen voordat een cookie mag worden geplaatst. Dat is de implementatie van artikel 5, lid 3 van de Bijzondere privacyrichtlijn. Die moeten wij hoe dan ook zekerstellen. Die inperking moet dan in elk geval in de motie, want anders handelen naar mijn mening in strijd met de Europese regelgeving. Wij mogen er niet één onderdeel uithalen, maar dat geldt niet voor het omkeren van de bewijslast, daar heeft de heer Noten gelijk in. Wij zouden het toezicht op de handhaving van de omkering van de bewijslast tot 31 december kunnen uitstellen. In de tussentijd kan dan meer duidelijkheid worden verkregen over Europese initiatieven ter zake. Dan kunnen wij ook het initiatief van het World Wide Web Consortium, waar de heer Bröcker naar verwees, daarin verwerken. Ik hoop dat ik daarmee tegemoetkom aan de intentie van de heer Franken en de suggestie van de heer Noten, zodat wij er op die manier uitkomen.

De heer Reuten (SP):

Ik moet toch bezwaar maken. Ik ben katholiek opgevoed, maar dit is mij toch net wat te katholiek. Als je een wet hebt, moet je ten minste de pretentie hebben om die te handhaven. Het spijt mij. Het is van tweeën één. Als het artikel wordt uitgesteld en er dus niet wordt gehandhaafd, zeg ik oké. Maar hier voel ik me niet lekker bij.

De heer Noten (PvdA):

Het gaat volgens mij echt om fundamenteel iets anders. Als je een wet aanneemt, moet je de bedoeling hebbenom hem te handhaven. Gelijktijdig is het echter zo dat je rekening moet houden met mogelijkheden van partijen om de wet ook te volgen. Als je alleen een wet aanneemt en verder niet geïnteresseerd bent in de mate waarin anderen hem kunnen volgen, ben je op een volstrekt onredelijke en onfatsoenlijke wijze bezig. Het gaat me er niet om dat de wet niet gevolgd wordt; hij moet gevolgd worden. Waar het me om gaat, is dat dit gebeurt op een wijze die voor partijen redelijk is. Met "partijen" bedoel ik niet

alleen aanbieders van diensten maar ook gebruikers van diensten. Het gaat me er dus om dat je probeert om een zodanige setting te creëren dat er een zo werkbaar mogelijke oplossing wordt gevonden. Dat is volgens mij ook de opgave van een wetgever.

De heer Franken (CDA):

Protestanten zijn meer opgevoed in schriftuitleg. Aan de katholieke kant kwam dat pas op een latere leeftijd op, heb ik begrepen. Ik ben daarin dus van jongs af aan geschoold, en ik zeg dat ik eigenlijk de lezing die de heer Noten gaf, onderschrijf. Wij moeten een wet hebben – ik zeg zelfs: daarmee is de richtlijn geïmplementeerd – maar dan moet het ook nog werken. Dat werken kunnen wij niet een-twee-drie ten aanzien van dit extra punt realiseren. Daar draait het om. De heer Reuten hoeft dus niet ongerust te zijn.

Minister Verhagen:

Als ik het goed samenvat, betekent dit het volgende. De cookiebepaling die regelt dat er toestemming moet zijn verkregen voordat een cookie wordt geplaatst of gelezen, de pure implementatie van artikel 5, derde lid van de Bijzondere privacyrichtlijn, wordt ook gewoon vanaf dag één gehandhaafd, geïmplementeerd, toegepast et cetera. Tot 31 december bekijken wij hoe de Europese discussie verloopt met betrekking tot het overleg met de toezichthouders en de sector om op die manier duidelijkheid te krijgen over de reikwijdte van de cookiebepaling. Daarvoor geven wij dus tot 31 december de tijd, maar de zaak kan

gewoon per 15 mei, als deze Kamer het wetsvoorstel dan aanvaardt, in werking treden.

De heer Van Boxtel (D66):

De rechtgeaarde agnost mengt zich nu ook nog in het debat. Ik luister echt heel goed naar de minister. Ik vind dit ook een mooie landing van de ingewikkeldheid van dit debat. Maar dan reken ik er wel echt op dat dit ook een fatale datum is. Als het een excuus is om weer te glijden en het weer te gaan verlengen, is dat voor mij niet aanvaardbaar.

Minister Verhagen:

Dit betekent dat tot 31 december de gelegenheid wordt gegeven om in Europees verband tot een werkbare oplossing te komen inzake de omkering van de bewijslast. Indien dat niet lukt voor 31 december, wordt de omkering van de bewijslast hoe dan ook gehandhaafd, toegepast etc.

Handelingen I 2011-2012, nr. 28 - blz. 48:

Minister Verhagen:

(...)

Ik ben blij dat de heer Noten vond dat mijn antwoord afdoende was. Hij verwees daarbij naar de exacte formulering van de cookiebepaling in relatie tot de motie-Franken. Daarin verzoekt de heer Franken de regering "om actieve ondersteuning te verlenen aan de Europese Unie bij het ontwikkelen van een betekenisvolle Do Not Track standaard en om in dat licht artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet per 31 december 2012 in werking te laten treden". Dat is in het geval de wet die wij hebben ingediend, wordt aanvaard en in werking treedt. In het licht van hetgeen in dit debat gewisseld is – het element van de handhaving en de omkering van de bewijslast – zal er niet worden gehandhaafd tot 31 december 2012. Dat was de formulering waarnaar verwezen werd. Ik kan daarmee instemmen. Daarmee wordt recht gedaan aan de bedoeling. Tegelijkertijd is dat niet in strijd met de Europese regels. In de tussentijd zal op Europees vlak en in overleg met de betrokkenen gekeken worden naar mogelijkheden om tot een gebruiksvriendelijke invulling van die omkering te komen zodat de handhaving niet op de problemen stuit waarvoor gevreesd wordt. Ik hoop dat ik daarmee tegemoet gekomen ben aan de wensen op dit punt.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29 - blz. 3:

De heer Franken (CDA):

Voorzitter. De leden van de CDA-fractie constateren met instemming dat de regering actieve ondersteuning zal verlenen aan de Europese Unie bij het ontwikkelen van een betekenisvolle "do not track"-standaard die naar mag worden verwacht binnen zeer afzienbare tijd zal kunnen worden toegepast. Ook constateren de leden van de CDAfractie met instemming dat de regering in dat licht, naar de minister uitdrukkelijk heeft verklaard, het element betreffende de omkering van de bewijslast, het rechtsvermoeden, als bedoeld in artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet, tot 31 december 2012 niet zal doen handhaven. Met die toezegging is het doel van de motie, het Europese overleg en de technische voorbereiding nog een periode tot 31 december 2012 te geven, in ieder geval in materiële zin bereikt. Dit is een reden voor de CDA-fractie om deze toch wel heel mooie motie in te trekken.


Brondocumenten


Historie