T01063

Toezegging Nulmeting bij internetaanbieders (31.145)



De minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Franken, toe dat het Agentschap Telecom na inwerkingtreding van de wet bij de aanbieders van internet een nulmeting zal organiseren om vast te stellen wat deze op dit moment aan gegevens vastleggen en in hoeverre zij in staat zijn uitvoering te geven aan de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens. Bij de handhaving van de wet zal rekening gehouden worden met de uitkomsten van de nulmeting en coulantie betracht worden. De resultaten van de nulmeting zullen voorts bij de Europese evaluatie van de richtlijn Dataretentie worden ingebracht. De minister zegt toe zijn plan van aanpak aan de Kamer te zullen sturen.


Kerngegevens

Nummer T01063
Status afgevoerd
Datum toezegging 6 juli 2009
Deadline 1 juli 2014
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken (2012-2017) (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Kamerleden prof. mr. H. Franken (CDA)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen dataretentie
internet
internetaanbieders
Nulmeting
Kamerstukken Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (31.145)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 39 – blz. 1810-1811

De heer Franken (CDA): Ik ben nu gekomen bij de politieke stellingname die mijn fractie inneemt. Wij zijn ongelukkig met de richtlijn dataretentie, die wij – helaas – moeten implementeren. Een bewaartermijn van zes maanden is daarmee onvermijdelijk. Wij zien scherp de bezwaren. Wij zouden er daarom de voorkeur aan geven wanneer de richtlijn op het minimumniveau zou worden geïmplementeerd. Het wetsvoorstel gaat echter uit van een termijn van twaalf maanden. Het verschil tussen zes en twaalf maanden vindt mijn fractie evenwel niet van zodanige aard, dat zij daarom haar steun aan het wetsvoorstel zal onthouden. Mijn fractie is daartoe echter alleen bereid wanneer in ieder geval de volgende voorwaarden zullen worden vervuld.

  • 1. 
    Tot de evaluatie van de richtlijn, die vóór 1 september 2010 moet plaatsvinden, wordt in overleg met de internet service providers bezien welke investeringen kunnen worden aangehouden om te voorkomen, dat er voor een periode van minder dan een jaar investeringen worden gedaan die later overbodig blijken te zijn.

(…)

De voorzitter: Door de leden Franken, Hendrikx, De Vries-Leggedoor, Willems en Essers wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wetsvoorstel bewaarplicht telecommunicatiegegevens ziet op de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG; overwegende dat door de Eerste Kamer der Staten- Generaal reeds in de discussie rondom de totstandkoming van Europese regelgeving omtrent de bewaarplicht telecommunicatiegegevens bezwaren zijn geuit met betrekking tot het nut en de noodzaak van dergelijke regelgeving;

constaterende dat door de Eerste Kamer aangezochte experts hebben betoogd dat er diverse manieren bestaan om de effectiviteit van de bewaarplicht van met name internetgegevens te omzeilen, waaronder online communicatie via sociale netwerksites en webmail in plaats van regulier mailverkeer;

constaterende dat hierdoor het wetsvoorstel slechts in beperkte mate effectief kan zijn, waardoor nut en noodzaak van het voorstel in twijfel kunnen worden getrokken;

overwegende voorts dat het wetsvoorstel drie jaar na de inwerkingtreding daarvan zal worden geëvalueerd, terwijl de aan het wetsvoorstel ten grondslag liggende Richtlijn vóór september 2010 aan een evaluatie zal worden onderworpen;

constaterende dat het niet ondenkbaar is, dat ten gevolge van de laatstgenoemde evaluatie min of meer ingrijpende wijzigingen in de Richtlijn zullen worden aangebracht, welke tot een aanmerkelijke verlichting van de inspanningen van de met de uitvoering van de bewaarplicht belaste ondernemers kunnen leiden;

constaterende dat wanneer het in de voorgaande alinea bedoelde geval zich voordoet, de Nederlandse internet service providers (ISP’s), die thans tot grote investeringen worden verplicht, korte tijd later zullen bemerken, dat deze uitgaven, althans voor een belangrijk deel, onnodig zijn geweest;

verzoekt de regering, voor wat betreft de implementatie van de verplichtingen van de Richtlijn voor zover deze betrekking hebben op het bewaren van internetgegevens overleg te voeren met de in Nederland gevestigde ISP’s teneinde onnodige kosten – die ongetwijfeld uiteindelijk ten laste van de consument zullen worden gebracht – te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

(…)

Handelingen I 2008-2009, nr. 40 – blz. 1840-1842

Minister Hirsch Ballin: Ik wil graag ingaan op wat ik meen te hebben beluisterd als de kern van de kritiek van de Kamer, namelijk dat de bewaarplicht slecht uitvoerbaar is voor de aanbieders van internetdiensten en dat er in verband daarmee zorgen zijn over de persoonlijke levenssfeer van de burgers. De leden van de Kamer die gisterenavond het woord hebben gevoerd, hebben op verschillende momenten verwezen naar de experts die zijn geraadpleegd in een hoorzitting. Zij hebben erop gewezen dat de internet service providers, de ISP’s, problemen hebben met de uitvoering van de bewaarplicht omdat zij, anders dan de aanbieders van de traditionele telefonie, de telecommunicatiegegevens niet altijd bewaren in verband met hun normale bedrijfsvoering. In dit verband is ook het kostenaspect, zeker voor de kleinere aanbieders, aan de orde geweest. Voor de internetgegevens kent de richtlijn een langere implementatietermijn, maar die is inmiddels ook verlopen. Daarmee is ook op Europees niveau tot uitdrukking gebracht dat de implementatie van de richtlijn voor de internetgegevens een ander traject is dan dat voor de telefonie. Ik neem de zorgen die in de Kamer zijn verwoord serieus. Ik heb erover nagedacht en zie mij voor de taak gesteld hiervoor een goede oplossing te vinden. Ik meen dat die te vinden is en zal die proberen die op een zodanige wijze te schetsen dat de Kamer daarvan ook de contouren goed voor zich ziet. Het Agentschap Telecom ressorteert onder de staatssecretaris van Economische Zaken, namens wie ik vandaag mede het woord voer. Dat agentschap is belast met het toezicht op de naleving van de bewaarplicht. Het is voornemens om, zodra het wetsvoorstel over het bewaren van telecomgegevens van kracht is, periodiek bezoek te brengen aan de aanbieders die onder de reikwijdte van de bewaarplicht vallen om de naleving van de wettelijke bepalingen te controleren. Ik kan mij voorstellen, zeg ik mede namens de staatssecretaris van EZ Heemskerk, dat het Agentschap Telecom wordt gevraagd om bij de internetaanbieders een nulmeting te organiseren, zodat helder is wat zij op dit moment aan gegevens vastleggen en wat niet. Op die manier kan worden nagegaan hoe de implementatie van de bewaarplicht voor de ISP’s wordt gerealiseerd. Als uit de nulmeting blijkt dat die vastlegging niet plaatsvindt of niet overal plaatsvindt, zal daarmee natuurlijk bij de daadwerkelijke handhaving van de naleving van de bewaarplicht rekening moeten worden gehouden. Dan moet worden bezien op welke wijze de naleving overeenkomstig onze Europeesrechtelijke verplichtingen alsnog gestalte kan krijgen.

Dat is een opstartperiode, die op zichzelf best samen zou kunnen vallen met de periode tot de evaluatie van de richtlijn in september 2010. Deze periode geeft de gelegenheid om al doende goed te bezien of wij redelijkerwijze van de internet service providers gedurende die opstartperiode mogen verwachten dat zij voorzieningen treffen of dat zich iets aftekent dat aan de orde moet komen bij de evaluatie van de richtlijn. Bij de gelegenheid van deze evaluatie kan worden bezien in hoeverre de bewaartermijn van twaalf maanden en de wijze waarop de verplichtingen vorm hebben gekregen ten aanzien van de internet service providers nader bezien moeten worden en eventueel heroverwogen moeten worden. Daarbij zal de situatie in de andere lidstaten ook bij worden betrokken.

Mevrouw Westerveld (PvdA): Ik hoor de minister zeggen dat de providers zullen worden bezocht in een opstartperiode tot de evaluatie en dat de verzamelde gegevens bij de evaluatie kunnen worden betrokken. Hoe moet ik dat temporeel voor mij zien? Ik ben zelf ook wel eens bij evaluaties betrokken geweest. Als je gaat evalueren, moet je de vragen wel scherp geformuleerd hebben. Hoe kan je wat je bij die providers hebt opgehaald bij de evaluatie betrekken als de bezoekperiode in dezelfde tijd loopt als de evaluatie?

Minister Hirsch Ballin: Wij zullen om te beginnen een nulmeting doen. De evaluatie is een Europese evaluatie. Daar heeft mevrouw Westerveld gisterenavond al over gesproken. Zij heeft toen gezegd dat het belangrijk is dat wij voorkomen dat een situatie ontstaat waarin wij op basis van de geldende richtlijn de internet service providers tot van alles verplichten waarvan wellicht bij de Europese evaluatie blijkt dat niet goed doenlijk is en dat dit moet worden heroverwogen. Dat heb ik goed onder ogen gezien. Ik denk dat ik tegemoet kom aan hetgeen door mevrouw Westerveld gisterenavond als zorg is uitgesproken. De nulmeting is een van de elementen die wij zullen inbrengen bij de Europese evaluatie.

Ik ben bereid om deze aanpak voor de implementatie uit te werken in een brief aan de Kamer. Het gaat erom dat de wet in werking treedt en dat de richtlijn wordt geïmplementeerd, dus dat wij de wetgeving tot stand brengen die door de richtlijn wordt voorgeschreven, maar dat bij de handhaving van de bewaarplicht waar nodig rekening wordt gehouden met de knelpunten in de uitvoering voor de internetaanbieders.

De heer Franken (CDA): Ik heb zojuist niet helemaal goed verstaan wat er werd gezegd. De minister sprak wat onduidelijk, of hij sprak wat naar rechts gericht vanuit zijn standpunt. Hij heeft zojuist gezegd dat de providers niet zullen worden verplicht om bepaalde investeringen te doen tot de evaluatie, wanneer het mogelijk is dat bij de evaluatie blijkt dat de investeringen niet nodig zijn. Heb ik dat zo goed verstaan?

Minister Hirsch Ballin: Ik geloof dat de heer Franken kan verstaan dat het eigenlijk volledig tegemoetkomt aan wat hij in zijn beide moties tot uitdrukking heeft gebracht. Misschien is dat wel zo praktisch voor de heer Franken.

Dat betekent dat wij aan de internet service providers zullen vragen om ons ervan op de hoogte te stellen hoe de nulsituatie bij hen is, dus op het moment dat de wet in werking treedt. Dan bespreken wij met hen wat er mogelijk en doenlijk is om tot uitvoering van de richtlijn te komen. Daarbij zullen wij natuurlijk ook erop letten dat de richtlijn niet alleen voorschrijft dat de gegevens worden bewaard, maar ook dat dit op zo’n manier gebeurt dat de privacy van de betrokkenen volledig gewaarborgd is, dus dat ze niet in verkeerde handen kunnen komen. Dat is ook in mijn ogen een buitengewoon belangrijk punt. De burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de internet service providers die de gegevens bewaren, die nimmer aan anderen zullen verschaffen dan degenen die daartoe gerechtigd zijn, dus de opsporingsinstanties als daar een strafvorderlijke noodzaak toe blijkt. Dat is de proportionaliteit waarover de heer Franken terecht heeft gesproken. Dan zal ook moeten worden bezien of die bewaring op zo’n manier plaatsvindt dat zij de verkeersgegevens betreft en niet de inhoud van de berichten. Ook dat is iets wat de richtlijn voorschrijft. Daar moeten wij dus heel goed naar kijken vanaf het moment van de nulmeting die wij samen met de internet service providers uitvoeren. Dat zijn dan tegelijkertijd de bouwstenen voor onze inbreng in het evaluatieproces dat op Europees niveau gestalte krijgt.

(…)

Minister Hirsch Ballin: Ik heb niet gezegd dat de internet service providers geen investeringen hoeven te doen. Wij verwachten uiteraard een serieus gesprek met de internet service providers. Die nulmeting zal ons in staat stellen om te beoordelen in hoeverre zij in staat zijn om met de voorzieningen die zij hebben, uitvoering te geven aan de richtlijn en dus aan de wet en in hoeverre zij daarbij, zoals uw vrees gisteravond was, onevenredige investeringen zouden doen. Dat gesprek gaan wij open aan. Ik ga hier uiteraard niet zeggen: ook al zijn zij prima in staat om alles uit te voeren en ook al blijkt wellicht op onderdelen dat het allemaal goed uitvoerbaar is. Ik zeg niet: wij gaan nu een wet ontkrachten die tot uitvoering van een richtlijn strekt, waaraan wij gebonden zijn en wij gaan die richtlijn negeren. Leden van uw Kamer hebben gezegd dat internet service providers dat eigenlijk niet goed kunnen. Daarom gaan wij de nulmeting doen en daarom gaan wij beoordelen wat zij al dan niet kunnen. Daarover gaan wij met hen spreken. Als zij bepaalde dingen niet goed blijken te kunnen, is dat een onderdeel van de evaluatie. Als blijkt dat zij dat wel goed kunnen, valt het argument weg dat zij dat niet kunnen. Dat heb ik zelfs mevrouw Strik gisteravond niet horen beweren.

Mevrouw Strik (GroenLinks): U gaat ervan uit dat deze wet wel op deze manier met deze toezegging wordt aangenomen. Dan is het verder te uwer beoordeling wat de bedrijven aankunnen en wat niet. Dat levert dus ook weer een hoop onzekerheid op voor de telecombedrijven en de providers over waartoe zij wel verplicht zijn en waartoe niet.

Minister Hirsch Ballin: Iedereen is gehouden tot het redelijke. Het Agentschap Telecom zal daarover spreken met de internet service providers. Ik zal u samen met collega Heemskerk een brief sturen waarin de bevindingen worden beschreven. Gisteravond brachten leden van uw Kamer naar voren dat zij dat niet goed konden. Ik stel mij daarvoor open en zeg dat wij een nulmeting gaan doen en gaan kijken naar wat zij al dan niet goed kunnen. Tot het onmogelijke is niemand gehouden en een implementatie van de richtlijn vergt dat er ook voorzieningen zijn getroffen voor de bescherming van de gegevens met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dat zullen wij allemaal terdege meewegen.

De heer Franken (CDA): Voorzitter. Direct hierop ingaand, vraag ik de minister of hij bereid is om de resultaten van het overleg aan de Kamer over te leggen, zodat zij die kan zien en zodat er een breed gedragen oordeel kan worden geveld over de noodzaak van eventuele investeringen die voor een korte tijd zullen moeten worden gedaan.

(…)

Minister Hirsch Ballin: Wat de moties van de heer Franken betreft, waarop de eerste vragen betrekking hebben, merk ik op dat de overwegingen de overwegingen zijn van de indiener van de moties. Ik reageer op de dicta. Het dictum van de ene motie heeft betrekking op de overgangssituatie voor de internet service providers en ziet op het punt dat door uw hele Kamer naar voren werd gebracht, namelijk de vraag of wij hen niet opzadelen met te veel investeringen. Daarvoor is het goed om te weten wat de internet service providers nu doen, wat zij kunnen en wat zij niet kunnen. Dan kan het zijn dat zij bepaalde dingen best kunnen. Dan geldt niet het argument dat zij buiten staat zijn omdat zij allerlei investeringen moeten doen om die gegevens vast te leggen. Maar als zij het niet kunnen, als zij onevenredige investeringen moeten doen, zoals hier werd gevreesd, stel ik mij daarvoor open en zullen wij dat bespreken. Het plan van aanpak zullen wij aan uw Kamer toesturen. Natuurlijk kan daarover worden gesproken. Het is de agenda van uw Kamer of u naar aanleiding van die brief een debat houdt.

(…)

Handelingen I 2008-2009, nr. 40 – blz. 1845

Minister Hirsch Ballin: Dat laat onverlet dat de handhaving van de bewaarplicht voor de kleinere internetaanbieders wordt voorafgegaan door een nulmeting en wordt ingebed in het plan van aanpak, waarvan ik de Kamer heb toegezegd dat dit aan haar zal worden toegezonden. Daarin wordt terdege rekening gehouden met de uitvoerbaarheid en de kostenaspecten voor de kleinere aanbieders.

(…)

Handelingen I 2008-2009, nr. 40 – blz. 1856

Minister Hirsch Ballin: De brief over de nulmeting met de internet service providers en het coulante optreden zodat zij geen onevenredige investeringslasten over zich afroepen, is inderdaad de strekking van wat ik in eerste termijn heb toegezegd. Ik neem aan dat daarmee dat specifieke punt, dat naar aanleiding van de hoorzitting onder de aandacht was gebracht, de vereiste aandacht en nadruk heeft gekregen.


Brondocumenten


Historie