T01927

Toezegging Overleg met college van procureurs-generaal en VNG over preventief fouilleren bij gecombineerde acties (33.112)



De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Ruers (SP), toe dat hij in het overleg met het college van procureurs-generaal en de VNG nadrukkelijk checkt en aan de orde blijft stellen dat bij gecombineerde acties (dat wil zeggen handhaving van de openbare orde en optreden voor strafvorderlijke doeleinden) alle partijen − politie, burgemeesters en officieren van justitie − het instrument preventief fouilleren binnen de regels van de wet inzetten en daarbij de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. 


Kerngegevens

Nummer T01927
Status voldaan
Datum toezegging 13 mei 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden prof.dr. W.J. Witteveen (PvdA)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen College van procureurs-generaal
gecombineerde acties
preventief fouilleren
VNG
Kamerstukken Verruiming fouilleerbevoegdheden (33.112)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 29, item 5 - blz. 2-3

De heer Ruers (SP):

De belangrijkste vraag van onze fractie bij dit wetsvoorstel ziet op de verhouding tussen de fouilleerbevoegdheid in het kader van de handhaving van de openbare orde enerzijds en de opsporing van strafbare feiten anderzijds. Ik wijs in dat verband op het volgende. In 2011 hebben de Nationale ombudsman en de gemeentelijke ombudsmannen van Amsterdam en Rotterdam gewaarschuwd voor het gevaar dat preventief fouilleren oneigenlijk wordt gebruikt voor de opsporing van strafbare feiten in gevallen waarin onvoldoende verdenking aanwezig is om gebruik te maken van strafvorderlijke middelen.

In zijn rapport van 23 april 2013 over het preventief fouilleren langs de A2 bij Geldermalsen en op de camping Maaszicht te Kerkdriel oordeelt de Nationale ombudsman hard over de wijze waarop in deze twee gevallen de betreffende burgemeesters en het OM van de in de huidige wet gegeven bevoegdheid tot preventief fouilleren gebruik hebben gemaakt. De Ombudsman spreekt in beide situaties van oneigenlijk gebruik van het middel van preventief fouilleren. Hij merkt op dat met een doelredenering getracht is om de mogelijkheid van preventief fouilleren aan de opsporings- en handhavingsmogelijkheden van de politie toe te voegen. Hij wijst er ook op dat de wetgever destijds expliciet heeft aangegeven dat het gebruik van de bevoegdheid tot preventief fouilleren, met het doel daarmee buiten het bereik van de wet liggende zaken op te sporen, als détournement de pouvoir, misbruik van macht, kan worden aangemerkt.

Ik stel vast dat naar het oordeel van de Nationale ombudsman in beide gevallen, in Geldermalsen en Kerkdriel, de burgemeesters en de officier van justitie — ik citeer — "de marionetten lijken te zijn geweest van het politiekorps Gelderland-Zuid". De Ombudsman concludeert dat er sprake was van misbruik van macht. Het is daarom goed dat de minister op het rapport van de Nationale ombudsman heeft gereageerd en dat hij, op ons nadrukkelijk verzoek, deze Kamer heeft geïnformeerd over zijn reactie van 25 april 2014. Echter, de inhoud van de reactie van de minister vind ik allesbehalve overtuigend.

(...)

Het gaat over heel essentiële zaken. Op al deze essentiële zaken gaat de minister in zijn antwoord op de brief van 25 april 2014 van de Ombudsman simpelweg niet in, alsof het er niet stond. Daarom verzoek ik de minister om alsnog — ik weet dat het misschien een vergeefse poging is, maar ik wil het toch proberen — stap voor stap alle in het rapport van de Nationale ombudsman opgesomde onjuiste handelingen van zowel het OM als de burgemeesters langs te lopen en op elk onderdeel een gemotiveerde reactie te geven in deze Kamer. Dat lijkt mij het minste wat wij mogen verwachten als Kamer.

Het laatste is des te meer van belang daar wij hier vandaag de verdere uitbreiding van de wettelijke fouilleerbevoegdheden moeten beoordelen. Op zich is het wetsvoorstel, zoals de vorige sprekers zeiden, best een goed voorstel. Het gaat echter ook om de manier waarop het wordt toegepast, en daar maken wij ons heel grote zorgen over. Immers, als burgemeesters en het OM al onder de huidige, nog niet uitgebreide wet, in de opvatting van de minister kennelijk zonder problemen de wet kunnen overtreden en mogen optreden zoals in Geldermalsen en Kerkdriel is gebeurd, dan acht ik het voor de hand liggend dat onder de nieuwe wet met een verruimde fouilleerbevoegdheid de kans levensgroot is dat die bevoegdheid in strijd met de wet, althans oneigenlijk, wordt gebruikt. Dat kan naar de mening van de SP-fractie niet de bedoeling van dit wetsvoorstel zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr. 29, item 5 - blz. 13-14

Minister Opstelten:

De heer Ruers heeft in zijn betoog gevraagd om stap voor stap te reageren op de door de Nationale ombudsman opgesomde onjuiste handelingen van zowel het OM als de burgemeesters. De Ombudsman vindt het allereerst onbegrijpelijk dat het besluit van de burgemeester vooraf niet is gepubliceerd. Dat is in strijd met de wet. Ik zeg nadrukkelijk dat dit inderdaad ongelukkig is en niet had moeten gebeuren. De Algemene wet bestuursrecht stelt hiervoor regels die dienen te worden gevolgd. De twee burgemeesters hebben achteraf, zo zeg ik nadrukkelijk in hun voordeel, ook bevestigd dat dit had moeten gebeuren.

Het tweede punt, dat in feite ook in het verlengde van alle andere vragen ligt, betreft de toets aan de proportionaliteit en subsidiariteit. Natuurlijk moeten de burgemeester met zijn of haar beslissing en de officier van justitie met zijn of haar beslissing te allen tijde de toets van de proportionaliteit en subsidiariteit uitvoeren. Het College van procureurs-generaal heeft naar aanleiding van het rapport van de Ombudsman de parketten gevraagd naar de gecombineerde acties; ik heb daarover hun ambtsbericht ontvangen en dat vormde natuurlijk de aanleiding voor mijn antwoord. De parketten hebben mij via het College van procureurs-generaal laten weten dat er altijd een toets plaatsvindt en dat de procedure zorgvuldig verloopt. De officieren van justitie zijn zich hierbij bewust van hun verantwoordelijkheid voor het rechtmatig gebruik van het instrument preventief fouilleren.

Daarnaast oordeelt de Ombudsman dat het instrument oneigenlijk is ingezet, niet voor de handhaving van de openbare orde maar voor strafvorderlijke doeleinden. Op basis van de informatie die ik heb gekregen — ik moet mij immers ergens op baseren — van de politie en de burgemeesters en de gemeenten concludeer ik dat het instrument terecht is ingezet. De burgemeesters dienen daarover verantwoording af te leggen aan hun gemeenteraden. Dat is de kern van de manier waarop wij het hebben georganiseerd. Ik dien daarbij natuurlijk de verantwoordelijkheid voor het Openbaar Ministerie te dragen.

Bij beide acties was voldoende politie-informatie beschikbaar om tot het besluit voor preventief fouilleren te komen in combinatie met de verkeersactie. Ik deel de mening van de heer Ruers dat het niet door elkaar mag lopen. Bij gecombineerde acties dienen alle partijen, politie, burgemeesters en officieren van justitie, zich namelijk voldoende bewust te zijn van hun eigen verantwoordelijkheid voor het rechtmatig gebruik van het instrument preventief fouilleren. Ik ben het dan ook niet eens met de aanbeveling om voortaan principieel af te zien van een gecombineerde actie. Je moet ervan afzien als je die niet goed toepast. Ik heb hier veel met burgemeesters over gesproken. Daarom weet ik dat zij dit instrument heel consciëntieus toepassen. Ik heb dit gecheckt bij het Openbaar Ministerie. Daarover zijn ook nadere voorschriften per ressort aangegeven, op één ressort na waar dit nog niet is gebeurd. Dat zal echter volgen. In het overleg dat ik heb met het College van pg's en de VNG zal ik nadrukkelijk checken en aan de orde blijven stellen dat dit zo gebeurt.

Handelingen I 2013-2014, nr. 29, item 5 - blz. 15

De heer Ruers (SP):

Ik wil de minister hartelijk danken voor zijn uiteenzetting. Ik ben blij dat hij de kritiek van de Ombudsman besproken heeft. De volgende keer zou ik die reactie overigens graag direct hebben, zodat we het er niet achteraf nog een keer over behoeven te hebben. Ik vind het in ieder geval prima dat hij alles nog eens heeft nagelopen. Ik stel met tevredenheid vast, dat de minister nu aangeeft dat hij het met de kritiek van de Ombudsman zoals geformuleerd in het rapport, geheel eens is. Als ik dat verkeerd zie, dus als er punten zijn waar de minister het niet eens is met de Ombudsman in diens rapport, dan hoor ik dat graag in zijn tweede termijn.

Verder ben ik blij met de toezegging van de minister omtrent het onderzoek dat er gaat komen. Het is namelijk heel moeilijk om de grens tussen openbare orde en opsporing zuiver te houden, wat ik wel heel belangrijk vind.

Handelingen I 2013-2014, nr. 29, item 5 - blz. 17

Minister Opstelten:

De heer Ruers legde mij woorden in de mond die ik niet heb uitgesproken. Ik neem hem dat niet kwalijk, maar er wordt hier wel selectief geluisterd, terwijl het uitgangspunt van dit wetsontwerp is om aselectief op te treden. Die lijn wil ik graag vasthouden. Ik ben het niet eens met de conclusie die de Nationale ombudsman heeft getrokken dat het om principiële redenen niet zo zou moeten zijn dat je twee acties tegelijkertijd laat lopen. Je moet natuurlijk wel op verschillende bevoegdheden en telkens met de proportionaliteit en subsidiariteit op het oog besluiten om ze te doen, maar ze mogen niet door elkaar lopen. We hebben gecheckt of dat hier gebeurd is. De conclusie van de burgemeesters die daarover verantwoording hebben afgelegd aan de gemeenteraden is dat dit niet het geval was. Dat zegt ook het Openbaar Ministerie. Elke gezagsdrager, het OM en de politie, moet natuurlijk binnen de regels van de wet opereren en subsidiariteit en proportionaliteit moeten daarbij keiharde uitgangspunten zijn. Ik heb toegezegd dat ik dat ook in hun fora zal bespreken.

De heer Ruers (SP):

Ik begrijp dat de minister zegt: ik heb geen bezwaar tegen het samenlopen van de twee methodes. Dat was het eerste punt van mijn bijdrage van vandaag: wij moeten goed uitkijken dat we de grens tussen handhaving van de openbare orde, waarvoor fouilleren bedoeld is, niet gaan verwarren of laten overlopen in opsporing. Als we die twee systemen wel in elkaar laten overlopen, zoals de minister kennelijk propageert, dan loop je naar mijn idee heel gauw het risico dat je van de handhaving glijdend naar opsporing gaat. Dat zou ik gevaarlijk vinden. Ik hoor graag of de minister dat met mij eens is.

Minister Opstelten:

Ik ben het totaal met uw stelling eens dat dit niet mag gebeuren. Handhaving van de openbare orde, dus het inzetten van dit instrument, begint niet voor niets bij de burgemeester. Daar hoort het ook. Strafrechtelijke opsporing is een ander instrument en die twee moeten niet door elkaar lopen. Ze kunnen wel naast elkaar lopen. Dat moet gebeuren. Het vereist hogere professionaliteit in de uitvoering ervan en dat zal ik bespreken met het College van procureurs-generaal, met het Openbaar Ministerie en met de VNG wat de gemeenten betreft.


Brondocumenten


Historie