T01400

Toezegging Toesturen uitwerking (32.131)



Staatssecretaris Weekers zegt toe dat hij in het najaar met een verdere uitwerking zal komen over de loonsomheffing. Hierin zal de dissertatie van dr. Werger nader bestudeerd worden. Tevens wordt de verantwoordelijkheidsverdeling van de sociale partners afzonderlijk geadresseerd.


Kerngegevens

Nummer T01400
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2011
Deadline 1 oktober 2011
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
prof. dr. F. Leijnse (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingplichtige
dissertatie
dr. Werger
loonsomheffing
sociale partners
uitwerking
verantwoordelijkheidsverdeling
Kamerstukken Wet uniformering loonbegrip (32.131)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 28, item 11, blz. 43

De heer Essers (CDA):

Toch zouden wij de staatssecretaris willen uitnodigen om wat meer duidelijkheid te verschaffen over de relatie die hij ziet tussen de invoering van een loonsomheffing en de inkomstenbelasting. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de administratieve lasten die thans op de werkgevers rusten, na introductie van een loonsomheffing op de werknemers en de Belastingdienst worden afgewenteld via een aanzienlijke uitbreiding van het aantal belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan?

In zijn recent aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam verdedigde dissertatie over de loonsomheffing maakt dr. Frank Werger een onderscheid tussen een drietal hoofdvormen van een loonsomheffing: een 100%-werkgeversheffing, een 100%-werknemersheffing en een gecombineerde loonsomheffing. Wij vernemen graag van de staatssecretaris hoe hij op dit moment tegen deze drie varianten in dit kader aankijkt, mede in acht nemend de door hem in de Fiscale agenda gestelde randvoorwaarden.

Handelingen I 2010-2011, nr. 28, item 13, blz. 59

Staatssecretaris Weekers:

De heer Essers heeft gevraagd of de loonsomheffing niet een uitbreiding van het aantal belastingplichtigen tot gevolg heeft. In de Fiscale agenda heb ik aangegeven dat een loonsomheffing in zijn puurste vorm een heffing bij de werkgever is in de vorm van één tarief over de totale loonsom. Hierbij wordt voorbijgegaan aan individuele omstandigheden zoals het schijventarief en de diverse heffingskortingen. Om de inkomenseffecten beperkt te houden, zou via de inkomstenbelasting een en ander rechtgetrokken kunnen worden. Waarschijnlijk zal dit betekenen dat het aantal belastingplichtigen dat aangifte moet doen, per saldo stijgt, maar dat is afhankelijk van de verdere uitwerking, die ik in het najaar hoop toe te sturen.

(...)

De heer Essers heeft gevraagd op welke wijze ik aankijk tegen de systematiek die wordt voorgesteld in de dissertatie over de loonsomheffing van de heer Werger, mede in het licht van de aan de loonsomheffing gestelde randvoorwaarden. Zoals gezegd, bevindt de uitwerking van de loonsomheffing zich nog in de oriënterende fase. In het najaar zal de uitwerking naar de Kamer worden gestuurd. De heer Werger stelt in zijn dissertatie een premiesomheffing voor die opgebouwd is uit een werknemersloonsomheffing en een werkgeversloonsomheffing. Dit sluit in grote lijnen aan op de variant die op dit moment uitgewerkt wordt in de departementale werkgroep. Ik kan nu nog niet beoordelen of deze variant voldoet aan de door het kabinet gestelde randvoorwaarden aan de loonsomheffing die ik in de Fiscale agenda heb geschetst. Bij de uitwerking van de loonsomheffing zullen de dissertatie van de heer Werger en de daarin opgenomen voorstellen echter zeker nader bestudeerd worden.

Handelingen I 2010-2011, nr. 28, item 13, blz. 59-60

Staatssecretaris Weekers:

Ik vrees dat ik enigszins in herhaling val, maar ik heb zojuist ook al gezegd dat de loonsomheffing in dit stadium nog niet ver genoeg uitgekristalliseerd is om nu al in detail op de vraag in te kunnen gaan. De uitwerking ervan en de diverse varianten zullen in het najaar komen. Ik ben ervan overtuigd dat wij dan aan de hand van een doorwrochter stuk met elkaar over de mogelijkheden rond de loonsomheffing kunnen spreken.

Handelingen I 2010-2011, nr. 28, item 13, blz. 61

De heer Leijnse (PvdA):

Mijn tweede opmerking gaat over de verantwoordelijkheidsverdeling op het punt van de sociale zekerheid. Ik begrijp wat de staatssecretaris daarover zegt ten aanzien van de franchise in de WW. De verantwoordelijkheidsverdeling is daarbij niet in het geding. Ook de overheveling van de werknemerspremie is begrijpelijk in het kader van dit wetsvoorstel; de AWf-premie wordt geheel een werkgeverspremie. Dit is ook begrijpelijk als aanloop naar de integrale loonsomheffing. Het raakt de verantwoordelijkheidsverdeling niet. Ik verzoek de staatssecretaris om juist het punt van de verantwoordelijkheidsverdeling, de transparantie van de bijdrage van werkgevers en werknemers aan de sociale zekerheid en hun zeggenschap over de uitvoering, afzonderlijk te adresseren in de ontwikkeling van de integrale loonsomheffing.

Handelingen I 2010-2011, nr. 28, item 13, blz. 62

Staatssecretaris Weekers:

De heer Leijnse heeft nog vragen gesteld over de lastenneutraliteit en de uitwerking daarvan. Hij heeft ook gevraagd of wij als straks de loonsomheffing verder wordt uitgewerkt, in elk geval de verantwoordelijkheidsverdeling van de sociale partners afzonderlijk willen adresseren. Dat zeg ik natuurlijk graag toe. Het lijkt mij logisch dat daaraan in ieder geval aandacht wordt besteed.


Brondocumenten


Historie