Minister Van der Hoeven zal de Eerste en Tweede Kamer informeren over de wijze waarop zij om wil gaan met dossierinzending naar de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) vooruitlopend op noodzakelijke wetswijziging


Kerngegevens

Nummer T00111
Oorspronkelijke nummer tr_OND_2004_10
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2003
Deadline 1 januari 2004
Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Commissie commissie voor Onderwijs
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Kamerstukken Bestedingsvrijheid scholen (28.762)


Uit de stukken

Handelingen EK 2003-2004, 12-537

[…]

Minister Van der Hoeven:

Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen met de vraag van de heer Koekkoek over het vooruitlopen op wetgeving. Wij hebben met elkaar gewisseld hoe wij hierover denken. De heer Koekkoek heeft gezegd dat de voorstellen over het rugzakje er ook nog liggen. Hij heeft mij gevraagd om de koninklijke weg te bewandelen voor de toekomst en te beginnen met de wetgeving over het rugzakje. Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Er kunnen in het belang van het onderwijs goede redenen zijn om, zoals ik eerder heb gezegd, vooruit te lopen op wetgeving. Ik heb in de nadere memorie van antwoord aangekondigd dat ik voornemens ben om de Tweede Kamer een voorstel te doen over de inhoud van de voornoemde wetswijziging, waarbij tevens zal worden voorgesteld vooruit te lopen op de noodzakelijke wetswijziging.

Voorzitter. De wet bepaalt op dit moment dat alle onderzoeksrapporten voor de indicatiestelling naar de Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling moeten worden gestuurd. Dat geeft een geweldige administratieve last. Alles wordt gekopieerd en de dossiers worden met bestelbusjes bij de LCTI aangevoerd. Zo gebeurt het in de praktijk. Inmiddels is er iets veranderd. De LCTI heeft een geautomatiseerd systeem ontwikkeld, waarmee op alle indicaties toezicht kan worden gehouden. De commissie kan zodra zij het wil, elk dossier opvragen. Steekproefsgewijze worden dan de complete dossiers ingestuurd.

De wijze waarop het toezicht dan wordt ingevuld, zal volledig in lijn zijn met de bedoeling van goed toezicht in de wet. De technische invulling is alleen anders. Deze technische mogelijkheid was niet voorhanden, toen wij de wet met elkaar bespraken in de Kamer. Er kan nu goed gebruik gemaakt worden van ICT-hulpmiddelen. Dat was eerst niet mogelijk. De administratieve last, namelijk het zinloos kopiëren en het overbodig vervoeren van dossiers, kan daardoor worden vermeden, terwijl de LCTI toch volledig haar toezichthoudende taak vervult. Deze oplossing was, zoals ik al zei, nog niet voorhanden op het moment dat wij de wettelijke bepaling over het toezicht hebben geformuleerd. Ik zal uiteraard een wetswijziging op dit punt laten voorbereiden. Het gaat om een kleine aanpassing in de wetgeving, maar ook die kleine aanpassing – de heer Koekkoek weet dat als geen ander – moet de gehele wetgevingsprocedure doorlopen. Het valt daarbij echt niet van tevoren in te schatten hoe lang deze procedure duurt. Ik vind het om die redenen – de inhoud, de administratieve lastendruk en de duur van het geheel – verantwoord om gelet op de verminderde administratieve belasting vooruit te lopen op die wetswijziging.

De heer Koekkoek (CDA): Mevrouw de voorzitter. Ik neem aan dat de minister de Kamer precies zal informeren wat zij zou willen doen. Haar uiteenzetting klinkt mij in de oren als een redelijke wetsuitleg. Ik wil graag zien wat de minister precies zou willen doen om vooruit te lopen op de wet. Het uitgangspunt moet zijn dat de wet wordt uitgevoerd en dat hij wordt gewijzigd, als hij onuitvoerbaar is.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik ben het zeer eens met wat de heer Koekkoek zegt. Daarover bestaat geen enkele twijfel. Ik zeg graag toe dat ik deze Kamer daarover zal informeren op hetzelfde moment dat ik de Tweede Kamer daarover zal informeren.

[…]

uitgevoerd bij brief van 16 januari 2004:

Nr. 61 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2004

Bij de plenaire behandeling in de Eerste Kamer van 15 december 2003 van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een verruiming van de bestedingsvrijheid voor scholen in het primair en voortgezet onderwijs (28762, red.), heb ik toegezegd dat ik de Eerste en Tweede Kamer zal informeren over de wijze waarop ik om wil gaan met de dossierinzending naar de landelijk commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) vooruitlopend op voor die vereenvoudiging noodzakelijke wetswijziging.

In de Wet op de expertisecentra staat dat een afschrift van alle onderzoeksrapporten, gegevens en verklaringen voor de indicatiestelling door de Commissies voor de Indicatiestelling (CvI) naar de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (LCTI) moet worden gestuurd. Ten tijde van het ontwerpen van de wet was het noodzakelijk dat de toezichthouder over alle documenten zou moeten kunnen beschikken om goed toezicht te houden. Toen wij de wet bespraken in de Kamer waren de technische mogelijkheden voor een efficiënter toezicht nog niet voor handen.

Inmiddels heeft de LCTI een geautomatiseerd systeem ontwikkeld. Met dit systeem dragen de commissies voor de indicatiestelling (CvI’s) een digitaal protocol via Internet aan de LCTI over. Dit digitale protocol bevat een samenvatting van de onderzoeksgegevens en van de besluitvorming van de CvI. Op basis van de database van deze digitale protocollen wordt het toezicht uitgeoefend. Naast onderzoek op de gegevens uit de database trekt de LCTI continue steekproeven uit deze database om te bepalen welke papieren dossiers nader onderzocht moeten worden. Deze steekproeven worden ad random getrokken en op basis van analyses van de digitale protocollen. De wijze waarop het toezicht wordt ingevuld is volledig in lijn met de bedoeling van goed toezicht in de wet.

De LCTI kan dus zodra zij dat wil, per direct elk dossier opvragen. Het is voor een goed toezicht echter niet noodzakelijk dat de LCTI zelf alle dossiers in huis heeft. Dit betekent dat het kopiëren van alle documenten uit de dossiers en het vervoeren per bestelbusjes van deze kopieën naar de LCTI overbodig is geworden. Met het CvI-net, waarmee de digitale protollen worden aangemaakt en overgedragen, en een steekproef aan papieren dossiers kan de administratieve last voor de CvI’s aanzienlijk worden verminderd.

Teneinde onnodige bureaucratie te voorkomen stel ik voor de CvI’s zo snel mogelijk van deze nieuwe mogelijkheid te laten profiteren en daarom vooruit te lopen op de wetswijziging die ik in gang heb gezet. U heeft mij gevraagd u te laten zien wat ik precies wil doen met de bepaling dat alle dossiers opgestuurd moeten worden naar de LCTI voor het toezicht. Ik ga er vanuit dat u hiermee kunt instemmen. Mochten geen bezwaren door u geuit worden, dan zal ik de LCTI begin februari verzoeken over te gaan op de nieuwe werkwijze.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

[…]



Historie

  • 5 maart 2004
    Voortgang:
    documenten:
    • -   
      TK 2003-2004, 28819, nr. 67
  • 15 december 2003
    toezegging gedaan