T02958

Toezegging Uitspraak Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake box 3 voor jaren 2013 tot en met 2016 (35.302)



De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe dat in het geval het Europese Hof voor de Rechten van de Mens box 3 in strijd acht met artikel 1 van het EVRM en in dat kader een financiële genoegdoening wordt toegekend, dit niet alleen geldt voor de belastingplichtigen die onder de massaalbezwaarproceduren vielen in de jaren 2013 en 2014, maar ook in de jaren 2015 en 2016.


Kerngegevens

Nummer T02958
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Belastingplan 2020
box 3
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
EVRM
Kamerstukken Belastingplan 2020 (35.302)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2019/20, 35 302, F, p.2.

De leden van de CDA-fractie:

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om een reactie op het voorstel van de redactie Vakstudie-Nieuws om de toezegging te doen dat, mocht een procedure bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) tot succes leiden voor een belastingplichtige die een procedure in het kader van artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft gevoerd, de uitkomst daarvan ook zal gelden voor anderen,

zonder dat deze anderen zelf de weg naar het EHRM hoeven te volgen.

Kamerstukken I 2019/20, 35 302, H, p.2.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel:

De leden van de fractie van het CDA verzoeken het kabinet om een reactie op het voorstel van de redactie van Vakstudie Nieuws (V-N 2019/57.7) om de toezegging te doen dat, mocht een procedure bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het kader van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (artikel 1 EP EVRM) in relatie tot de

vermogensrendementsheffing in box 3 op regelniveau (box 3-heffing) tot succes leiden voor de betreffende belastingplichtige, de uitkomst van die procedure ook zal gelden voor anderen, zonder dat deze anderen zelf de weg naar het EHRM hoeven te volgen. Er worden door de Bond voor Belastingbetalers in vervolg op de massaalbezwaarprocedures waarin de

Hoge Raad op 14 juni 2019 een arrest heeft gewezen namens een aantal betrokken belastingplichtigen individuele procedures gevoerd bij het EHRM inzake schending van artikel 1 EP EVRM als gevolg van de box 3-heffing in de jaren 2013 en 2014. Een uitspraak van het EHRM is bindend voor de staat ten aanzien van het voorgelegde geval. Een bestuursorgaan of rechter zal in vergelijkbare openstaande en nieuwe zaken bij het nemen

van een beslissing rekening moeten houden met de uitspraak van het EHRM. De Hoge Raad heeft in zijn arresten niet geoordeeld dat sprake is van een schending van artikel 1 EP EVRM voor de jaren 2013 en 2014. De belastingplichtigen die tot aan de Hoge Raad hebben geprocedeerd hebben nu de mogelijkheid om de rechtsvraag of in de jaren 2013 en 2014 op regelniveau sprake is van schending van artikel 1 EP EVRM met betrekking tot de box 3-heffing aan het EHRM voor te leggen. De overige belastingplichtigen die onder de massaalbezwaarprocedure vallen en de klachtenprocedure bij het EHRM willen doorlopen, zouden daartoe (uiteindelijk) ieder ook een individueel verzoekschrift bij het EHRM moeten

indienen. Dit vind ik net als de leden van de fractie van het CDA ongewenst. Daarom zeg ik hierbij toe dat indien het EHRM in deze procedures over de jaren 2013 en 2014 op regelniveau een schending van artikel 1 EP EVRM vaststelt en in die procedures een financiële genoegdoening voor de jaren 2013 en 2014 toekent aan de indieners van de

klacht, deze overeenkomstig wordt toegekend aan de belastingplichtigen die onder de massaalbezwaarprocedure uit de aanwijzing vallen, ervan uitgaande dat het EHRM voor hen eveneens een dergelijke schending zou hebben vastgesteld en aan hen een financiële genoegdoening zou hebben toegekend.

Handelingen I 2019/20, nr. 11, item 3, p. 31.

De heer Essers (CDA):

Wij danken de staatssecretaris voor zijn toezegging in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 2020 dat in het geval het Europese Hof voor de Rechten van de Mens box 3 voor de jaren 2013 en 2014 in strijd acht met artikel 1 EP EVRM en in dat kader een financiële genoegdoening voor de jaren 2013 en 2014 toekent aan de indieners van die klacht, deze tegemoetkoming overeenkomstig wordt toegekend aan alle belastingplichtigen die onder de massaal bezwaarprocedurevallen. Het valt alleen op dat de staatssecretaris de jaren 2013 en 2014 specifiek noemt. Ik ga ervan uit dat die toezegging ook geldt voor de jaren 2015 en 2016. Ik vraagde staatssecretaris om dat te bevestigen.

Handelingen I 2019/20, nr. 12, item 12, p. 23.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Dan waren er meer specifieke vragen, bijvoorbeeld over de EHRM-procedures. De heren Vendrik en Essers vroegen hoe het zit met de procedures die over de jaren 2013 en 2014 op regelniveau een schending betekenen van artikel 1 van het EVRM. Dat was voor 2013 en 2014 van kracht, maar kunnen we diezelfde tegemoetkoming toekennen aan belastingplichtigen die onder de massaalbezwaarprocedure uit de aanwijzing vielen voor de jaren 2015 en 2016? Daar heb ik een lang antwoord op. Het korte antwoord is: ja, die toezegging geldt derhalve ook voor de jaren 2015 en 2016. Daarmee hoop ik een beetje tijd gewonnen te hebben, want dit was volgens mij het antwoord waar beide heren naar op zoek waren.


Brondocumenten


Historie