Helpt u mee onze website te verbeteren?

Behandeling Vaststelling hoogte afromingspercentages varkensrechten en pluimvee



Verslag van de vergadering van 7 oktober 2025 (2025/2026 nr. 03)

Aanvang: 20.00 uur

Status: ongecorrigeerd

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Aan de orde is het debat over de wijzigingen van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de vaststelling hoogte afromingspercentages varkensrechten en pluimvee.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Mevrouw Visseren-Hamakers heeft de Kamer verzocht om op grond van artikel 51, eerste lid van het Reglement van Orde een debat te houden over het ontwerpbesluit 33037 BD, voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met vaststelling hoogte afromingspercentages varkensrechten en 33037 BC, voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met vaststelling hoogte afromingspercentages pluimvee.

Ik geef het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers voor een korte toelichting.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Dank, voorzitter. Ten eerste dank aan de collega's voor het instemmen met het houden van dit debat. Ik dank ook de minister voor het feit dat zij op zo'n korte termijn naar de Eerste Kamer wilde komen.

Voorzitter. We bespreken vandaag de twee ontwerpbesluiten tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de vaststelling van de hoogte van de afromingspercentages bij pluimveerechten en varkensrechten, die de minister kort geleden bij beide Kamers heeft ingediend. De Nederlandse veehouderij produceert structureel te veel mest en daarmee te veel stikstof en fosfaat. Met deze voorstellen zet de minister een streep door twee van de weinige potentieel effectieve maatregelen om deze problemen op te lossen en dit terwijl de minister verwacht dat het mestproductieplafond in 2025 zal worden overschreden. De doelen van het beleid worden niet gehaald. Nederland voldoet niet aan zijn verplichtingen, maar toch stelt de minister voor om de maatregelen af te schaffen.

Voorzitter. De ingediende voorstellen zijn prematuur, niet alleen omdat de doelen nog niet zijn behaald, maar ook omdat ze slechts gebaseerd zijn op prognoses en verwachtingen, zowel bij pluimvee als bij varkens. De cijfers van de feitelijke mestproductie zijn pas volgend jaar bekend. Laten we daar niet op vooruitlopen. Bovendien vindt de meeste verhandeling van de rechten aan het einde van het kalenderjaar plaats. Omdat de afroming van varkens- en pluimveerechten pas per 1 januari 2025 is ingegaan en met deze voorstellen nog voor het einde van 2025 wordt afgeschaft, wordt er feitelijk nauwelijks afgeroomd. Wat is de overweging van de minister om voor te stellen om twee van de weinige sturingsinstrumenten die we hebben na minder dan een jaar al af te schaffen? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Vandaag kunnen we in dit huis bijdragen aan de realisatie van het gewenste stikstofbeleid, met een beperkte uitspraak. We houden daarmee voorlopig twee van de weinige maatregelen in stand die sturing kunnen geven aan dit dossier. Gelet op het feit dat er op dit moment een beperkt instrumentarium is om te komen tot een beperking van de mestproductie zou het onverstandig zijn om de afroming op stel en sprong af te schaffen en om daarmee de aanstaande kabinetsformatie en de mogelijkheden voor derogatie onnodig te belasten. De fractie van de Partij voor de Dieren heeft hiervoor twee moties voorbereid, waarvan de motie over pluimvee het meest spoedeisend is en daarom vandaag in stemming zou moeten worden gebracht. De tweede motie, over varkens, zou volgende week dinsdag in stemming moeten worden gebracht, gezien het aflopen van de voorhangprocedure bij dit voorstel.

Voorzitter. Ik kom op de moties. De eerste motie over pluimvee luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat via het voorstel voor een besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de vaststelling van de hoogte van de afromingspercentages bij pluimveerechten het afromen wordt beëindigd;

overwegende dat het nationale plafond voor mestproductie in 2025 waarschijnlijk wordt overschreden;

overwegende dat Nederland hiermee zijn verplichtingen in het kader van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water waarschijnlijk niet realiseert;

spreekt zich uit niet in te stemmen met het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet inzake het afromingspercentage bij pluimveerechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Koffeman, Nicolaï, Kluit en Van Aelst-den Uijl.

Zij krijgt letter BG (33037).

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u, voorzitter. Dan een motie over het afromingspercentage bij varkensrechten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voorstel tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de wijziging van de hoogte van het afromingspercentage bij varkensrechten inhoudt dat het afromen wordt beëindigd;

overwegende dat het onzeker is of de mestproductie in deze sector in 2025 onder het sectorale mestproductieplafond zal blijven;

overwegende dat het nationale plafond voor mestproductie in 2025 waarschijnlijk wordt overschreden;

overwegende dat Nederland hiermee zijn verplichtingen in het kader van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water waarschijnlijk niet realiseert;

spreekt zich uit niet in te stemmen met het ontwerpbesluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet inzake het afromingspercentage bij varkensrechten.

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Koffeman, Nicolaï, Kluit en Van Aelst-den Uijl.

Zij krijgt letter BH (33037).

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u. We hebben nog één kwestie. Ik moet even overleggen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik had de Kamer nog moeten vragen om toestemming voor het houden van een artikel 51-debat. Ik dacht eerlijk gezegd dat de eerste inbreng van mevrouw Visseren daarover zou gaan, maar zij heeft gelijk haar inbreng ingebracht plus moties ingediend. Dus ik heb formeel nog uw toestemming nodig voor het houden van een artikel 51-debat. Ik zie de heer Oplaat als eerste.

De heer Oplaat i (BBB):

Om het misschien wat makkelijker te maken: vanmiddag is dit in de commissie ook aan de orde geweest en daar was een breed draagvlak voor het houden van dit debat. Wel met de restrictie het kort te houden, maar dat had u al gedaan.

De voorzitter:

Het is kort gehouden. Goed om dit te weten, maar ik heb voor het reglement en voor de verslaglegging nodig dat de Kamer toestemming heeft gegeven. Ik geef nu het woord aan mevrouw Visseren.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Excuus, voorzitter. Ik dacht dat u met uw inleiding die stap had overgeslagen. Dus dat is mijn schuld. Mijn excuses. Ik wil met alle liefde bij dezen verzoeken om het debat te voeren. En ik wil met alle liefde nog een keer mijn betoog houden. Hierbij vraag ik dus verlof aan voor het debat.

De voorzitter:

Het is niet vaak in de geschiedenis van dit huis voorgekomen dat we achterstevoren een debat voeren. Dat hebben we nu bij dezen als unicum gedaan, maar ik stel wel vast dat er toestemming is verleend voor een artikel 51-debat. De heer Kemperman.

De heer Kemperman i (FVD):

Dan maak ik het toch nog moeilijker, voorzitter. Ik vroeg me ook af of dat inderdaad zo was. De commissie was wellicht ogenschijnlijk in meerderheid voor, maar de Kamer moet nog steeds verlof geven. Dat heeft u volkomen juist. Ik vind het wel lastig om een debat te voeren over een stuk dat niet geagendeerd stond en waar we inhoudelijk geen kennis van hebben kunnen nemen. We zitten hier als woordvoerders en luisteren naar collega Visseren-Hamakers, maar ik vind het eigenlijk ook wel kies om van partijen te weten of ze wel of niet voor dit verlof stemmen. Dus mijn voorstel is om gewoon even per fractie te horen of ze verlof geven en of ze voor of tegen het debat stemmen.

De voorzitter:

Het verlof is net gegeven. Maar als u behoefte heeft aan duidelijkheid, dan kunnen we daar bij zitten en opstaan over stemmen. Dan kunt u dat zien.

Ik stel voor om te stemmen bij zitten en opstaan over de vraag of deze Kamer verlof geeft voor het houden van een artikel 51-debat.

Ik constateer dat voor het verlof hebben gestemd de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, Volt, het CDA, de PvdD, de SP, de VVD, JA21, de ChristenUnie, de BBB, OPNL, daartegen de leden van de fracties van Forum voor Democratie, de PVV en de Fractie-Walenkamp, zodat het voorstel is aanvaard.

Ik teken nog aan dat de fractie van 50PLUS afwezig is.

Dan geef ik nu het woord aan de minister voor de beantwoording van de aan haar gestelde vragen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Wiersma i:

Voorzitter, dank. Het is kort en bondig en overzichtelijk. Ik heb één vraag gehoord, als het goed is: de overwegingen waarom ik nu, op dit moment, stop met deze afroming. Ik heb gehoord dat er gesteld werd dat dit de effectieve maatregelen zijn op het gebied van het stikstofbeleid. Dat is niet het geval; de effectiviteit op stikstofbeleid zit echt in een heel ander stramien. Wat hier voorligt, gaat over de Meststoffenwet. In de Meststoffenwet zit het haakje waarbij deze afroming tot stand gekomen is, omdat er twee jaar geleden — of in 2022, dat is inmiddels drie jaar geleden — in de derogatiebeschikking afspraken gemaakt zijn over nieuwe mestproductieplafonds.

Toen ik eind vorig jaar — volgens mij was het december — met dat wetsvoorstel door beide Kamers ben gegaan, hebben we daar een bepaalde rekenmethodiek op losgelaten, waar de prognoses, de cijfers en de data rondom de uitkoopregelingen, de Lbv en de Lbv-plus, onderdeel van uitmaakten. Die hebben we toen heel conservatief, aan de voorzichtige kant, ingeschat. Inmiddels zijn we een jaar later; beide regelingen zijn een jaar verder in uitvoering. Dat betekent dat wij inmiddels, als wij die cijfers bekijken, echt veel beter kunnen zeggen wat die regeling uiteindelijk per sector gaat doen. Als ik dus vandaag de dag dezelfde berekening, op basis waarvan we vorig jaar tot een bepaalde opgave voor een sector gekomen zijn, loslaat op de huidige stand van zaken, dan zou dat betekenen dat er in principe geen restopgave meer is. Dat betekent ook dat er in principe geen grondslag is om een afroming op te leggen als die sectoren onder hun sectorplafonds uitkomen, want dat is wel de voorwaarde waarop je zo'n ingrijpende maatregel kunt nemen. Het klopt inderdaad dat de meeste handel over het algemeen aan het einde van het jaar plaatsvindt, of beter te weten: in december. Maar normaal gesproken vindt er ook gedurende het jaar altijd handel plaats in de verschillende sectoren. Dat heeft u ook kunnen zien in de Kamerbrief die ik in ieder geval met de Tweede Kamer heb gedeeld. Ik weet niet of u een afschrift gehad heeft; dat hoop ik.

Nu wisten we toen het wetsvoorstel hier vorig jaar lag al dat er bij het fosfaatrechtenstelsel in de melkveehouderij, dat in 2017 is ontworpen, sprake was van een staatssteunvoorwaarde vanuit de Europese Commissie. Minimaal 10% afroming moest onderdeel uitmaken van dat rechtenstelsel om daaraan te voldoen. Die rechten zouden in een fosfaatbank terechtkomen, waarna zij onder voorwaarde van bepaalde milieudoelen weer beschikbaar gesteld konden worden aan de sector. Dat betekent dat dat rechtenstelsel bekend is met het systeem van afroming. Dat is in de overige twee sectoren niet het geval. Daar is geen sprake van fosfaatrechten; daar is sprake van dierrechten. Die dierrechtenstelsels zijn al veel eerder geïmplementeerd dan het stelsel in de melkveehouderij, omdat die eerder begrensd werd door het melkquotum.

Wat ik vorig jaar met de Kamers heb afgesproken, is dat we de data goed zouden gaan monitoren en dat er dus een weegmoment zou komen, waarbij we dezelfde berekening opnieuw zouden gaan maken waarmee de opgave vorig jaar tot stand gekomen is. Dat hebben we nu dus opnieuw gedaan. Als we uitgaan van een deelnamepercentage van 80%, dan gaan beide sectoren het met de uitkoopregelingen halen. Alleen, we weten dat het deelnamepercentage in deze fase van een uitkoopregeling over het algemeen 90% is. Dan hebben we dus nog een conservatieve inschatting gemaakt. Maar ik heb vorig jaar ook toegezegd — ik heb dat toegezegd aan de Tweede Kamer, maar volgens mij hebben wij het daar in deze Kamer ook goed over gehad — dat we in de twee sectoren die niet bekend zijn met het concept van afroming heel goed zouden gaan monitoren wat dat doet met de leasemarkt.

We zien dat de lease in zowel de varkenshouderij als de pluimveehouderij op dit moment volledig stilgevallen is. Dat betekent dat er op dit moment geen partijen worden aangeboden. Door deze maatregel moeten bedrijven in december hun productie over het voorgaande jaar gaan verantwoorden, want dat is nou eenmaal hoe het wettelijk in elkaar zit. We zien dat juist lease in deze sectoren een heel groot onderdeel is van de verantwoordingssystematiek. Die bedrijven komen dan in potentie in de problemen. Er worden op dit moment gewoon geen partijen aangeboden. Dat betekent dat door de maatregel een hele hoop bedrijven in die sectoren in december hun verantwoording voor hun productie niet kunnen doen, omdat er geen rechten beschikbaar zijn. Dat betekent een overtreding van de Meststoffenwet. Dat houdt in principe in dat die veehouders een economisch delict in geduwd worden.

Dat alles overwegende en overwegende dat we nu echt wel kunnen zien wat de inschattingen zijn van de uitkoopregelingen, die ook onderdeel uitmaken van de opgave voor die sector — als we diezelfde berekening hierop loslaten, dan zien we dat ze er zijn — maakt dat we ervoor willen zorgen dat de afroming eraf gaat. Ik had dit graag eerder aan de Kamers in voorhang aangeboden. Dat is helaas niet gelukt. Ik kan erover uitweiden, maar dat kan tegelijkertijd ook niet, dus dat ga ik ook niet doen. Ik had dat graag iets eerder gedaan. Als we willen dat die bedrijven in december weer over leaserechten kunnen beschikken, dan is het van belang dat die afroming in december procesmatig wordt uitgezet. Dat zijn de overwegingen.

De heer Holterhues i (ChristenUnie):

De minister zegt: ik had dit graag eerder aan willen bieden aan de Kamer. In het verlengde van de vraag van collega Kemperman, zou ik toch graag de reflectie van de minister willen horen op dit hele proces. De minister komt nu op stel en sprong naar de Kamer en wij moeten stemmen over een motie. Dat is weinig zorgvuldig richting de Eerste Kamer. Ik zou graag een reflectie van de minister willen hebben op dit hele proces.

Minister Wiersma:

Nou, volgens mij is er vanuit de Kamers verzocht om een zware voorhangprocedure. Dat is wat nu voorligt. Het laatste woord is aan uw Kamers. Er ligt ook niet een heel uitgebreid wetsvoorstel voor. Het is een keuze. Ik heb zojuist toegelicht wat de reden is dat we hiertoe gekomen zijn. Volgens mij is het goed onderbouwd en staat in de brief die met de Kamer gedeeld is wat de redenatie is. Conform de afspraak die we vorig jaar met elkaar gemaakt hebben, hebben we de AMvB's bij beide Kamers voorgehangen. Dat is wat er nu speelt.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Maar de minister zei hiervoor: ik had dit liever eerder naar de Eerste Kamer willen brengen. Ze zei ook dat ze nog heel lang zou kunnen uitweiden over de reden waarom dat niet is gelukt. Ik zou er graag iets meer over weten. Kan de minister toch nog aangeven waarom het nu pas in de Eerste Kamer komt?

Minister Wiersma:

Het was nog best wat uitzoekwerk om dat weegmoment in kaart te brengen. Het in kaart brengen hiervan heeft iets meer tijd gekost. Vervolgens gaat dat via besluitvorming via het kabinet. Dat heeft ertoe geleid dat ik in dit tijdpad zit. Maar om december nog te kunnen halen, met de procedure en alle stappen die in het vervolgproces gezet moeten worden, ligt het nu hier voor. Het is bij beide Kamers voorgehangen. De Tweede Kamer heeft ermee ingestemd en nu is het aan de Eerste Kamer.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een paar vragen over de redenering van de minister. De minister schrijft dat ze een weegmoment heeft ingebouwd. Daar gaat mijn eerste vraag over. De Kamer heeft uitgebreid bediscussieerd dat het een halfjaar na het aflopen van het jaar geëvalueerd zou worden en niet tussentijds. De minister heeft het weegmoment gebaseerd op cijfers die er nog niet zijn tegen de achtergrond van het feit dat zij een nitraatprogramma aan het ontwikkelen is, waarover ze nu aan het onderhandelen is met de Europese Commissie. De Europese Commissie kijkt naar het mestplafond, zoals de minister zelf in de beantwoording heeft aangegeven, en Nederland voldoet niet aan de normen voor het mestplafond. Dit is dus de achtergrond, maar desondanks kiest de minister ervoor om twee maatregelen die wel effect hadden, stop te zetten. Mijn vraag is: waarom heeft de minister niet gewoon het moment van volgend jaar afgewacht? Dat is het moment dat we hebben afgesproken. We hebben niet afgesproken om tussentijds nog iets te doen.

Minister Wiersma:

Ik heb volgens mij in beide Kamers wel degelijk gezegd dat we goed gaan monitoren en dat er weegmomenten komen waarop we bezien wat de stand van zaken is. Met dit weegmoment kom ik die toezegging na. Zeker in de Tweede Kamer was er heel veel discussie over de vraag of afroming in deze twee sectoren überhaupt niet tot grote problemen zou leiden. Ik heb toegezegd dat nauwgezet in de gaten te houden. Daarbij heb ik het volgende in de overweging meegenomen. We zijn in december met een berekeningswijze tot een opgave gekomen voor de sectoren, die overigens ook wettelijk zijn vastgelegd. Als we diezelfde berekeningswijze met de uitkoopregeling daar nu weer op loslaten, dan gaan die sectoren eronder schieten. Ik vind het onverantwoord om dan te gaan afromen, wetende dat die sectoren dan uiteindelijk ver onder hun plafonds gaan schieten. Om de sectoren levensvatbaar te houden, zul je een bepaalde kritische massa over moeten houden. Daar heb ik ook oog voor ...

De voorzitter:

Mevrouw Kluit.

Minister Wiersma:

... in de wetenschap dat we op dit moment dus zien dat er geen enkele leasepartij wordt aangeboden. Dat heeft ertoe geleid dat dit nu voorligt.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Alles wat u hierover zegt, is een inschatting. We weten het namelijk nog niet, omdat het zich nog niet heeft voorgedaan. Het kan ook best zijn dat de leasepartijen het hebben afgewacht om het in december wel te gaan verhandelen. Het tweede punt is dat de minister zich zorgen maakt over deze sectoren. Als de Europese Commissie ons nitraatprogramma afkeurt, bijvoorbeeld omdat wij het afgesproken mestplafond niet halen, dan komen andere boeren enorm in de problemen. Klopt dat? Ik denk bijvoorbeeld aan melkveehouders. Waarom wegen die dan niet net zo zwaar?

Minister Wiersma:

Dat is zo omdat je niet bij de ene sector voor een andere sector kunt reduceren om aan het sectorplafond te voldoen. Ik gaf net aan dat de wettelijke grondslag in de Meststoffenwet ligt. Bij een overschrijding van de plafonds is dit een instrument dat je kunt toepassen. We weten dat deze eronder gaan schieten met de uitkoopregeling. We hebben er in Nederland voor gekozen om de sectoren deelsectorplafonds te geven. Dat is een keuze geweest van het parlement, dus ook van de Eerste en de Tweede Kamer. Daar valt iets vóór maar ook tégen te zeggen. Je kunt dus niet in andere sectoren reduceren voor de zuivelsector, want dan blijft het zo dat zij hun sectorplafond overschrijden.

Bij de implementatie van het fosfaatrechtenstelsel hebben we een fosfaatreductiejaar gehad. Dat was in 2017, omdat het rechtenstelsel niet mocht worden geïmplementeerd op een moment dat een sector het sectorplafond fors aan het overschrijden was. Dat heeft ook te maken met staatssteunregels. Uiteindelijk is dat een heel ingrijpend jaar geweest met heel veel impact op de boerenbedrijven. Toen bleek achteraf dat er uiteindelijk in dat reductiejaar veel harder doorgereduceerd was. Qua productie schoten ze er echt onder. Ik moet even ... Dit is alweer lang geleden, maar volgens mij was de ordegrootte wel 10 miljoen kilogram fosfaat eronder. Als we nu kijken naar de uitkoopregelingen, denk ik dat deze sectoren echt onder de wettelijk vastgelegde sectorplafonds gaan zitten. Alles overwegende vind ik het dan onverantwoord om die afroming met alle consequenties die dat op de leasemarkt heeft, door te zetten.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Feit blijft dat dit dus gebaseerd is op een schatting en niet op feiten, en dat we enorme risico's nemen. Mijn derde ding is: u geeft aan dat de bedrijven nu in de problemen komen hierdoor, maar deze bedrijven hebben er zelf voor gekozen om pas aan het einde van het jaar leasecontracten af te sluiten. Wij hebben de wet vorig jaar aangenomen. Het was gewoon kenbaar bij al deze bedrijven dat ze voor dit jaar hun leaseportefeuille op orde moesten hebben. Ze hadden die ook in juni kunnen kopen, of in maart. Ze hebben er zelf voor gekozen. Waarom vindt u dit niet gewoon een acceptabel risico voor de bedrijven?

Minister Wiersma:

Wat ik net volgens mij heel uitvoerig heb geprobeerd duidelijk te maken, is dat deze bedrijven nergens rechten kunnen leasen omdat ze gewoon niet worden aangeboden. Je hebt soms bedrijven die van heel veel verschillende kleine partijen leasen. Als je nu als bedrijf een klein deel van je rechten … Dat is namelijk soms lastig inschatten, zeker als het gaat om koppels die je wel of niet opzet; dat fluctueert nogal. De kooprechten in deze sectoren zijn echt significant duurder dan de leaserechten. Als je als bedrijf een kleine partij overhebt en je weet dat je daarna maar een deel van je rechten weer terugkrijgt … Daardoor hebben nu dus heel veel bedrijven ervoor gekozen om hun rechten niet aan te bieden. Er kan niet gesteld worden dat deze partijen dat eerder dit jaar hadden moeten regelen, want we zien dus dat er het hele jaar door geen partijen leaserechten worden aangeboden, omdat deze maatregel geldt.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

U geeft zelf ook aan dat er ook kooprechten zijn. Ik ga het toch nog een keer vragen, want ik denk dat dat de essentie is. U speelt echt met vuur rond het nitraatprogramma, wat voor alle boeren in Nederland van groot belang is. U zit in die onderhandelingen. Vindt u het kleine belang van een kleine groep boeren in deze twee sectoren die hier voordeel bij hebben, nou echt de moeite waard om het risico te nemen dat alle boeren in Nederland te maken krijgen met een heel strak nitraatprogramma?

Minister Wiersma:

Het mestproductieplafond heeft niet indirect te maken met de waterkwaliteit. Die twee dingen staan echt los van elkaar. Daarvoor hebben we het actieprogramma. Dat gaat over maatregelen die je neemt. Daar horen bemestingsnormen bij. Dat staat echt totaal los van de mestproductieplafonds. Sterker nog, pluimveemest komt vrijwel niet op de grond, want dat wordt vooral in andere sectoren afgezet. Dat wordt vrijwel niet voor bemesting gebruikt. U kunt stellen, zeg ik via de voorzitter, dat het maar om een heel klein aantal gaat. Het gaat juist om bijvoorbeeld jonge boeren, die net het bedrijf hebben overgenomen. Die zitten tot hun nek in de financiering om zo'n bedrijfsovername te kunnen betalen. Het zijn juist ook die bedrijven die vaak nog niet in staat zijn, niet kapitaalkrachtig genoeg zijn, om rechten erbij te kopen. Die zijn dus afhankelijk van leaserechten. Ja, daar voel ik mij verantwoordelijk voor. Als zij nu geen leaserechten kunnen verwerven en ze die niet kunnen kopen omdat ze nog geen tijd hebben gehad om zelf kapitaal op te bouwen in zo'n bedrijf, dan weeg ik dat natuurlijk mee als minister. Ik heb oog voor de mensen voor wie wij het beleid maken in dit land. Daar ben ik ook voor.

Dan wat betreft de onderhandelingen over de waterkwaliteit. We hebben gezien dat ook de grondwaterkwaliteit de afgelopen twee jaar enorm is verbeterd. Er zijn heel veel maatregelen genomen. Dat loopt wel via een ander spoor. Het mestproductieplafond en de waterkwaliteit zijn niet direct aan elkaar gelinkt. Daar hebben we mestbeleid voor.

Mevrouw Straus i (VVD):

Ik wil de minister het volgende vragen: dit voorstel heeft zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer bijna tegelijkertijd voorgehangen. In de Tweede Kamer maakten ze zich ook zorgen over het feit dat u dit voorstel doet op basis van inschattingen. Een aantal collega's hebben daar ook al aan gerefereerd. Nou is er in de Tweede Kamer een motie ingediend, de motie-Vedder cum suis, die daar eigenlijk op ingaat. U heeft die motie oordeel Kamer gegeven. Nou zijn wij niet bij dat debat geweest. De stemming daarover heeft ook pas heel recent plaatsgevonden. Zou u ons kunnen meenemen in waarom u die motie uiteindelijk oordeel Kamer heeft gegeven?

Minister Wiersma:

Die motie vraagt om in de monitoring wat extra tekst en uitleg toe te voegen over de weging en de stand van zaken op dat moment. Ik heb toegezegd dat we die data gewoon goed gaan aanleveren. Ik heb wel daarbij de appreciatie gegeven dat dat niet betekent dat we per weegmoment de hele Meststoffenwet of het mestbeleid gaan herzien. Met die kanttekening heb ik de motie oordeel Kamer gegeven. Daar zal ik uiteraard naar eer en geweten gewoon uitvoering aan geven.

Mevrouw Straus (VVD):

Het gaat hier over kwartaalcijfers. Daar wordt over gesproken. Betekent dat dat u nu per kwartaal ook gaat rapporteren op de voortgang op dit onderwerp?

Minister Wiersma:

Het CBS komt ook met kwartaalproductiecijfers, dus dat is al een vast moment waarop het CBS de prognoses geeft over de totale productie. Daar wordt dat aan gehaakt. Ja.

De heer Jaspers i (BBB):

Kan de minister aangeven wat de gevolgen voor de varkens- en pluimveesector zijn als wij de moties die hier nu voorliggen ten uitvoering brengen of als die aangenomen worden? Dan bedoel ik zowel juridisch als financieel.

Minister Wiersma:

Ik kan dat natuurlijk niet honderd procent garanderen, omdat we niet weten hoe het zich ontwikkelt. Ik maak me wel zorgen. We zagen in voorgaande jaren dat gedurende het jaar altijd transacties plaatsvonden. Als het zo blijft dat er geen partijen worden aangeboden, dan betekent dat dat er bedrijven zullen zijn die de Meststoffenwet overtreden als de afroming er niet af gaat en er geen leasepartijen aangeboden worden. Maar ze hebben feitelijk geen mogelijkheid om aan hun bedrijfsverantwoording te voldoen als er geen partijen beschikbaar zijn. Dat was ook een terechte zorg vorig jaar, ook in beide Kamers, zeg ik via de voorzitter. Dat is ook de reden dat we hier nu toe gekomen zijn.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

De minister vertelt ons voor mij in ieder geval bekende verhalen over hoe zij in dit debat zit. Ik heb eigenlijk niks nieuws gehoord vanavond. Het feit blijft dat de minister ons vraagt om een besluit te nemen op basis van inschattingen en prognoses, met grote consequenties voor ons allemaal. Mijn fractie maakt zich oprecht zorgen over de voorbarigheid van dit besluit en begrijpt oprecht niet waarom de minister niet wacht totdat zij voorstellen kan doen op basis van de feitelijke cijfers van volgend jaar. Wat ik zie gebeuren is dat de minister een belangenafweging maakt tussen de sector en duurzaamheidsdoelen. Zij maakt een andere afweging dan mijn fractie.

De voorzitter:

Ik heb geen vraag gehoord. Wij wachten op de appreciatie van de moties die in de eerste termijn zijn ingediend. Heeft de minister de appreciatie klaar?

Minister Wiersma:

Ja, het is een spreekt-uitmotie, dus naar mijn weten hoef ik die niet te appreciëren, maar als ik 'm zou moeten appreciëren, dan zou ik 'm ten stelligste ontraden.

De voorzitter:

Beide moties, begrijp ik.

Minister Wiersma:

Ja.

De voorzitter:

Wenst een van de leden in deze termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kom tot afhandeling van het debat. Ik stel voor zo dadelijk over de ingediende moties te stemmen. Mevrouw Visseren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Zoals ik in mijn voorbarige eerste termijn zei, stel ik graag voor om vanavond over de pluimveemotie te stemmen, omdat we daar haast mee hebben. Volgende week kunnen we over de varkensmotie stemmen, omdat we daar iets meer tijd voor hebben. Dan kan de minister ook enige schriftelijke vragen vanuit de commissie LNV beantwoorden in de tussentijd.

De voorzitter:

Ik kijk rond om te zien of de Kamer daarmee kan instemmen. Ja, ik zie geknik. Dan geef ik nog het woord aan de heer Kemperman.

De heer Kemperman i (FVD):

Voorzitter, ik heb behoefte aan een schorsing. Ik zou graag met de woordvoerders willen overleggen over al dan niet hoofdelijk stemmen.

De voorzitter:

Dan stel ik voor de woordvoerders hier bij mij te laten komen. Dan zet ik even de microfoon uit.