Voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 14 april 2015 (2014/2015 nr. 28)

Aanvang: 15.50 uur

Status: ongecorrigeerd

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Europese Beschouwingen.


De heer Elzinga i (SP):

Voorzitter. De crisis in Europa houdt nog altijd aan. Er is amper groei, in veel landen is torenhoge werkloosheid en op veel plekken schrijnende armoede, en in sommige lidstaten worden zelfs de mensenrechten bedreigd. We weten ons omringd door brandhaarden en we voelen ons onveilig, iets waar de Europese buitenlandpolitiek niet veel grip op lijkt te krijgen. De Staat van de Europese Unie kent te veel uitdagingen om die allemaal voldoende recht te doen in slechts één debat. Alleen al de ondertitel van de Staat van de Europese Unie in 2015 bevat genoeg onderwerpen voor vandaag: "Een democratische en concurrerende Unie die werkt voor alle burgers". Ik zal daarop mijn bijdrage concentreren. Daarnaast stip ik nog enkele andere zaken kort aan.

Hoe zit het met de democratische Staat van de Europese Unie? In 2013 gaf de Raad van State de Eerste Kamer op verzoek een advies over de verankering van de democratische controle. De Raad van State schreef ons onder andere: "Het verminderen van een democratisch tekort kan niet alleen worden bereikt door nieuwe of gewijzigde structuren" en "Draagvlak is niet vanzelfsprekend, maar zal moeten worden verworven. De Europese verkiezingen van 2014 zullen in dat verband een belangrijke graadmeter zijn". Inmiddels weten we dat de opkomst bij deze verkiezingen in de hele Unie met 42,5% een nieuw dieptepunt heeft bereikt en ook dat verschillende eurosceptische partijen veel aanhang hebben verworven. Wat zegt dit over het draagvlak voor het Europese project? Ik hoor graag de appreciatie van de minister. Hoe beoordeelt hij de risico's op en van een grexit of, na de naderende verkiezingen in het Verenigd Koninkrijk, een mogelijke brexit? Zelfs Commissievoorzitter Juncker voorziet de ondergang van de Unie als zijn Commissie niet levert, zo las ik onlangs. Welke strategieën worden er in de Raad en met de Commissie besproken om voldoende te leveren? En tot welke beleidsdiscussies leidt dat? We weten het alleen op hoofdlijnen en we moeten bijgepraat worden door de minister, want we kunnen het als publiek, en zelfs als volksvertegenwoordigers, niet goed controleren. De meeste vergaderingen van de Raad zijn immers besloten. Zelfs voorbereidende beleidsdocumenten zijn veelal niet openbaar. De Europese regeringsleiders verschuilen zich achter elkaar. Ze besluiten samen dat wat zij bediscussiëren in Brussel niet naar buiten mag.

De Eerste Kamer voert al geruime tijd een dialoog met de regering over publieke toegang tot de Raadsdocumenten. Waarom maakt de regering zich in Brussel niet hard voor openbaarmaking van zogenaamde limité-documenten, niet-vertrouwelijke maar interne beleidsdocumenten? Sinds het Arrest van 17 oktober 2013 van het Hof van Justitie aangaande de uitleg van artikel 4, lid 3 van verordening 1049/2001, is daar toch zeker alle reden toe? Dit arrest betreft volgens mijn fractie een buitengewoon belangwekkende uitspraak aangaande de transparantie en de democratische legitimiteit van besluitvorming door de Europese Raad. De Raad wenst namelijk juist verdere aanscherping van de vertrouwelijkheid van beleidsstukken, omwille van de slagkracht van de Raad en de onderhandelingsruimte in de lidstaten. Openbaarheid zou er maar voor zorgen dat de publieke opinie de onderhandelingen verstoort en de leden van de Raad steeds terug moeten naar hun nationale parlementen, aldus de Raad. Ik wil van de minister graag weten hoe het nu staat met de in voornoemd arrest bedoelde aanscherping. Ik mag toch hopen dat Nederland daar niet in meegaat?

Het Hof van Justitie maakt in elk geval korte metten met de achterliggende redenatie van de Raad. Europese instellingen dienen het publiek juist een zo ruim mogelijk recht van toegang tot documenten van de instellingen te geven, want een grotere transparantie dient "… een betere deelneming van de burgers aan het besluitvormingsproces en een grotere legitimiteit en meer doelmatigheid en verantwoordelijkheid van de administratie ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem". In plaats van voor lastig oponthoud zorgen publieke betrokkenheid en debat dus voor legitimiteit, doelmatigheid en verantwoordelijkheid. Is de minister het met de SP-fractie eens dat we het Hof aan onze zijde hebben als we bedoelde limité-documenten openbaar maken?

Een vergelijkbare redenatie geldt voor het Deense parlementaire mandaat dat een minister altijd op zak heeft, en ook moet hebben, in Brusselse vergaderingen. Dat werd eerder door Nederlandse bewindslieden als een beperking van de onderhandelingsruimte gezien en daarom als niet in het Nederlandse belang. Maar bij een deskundigenbijeenkomst veertien dagen geleden in deze zaal over de democratische controle in de EU bleek uit een Deense bijdrage dat Denemarken zelf van mening is dat niet alleen de democratische legitimatie wint bij het parlementaire mandaat, maar eveneens de slagkracht in onderhandelingen, en dat de Deense bewindslieden daarom ook tevreden zijn. Kan de minister zich voorstellen dat hij met een helder mandaat van het parlement vooraf ook lekkerder zit in Brussel? En dat een dergelijk mandaat, om in de woorden van het Hof te blijven, ook leidt tot een grotere legitimiteit en meer doelmatigheid en verantwoordelijkheid ten opzichte van de burgers binnen een democratisch systeem?

Ik kom toe aan de bespreking van de economische Staat van de Unie. Gelukkig zijn de laatste signalen dat de economie een klein beetje uit het dal begint te klimmen. De coalitiepartijen en de regering waren er, met de verkiezingen voor Provinciale Staten nog voor de boeg, snel bij om die opluchting te claimen. Een beetje vreemd natuurlijk, succes claimen voor een internationale trend in een land dat zo'n beetje als allerlaatste uit de recessie omhoog begint te kruipen. Zoals het Nederlandse economisch beleid verantwoordelijk is voor de relatief belabberde prestaties van Nederland ten opzichte van de buurlanden, zo is het Europese economisch beleid verantwoordelijk voor de in verhouding slechte Europese prestaties. De cijfers spreken boekdelen. Helaas, Europa groeit niet op eigen kracht. Europa veert iets op vanwege de lage olieprijs en de goedkope euro. Zelfs in Duitsland wordt de groei door export gedreven, zo waarschuwt zelfs het Amerikaanse ministerie van Financiën. De EU als geheel heeft dit jaar een overschot van 300 miljard dollar op de lopende rekening, vooral voor rekening van landen als Duitsland en Nederland. Ziet de minister deze risico's van macro-economische onevenwichtigheden op de wereldmarkt en binnen de EU ook? Zo ja, wat wil de regering hieraan doen?

Een van de prioriteiten van de Commissie, als ook van de regering, is de verdieping van de interne markt. Nobelprijswinnaar Paul Krugman wijst erop dat liberalisering na de Tweede Wereldoorlog, komende van hoge douanetarieven, veel groei heeft opgeleverd, maar dat de opbrengsten van verdere liberalisering steeds lager worden en de kosten steeds hoger. Een van de belangrijkste kosten is het inleveren op sturingsmogelijkheden en de risico's die dat met zich meebrengt. Denk aan de financiële crisis, die ook kon ontstaan door liberalisering en deregulering van de financiële markten. Belangrijker dan de vraag of verdere liberalisering extra groei oplevert, is wellicht wat de consequenties zijn voor de verdeling en voor sturing op sociaal beleidsvlak. De minister kent het trilemma van de internationale economie van Rodrik. Hij heeft het zelf aangehaald in het debat over de Staat van de Unie in de Tweede Kamer. Als we geen Europese regering wensen, maar tegelijkertijd wel verdergaande economische integratie, dan zegt dat trilemma dat je dientengevolge aan democratie inlevert. En dan betalen de burgers in de vorm van wat de minister in de Tweede Kamer omschreef als "niet louter positieve effecten". Hij noemde zelf sociale dumping, onderbetaling en uitbuiting.

Als de Europese interne markt al kan leiden tot minder democratische sturingsmogelijkheden, sociale dumping en uitbuiting, dan is dat nog niets vergeleken bij TIIP. Het Transatlantic Trade and lnvestment Partnership beoogt immers één interne markt te maken van de EU en de VS. Hier komt het trilemma van Rodrik nog veel harder om de hoek kijken.

De heer Backer i (D66):

Denkend in de theorie van Krugman en de andere economen die de heer Elzinga aanhaalt, zit er ergens een omslagpunt, waarbij je de sturing mist om het zich economisch gunstig te laten ontwikkelen. Zou het zo kunnen zijn dat wij, doordat wij in een tussenfase zitten van die integratie, op dit moment precies op dat meest ongunstige punt zitten? Of zijn we dat punt eigenlijk al voorbij en is er alleen nog een weg naar verdere integratie of naar ontmanteling? Als we niets doen, zitten we, als ik de redenering van de heer Elzinga volg, in een vaag gebied waarin sturing ontbreekt en democratie onvoldoende werkt. Ik denk dat we halverwege zitten. Nu ben ik benieuwd of de analyse van Krugman in de visie van de heer Elzinga betekent dat we verder moeten of dat we naar beneden moeten.

De heer Elzinga (SP):

Volgens de analyse van Krugman levert liberalisering aanvankelijk heel veel op, als je komt van hoge douanetarieven, maar naarmate de markt verder geliberaliseerd is, zal het steeds minder opleveren en steeds kostbaarder worden op andere punten. Het is een glijdende schaal. Ergens zit inderdaad een punt waarop je zegt dat je niet verder moet gaan met liberaliseren, want dan kost het uiteindelijk meer aan sturingsmogelijkheden dan het kan opleveren.

De heer Backer (D66):

Voordat u verdergaat met TTIP, er is natuurlijk nog een ongelofelijk groot terrein voor liberalisering van de interne markt te gaan. Dat is een van de hoofdpunten van de brief van de minister. Ik denk dat dit punt nog niet bereikt is.

De heer Elzinga (SP):

Dat waag ik te betwijfelen, vandaar mijn opmerking.

Hier komt het trilemma van Rodrik nog veel harder om de hoek kijken, zei ik, sprekend over TTIP. We hebben het immers over een interne markt. Als het de EU al niet lukt om een Europese regering te vormen met democratische legitimiteit om die interne markt goed sturing te geven, dan is de democratische controle op een interne markt voor de VS en de EU zeker een utopie. Dat is precies waar critici voor waarschuwen. Ziet de minister dit trilemma ten aanzien van TTIP ook?

De Europese Commissie en de lidstaten proberen de gemoederen te bedaren. Ook de minister bezweert dat voor het kabinet het hoge beschermingsniveau wat betreft gezondheid, sociale standaarden, milieuwetgeving en consumenten- en rechtsbescherming niet ter discussie staat.

TTIP beoogt echter nu juist om de handel vrij te maken door het opruimen van belemmeringen voor producten en diensten "achter de grens". Daarmee wordt juist de regelgeving bedoeld die voorwaarden stelt aan producten en diensten; voorwaarden met betrekking tot arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden, milieubelasting, omgevingsbelasting en consumentenbescherming.

Het opruimen van die barrières kan door harmonisatie van deze voorwaarden of door wederzijdse erkenning. Bij wederzijdse erkenning laat je producten of diensten volgens de norm van de ander toe op jouw markt. Dat leidt op termijn effectief tot productie volgens de goedkoopste norm. Harmoniseren leidt tot uitruil of tot compromissen en dan moet er water bij de wijn. Daar weten wij als coalitieland alles van, toch? Ik hoor graag van de minister of het bij TTIP om harmoniseren gaat of om het toelaten van elkaars producten volgens de andere norm.

Dan heb ik een vraag over de onderhandelingen over TTIP. Wat hebben lidstaten tijdens het onderhandelingsproces nog in te brengen? Ik vraag dat naar aanleiding van een aan de BBC gelekt openingsbod van de EU in de onderhandelingen over diensten en investeringen onder TTIP. Het is mij opgevallen dat veel landen voor veel sectoren uitzonderingen vragen, zowel op het gebied van markttoegang als van nationale behandeling. Nederland vraagt vrijwel geen uitzonderingen, behalve wanneer deze EU-breed worden gevraagd. Waarom is dat? Hebben wij minder nationale belangen dan bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland of Engeland?

Waarom vraagt Nederland niet meegenomen te worden in de door de EU gevraagde uitzondering voor national treatment bij het aanbieden van diensten van sociale aard? Waar de EU zich het recht voorbehoudt om maatregelen te nemen op het gebied van sociale dienstverlening, wil Nederland deze sociale diensten kennelijk juist wel liberaliseren onder TTIP en daarmee veel mogelijkheden voor publieke zeggenschap over deze diensten kwijt. Welke diensten worden hiermee precies bedoeld? Waarom kiest Nederland deze uitzonderingspositie binnen de EU? Ik hecht aan een helder en precies antwoord op dit punt.

Klopt de beoordeling dat nieuwe producten en diensten die niet onder een expliciete uitzondering vallen, automatisch wel onder de reikwijdte van TTIP vallen, omdat er bij de onderhandelingen over dit akkoord met een zogenaamde negatieve lijst wordt gewerkt? Kan de minister bevestigen dat TTIP beoogt een zogenaamd levend akkoord te worden, waarin op verzoek van een regulatory body steeds opnieuw belemmeringen besproken kunnen worden en nu omstreden producten en diensten later alsnog onder TTIP kunnen komen te vallen?

Een andere zorg naar aanleiding van het gelekte TTIP-bod van de EU voor de handel in diensten en investeringen is het gegeven dat de toelichting aan het begin meldt dat het bod is gebaseerd op het Trade In Services Agreement (TiSa). Als dat de norm moet zijn, ... Daarvan hadden we nooit gehoord, als WikiLeaks het afgelopen zomer niet voor ons openbaar had gemaakt. Het is nu nog volop in onderhandeling, maar misschien is het meest verontrustende aan dit akkoord en aan deze geheime documenten, die gelekt zijn door WikiLeaks, dat daarin te lezen valt dat de bedoeling was dat ze niet openbaar zouden worden, tot ten minste vijf jaar na de implementatie van TiSa. Graag een uitvoerige reactie van de minister op dit punt. Was Nederland hier via de EU-onderhandelaar bij betrokken of in ieder geval op de hoogte van de stand van zaken bij de onderhandelingen, inclusief deze bizarre geheimhoudingsclausule?

Ook zorgwekkend is dat TiSa weer is gebaseerd op het General Agreement on Trade in Services (GATS), waarover de WTO-onderhandelingen in Doha veertien jaar geleden zijn vastgelopen. Omdat het gaat om de stand van zaken van veertien jaar geleden, ging het vooral om het verder liberaliseren en dereguleren, ook van financiële diensten. Het was immers ver voor de financiële crisis. Wat is de positie van Nederland nu ten aanzien van dit soort liberalisering en deregulering binnen TiSa en ten aanzien van de betoonde transparantie in dat akkoord?

De SP-fractie is positief over de opmerking van de minister in de Tweede Kamer aangaande TTIP dat investeerders niet kunnen of mogen verwachten dat regels niet of nooit veranderen. Betekent dit ook expliciet dat nieuwe regelgeving, mits die democratisch tot stand is gekomen en dus het algemeen belang dient, geen onderwerp mag worden van een claim in het kader van zogenoemde Investor to State Dispute Settlement (ISDS) in TTIP? Wat betekent dit nieuwe inzicht voor andere verdragen, zoals het met Canada inmiddels uitonderhandelde CETA en reeds bestaande investeringsbeschermingsovereenkomsten waarin Nederland partij is? Wanneer komt de minister van BuHa-OS in dit verband met de eerder toegezegde nadere appreciatie van bestaande verdragen met ISDS?

in de Tweede Kamer werden tijdens het debat over de Staat van de Unie bezwaren tegen bestaande ISDS-clausules ingebracht. Ten aanzien van TTIP noemde de minister dit vooronderstellingen, omdat TTIP nog niet is uitonderhandeld. Als deze uitkomsten zich echter zouden bewijzen, dan zouden we tegen zo'n systeem zijn, zei de minister. Welke consequenties heeft die stellingname voor CETA en de reeds bestaande ISDS-praktijk? Daarover gingen de observaties van de Tweede Kamer.

De minister gaf in de Tweede Kamer aan dat het kabinet niet wil dat arbitrage in TTIP de nationale rechtsspraak doorkruist. Hij noemde ook het tegengaan van forum shopping. De investeerder heeft dan nog steeds keuzevrijheid, maar eenmaal gekozen moet hij bij zijn keuze blijven. Kiest de regering hier voor de zogenoemde fork-in-the-road-principe?

De Tweede Kamer heeft glashelder uitgesproken dat TTIP geen geschillenbeslechting mag bevatten die afbreuk doet aan ons nationale rechtssysteem. Volgens de SP spreekt de Kamer hiermee uit dat de internationale investeerders niet middels arbitrage in TTIP de nationale rechter mogen passeren. Deelt de minister deze zienswijze?

De bedoeling van TTIP is dat wij vertrouwen hebben in productiestandaarden in de VS en vice versa. Maar waarom zouden we dan geen vertrouwen hebben in elkaars rechtsstaat? Als we dat wel hebben, dan is ISDS toch helemaal niet nodig? De VS was en is nu al de grootste investeerder van buiten de Europese Unie in de Europese Unie en omgekeerd, zonder ISDS.

Kan de minister duidelijk maken wat er aan ons nationale recht zou schorten waardoor wij volgens de Europese Commissie nu ineens aan buitenlandse investeerders ISDS zouden moeten aanbieden? Waarom zouden wij voortaan het Amerikaanse recht op eigendom niet meer kunnen vertrouwen?

Is het kabinet zich ervan bewust dat de OESO, bij monde van secretaris-generaal Gurria, waarschuwt voor verstoring van de concurrentie doordat internationale investeerders via ISDS de nationale rechter kunnen passeren en nationale investeerders niet?

De EU kent een aantal zogenaamde intra-EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten, een overblijfsel van verdragen met enkele Midden- en Oost-Europese landen voor hun toetreding tot de EU. De EU ziet deze verdragen als hoogst onwenselijk, maar Nederland werkt niet mee aan bijvoorbeeld verzoeken van Tsjechië om deze investeringsbeschermingsovereenkomsten met Nederland op te zeggen. Waarom niet? Is dat omdat in Nederland gevestigde hoofdkantoren veel geld verdienen aan claims tegen betrokken landen? Of omdat deze landen problematisch zijn op rechtsstatelijk vlak? Als dat zo is, dan hadden deze landen toch nooit tot de EU mogen toetreden? Als dat probleem er eigenlijk niet is, zoals ik denk, wat is dan nog het argument van Nederland tegen de Europese Commissie om niet mee te werken aan de opzegging van deze intra-EU-investeringsbeschermingsovereenkomsten? Tot slot. De premier gaf bij de bespreking van de Staat van de Unie in de Tweede Kamer aan dat naast TTIP en andere prioriteiten ook de aanpak van belastingontwijking op de agenda van het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de EU zal staan. De EU becijferde eerder dat haar lidstaten samen zo'n 1.000 miljard euro per jaar mislopen door belastingontwijking. Daar zouden we heel veel problemen mee kunnen aanpakken. Ook Nederland heeft serieus last van belastingontwijking. Ons statutaire tarief in de vennootschapsbelasting is internationaal al laag en bedraagt 25%, maar daadwerkelijk wordt er volgens de OESO nog veel minder bijgedragen. Vrijwel nergens wordt door bedrijven zo weinig betaald als in Nederland, gemiddeld maar 7%.

De OESO meldde vorig jaar, bij een bespreking met de G20 over de aanpak van belastingontwijking in internationaal verband, dat met name het Verenigd Koninkrijk en Nederland dwarslagen. Eerder had Nederland bij de aanpassing van de Europese moeder-dochterrichtlijn bezwaar tegen een algemene antimisbruikbepaling. Nu we het als EU-voorzitter willen agenderen, zal Nederland dan ook eens echt constructief gaan meewerken aan de internationale aanpak van belastingontwijking? Of willen we een steeds slechtere reputatie riskeren? Graag een reactie van de minister. Net als senator De Vries hoor ik ook graag de reactie van de minister op het voorstel van de Europese Commissie voor de uitwisseling van tax rulings in Europees verband.

Ik rond bijna af. Het is in deze Kamer goed gebruik om bij Europese beschouwingen niet te vergeten dat Europa groter is dan de Europese Unie. De economische unie, de interne markt, kent binnen de Europese Economische Ruimte nog enkele schaduwleden. Een vergelijkbare status wilde de EU Oekraïne ook bieden middels een Deep and Comprehensive Free Trade Agreement; andere woordvoerders hebben daar ook wat over gezegd. Vindt de minister dat nu, met wijsheid achteraf helaas, nog steeds een gelukkig aanbod?

In en rond Oekraïne is de dreiging van een gewapend conflict nog steeds niet geweken. Het heeft dit jaar opnieuw tot schorsing van het stemrecht van Rusland in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa geleid, terwijl Lavrov zonder enige tegenwerping deelneemt aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Hoe beziet de minister de deelnemingsperikelen van Rusland in de Raad van Europa? En veel belangrijker nog, welke strategie ziet hij om de opgelopen spanningen rond Oekraïne en Rusland gaandeweg weer te temperen? Zou de minister ook nog een korte reactie willen geven op de toetredingsperikelen van de EU tot het EVRM? Ook daar hebben andere woordvoerders al aan gerefereerd.

De SP-fractie is van mening dat de Raad van Europa waardevolle instrumenten ter bevordering van democratie, mensenrechten en rechtsstaat biedt, zeker ook aan niet-EU-landen. Is dat de minister ook wat waard? Zo ja, met de begrotingsbesprekingen over het budget voor de Raad van Europa voor de boeg, wil Nederland zich hard maken dat na jaren eindelijk de nullijn eens mag worden losgelaten? Eventueel ten koste van EU-budget. De EU geeft immers per dag uit waar de Raad van Europa een heel jaar op moet teren. Met één promille van het EU-budget lossen we bij de Raad van Europa al een heleboel problemen op.

Er is nog heel veel werk aan de winkel in Europa, binnen en buiten de Europese Unie, zeker ook voor een democratische Unie die werkt voor alle burgers. Als de regering enige grip op die Unie wenst te houden, dan horen verdieping van de interne markt en TTIP in elk geval niet tot verstandige beleidsprioriteiten. De SP-fractie ziet uit naar de antwoorden.


De heer Backer i (D66):

Voorzitter. Voor de Europese beschouwingen in dezelfde zittingstermijn van deze Kamer is vandaag de derde opeenvolgende minister van Buitenlandse Zaken te gast. Namens de fractie van D66 heet ik hem niet minder welkom dan zijn voorgangers. Deze snelle wisselingen hebben ook een positief effect: mijn fractie bespeurt een stijgende lijn in de Europese gezindheid van het kabinet bij monde van deze minister van Buitenlandse Zaken. We kunnen misschien beter spreken van het inzetten van een dooi vanaf het vriespunt met het kabinet-Rutte I en minister Rosenthal naar een voorzichtig doorbrekende lente onder deze minister. Maar één zwaluw maakt nog geen zomer. Mijn fractie wil in dit debat vandaag proberen wat verder te kijken dan zorgen van vandaag.

Ik neem het vertrekpunt van het kabinet-Rutte I op de Facebooktijdlijn. Ook in die tijd, voordat de dooi inzette, was Nederland in de ogen van deze premier een "gaaf land", maar een gaaf land dat een binnenlands politiek probleem had met Europa. Dat was ontstaan door eigen toedoen vanwege de gedoogpartner PVV. We hebben vandaag weer kunnen horen dat dat niet zou zijn afgenomen als dat kabinet was aangebleven.

Ook belangrijke Europese collega’s zullen zich dit nog heel goed herinneren vanuit functies die zij in het Europese machtscentrum hadden. Bondskanselier Merkel, de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, Juncker, de herbenoemde voorzitter van het Europees Parlement, Schulz, en niet in de laatste plaats de president van de ECB, Draghi, leefden in de veronderstelling dat de Nederlandse premier de beste bondgenoot van de heer Cameron was. Dat dacht Cameron vermoedelijk zelf ook lange tijd. Later bleek die perceptie niet correct. In de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 23 februari 2015 lees ik op pagina 10 hoe we hem moeten duiden, namelijk als "flexibele partnerkeuze". Wie de ware Europeaan Rutte is in het kabinet-Rutte II zal nog een open vraag blijven, maar misschien wordt het Nederlands voorzitterschap in 2016 een defining moment.

Het kabinet-Rutte II naderde in 2014 op kousenvoeten de verkiezingen van het Europees Parlement. Voorzichtigheid over de Nederlandse ambitie overheerste. Toch bespeurden wij bij minister Timmermans het begin van een lichte dooi, maar dat moest vooral niet positief en al helemaal niet als pro-Europees worden uitgelegd. Er kwam onder zijn bewind op 21 juni 2013 een brief met een inventarisatie van maar liefst 54 actiepunten. Daar mag sindsdien de Nederlandse permanente vertegenwoordiger zijn tanden op stukbijten. De hoofdtoon van deze brief en de Europese focus is er één van verontschuldiging aan het publiek dat alles wat er misgaat in Brussel de EU verwijt, of wat er in Nederland misgaat Brussel verwijt. Wat is er eigenlijk geworden van die lijst? Wat is het tijdpad van de realisatie? Ik vind daar niet veel van terug in de brief van Minister Koenders. Ik kan er overheen gelezen hebben, maar ik hoor graag van deze minister wat de stand van zaken is en ik krijg graag een overzicht van wat wij bereikt hebben.

Minister Timmermans sprak in vele talen in het binnenland en buitenland en deed dat zo goed dat hij nu de tweede man van de Europese Commissie is geworden. Dat is een felicitatie waard. Dat het ook anders kan in Europa toont zijn collega Dijsselbloem aan. Hij is vanaf het begin glashelder geweest als voorzitter van de eurogroep, een beetje ondanks het kabinet. Hij heeft in de eurogroep bijgedragen aan een strakkere budgettaire discipline, maar kon desondanks niet verhinderen dat Italië en Frankrijk in de laatste fase wat ruimte is gegund onder het Groei- en Stabiliteitspact. De grootste risico's op de markten zijn geluwd, dat zou dat kunnen verklaren. Kunnen wij een herverkiezing van Jeroen Dijsselbloem als voorzitter van de eurogroep verwachten? Het gerucht gaat dat Spanje een claim heeft gelegd op deze positie. Gaat het kabinet zich voor een continuering van het mandaat van Jeroen Dijsselbloem sterk maken? Zo nee, waarom niet?

Dan ligt er nu de brief van minister Koenders, de zwaluw waarover ik sprak. Mag ik het een realpolitieke brief noemen? Een brief die ook voorzichtig al de weg plaveit naar het Nederlandse voorzitterschap in 2016. Realpolitik is al beter dan een koers die ons land buitenspel zet. Misschien kan realpolitiek ook nog onder de druk van de gebeurtenissen een agenda krijgen die dat niveau ontstijgt. Dat was bij de tragische gebeurtenissen van de MH17 een korte periode het geval.

De intentie om toch naar iets groters te streven, signaleer ik wel bij deze minister als hij spreekt over een "Europees contract", maar wat de minister daarmee zelf voor ogen heeft zou ik vandaag graag willen begrijpen. Is het een landencontract of is het een filosofisch concept? Maar dan wel filosofisch met de handrem erop, want hij wil vooral niet visionair klinken. Ik zou daar graag een toelichting op krijgen. Ik zeg dat ook omdat dit concept zou moeten bijdragen aan het herwinnen van vertrouwen, het centrale thema in de brief van de minister. Het kwam ook voor in de interessante reden van de minister in Leiden, aangemoedigd naar ik vermoed door het idee van het praesidium libertatis. Daarin sprak de minister over het belang van vertrouwen van de burger in zijn gekozen politieke vertegenwoordigers. Dat behoeft geen toelichting maar wat is er voor nodig? De politieke mores, de cultuur van de politieke ambtsdragers, moet geloofwaardig zijn en er moet helderheid zijn over de bevoegdheden van de organen in de structuur van de Europese instellingen en vooral over het democratisch gehalte daarvan. Het debat moet ook gevoerd worden over de verdere toekomst. Zeker in een representatieve democratie met complexe structuren — dat is de EU, want het is ongelooflijk ingewikkeld om uit te leggen hoe het werkt en het wordt ook niet veel eenvoudiger maar het moet wel worden uitgelegd — is consistentie in wat wij zeggen en wat we doen, met name door de politiek leidinggevenden, belangrijk. Zo visionair hoeft dus de eerste verbetering niet te zijn. Vertrouwenwekkend denken en handelen, begint met hetzelfde verhaal in Brussel vertellen als in Den Haag; hoogstens aangepast voor het publiek maar niet qua inhoud.

Hoe zit het met het vertrouwen in de instellingen? Langs de meetlat van de democratie zijn ze nog verre van optimaal. De kritiek is terecht, maar het is moeilijk met 28 landen. Steeds meer intergouvernementele afspraken maken het complex. Wat dat betreft is verbetering gewenst. Daar zijn wij het allemaal over eens maar de vraag is wel of je daarbij voor- of achteruitgaat. Daar had ik zojuist een debatje over met de heer Elzinga. Het moet beter, transparanter en slagvaardiger, maar dat kost tijd en het vraagt politieke wil, vooral om van intergouvernementeel naar verdere integratie te gaan. Mijn fractie bejegent die beweging positief.

De heer Van der Linden i (CDA):

Zijn wij überhaupt in staat, in de gegeven omstandigheden, om echte slagvaardigheid aan de dag te leggen met 28 landen? Is het niet noodzakelijk die slagvaardigheid te zoeken in kleiner verband?

De heer Backer (D66):

Met kleiner verband doelt de heer Van der Linden op een kleinere Unie, of op een Unie met verschillende snelheden? Dat is ook wel eens gesuggereerd.

De heer Van der Linden (CDA):

De eurogroep is bijvoorbeeld een kleiner verband. Als wij spreken over een contract, is het de vraag of een contract de vorm heeft van een verdrag of dat het iets is waarin nog vrij kan worden geshopt. Dat is nu het geval met opt-ins en opt-outs en het wel of niet meedoen. Wij moeten hier in deze Kamer duidelijk maken hoe wij de toekomst van de EU zien en of het überhaupt mogelijk is om het tempo door te zetten met 28 landen, maar dat is wel noodzakelijk om dat aanpassingsproces, dat veranderingsproces te realiseren en die slagvaardigheid aan de dag te leggen.

De heer Backer (D66):

Als ik het zou weten, zou ik iets anders doen. Als je kijkt naar de historie van de Unie, zie je dat die schoksgewijs verloopt. Voor een onmogelijk dilemma wordt uiteindelijk toch een oplossing gevonden. De oorspronkelijke gedachte achter de eurogroep was ook dat alle landen aan de euro zouden meedoen. Dat gaan ze voorlopig echter niet doen. Ik weet ook niet of er ooit een moment komt waarop wordt vastgesteld dat dit ook niet meer zal gebeuren bij een aantal landen. Ik sluit niet uit dat er dan aanpassingen moeten komen, verdragsaanpassingen.

De Europese Raad zal in mijn visie macht moeten afstaan aan de Commissie en het EP. De Europese Commissie ontwikkelt zich ook verder. De heer Timmermans heeft daar ook aan bijgedragen. Ik doel wat dat betreft op de clustervorming en de wijze waarop een en ander nu wordt georganiseerd om te komen tot een krachtige output. Het EP heeft meer verantwoording en zeggenschap en heeft gekozen voor meer transparantie. Het EP heeft zijn positie versterkt. De benoeming van de heer Juncker is daar een voorbeeld van. Het EP heeft die kwestie gewoon naar zich toegetrokken. Het EP speelt ook in op actuele onderwerpen, zoals de tax rulings. Daar is recentelijk een speciale commissie voor in het leven geroepen. De EP is ook actief in TTIP. Anders dan collega Elzinga vertrouw ik erop dat deze zaak voorlopig, evenals de begeleiding waar het gaat om alle discussies, de moties die al zijn ingediend in de Tweede Kamer en de inzet van het kabinet, bij het Europees Parlement blijven liggen. Ik denk dat men wat dit betreft voldoende gealerteerd is. Ik heb ook de brief van de minister over de bijeenkomst in Riga gelezen. Daar is een aantal onderwerpen geadresseerd.

De Commissie-Juncker heeft al een motie van wantrouwen aan haar broek gehad en die overleefd. Ik zou zeggen: dat hoort bij een volwassen democratie. Het feit dat die wordt ingediend en vervolgens verworpen, versterkt in feite de positie van de Commissie, maar er is nog heel veel te doen. De vraag is of er in de brief van de minister, naast subsidiariteit, een nieuwe benchmark "hoofdzaken" wordt geïntroduceerd. De heer De Vries sprak er ook over. De premier spreekt over kerntaken maar wat voegt dat toe? Het klinkt een beetje als een kleinere overheid. Ik krijg daar graag uitleg over van de minister.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

De heer Backer stelt dat het EP meer verantwoordelijkheid krijgt en meer zal groeien. Hoe is dat de afgelopen tijd dan gebeurd? Ik heb begrepen dat het EP alleen ja of nee kan zeggen tegen een voorstel. Het EP kan helemaal geen initiatief voor een wetsvoorstel nemen. Het EP kan alleen ja of nee zeggen. Hoe ziet de heer Backer dat dan als hij stelt dat de verantwoordelijkheid van het EP toeneemt en al is gegroeid?

De heer Backer (D66):

Als mevrouw Faber de beraadslagingen van het EP volgt — haar fractie heeft ook vertegenwoordigers in dat parlement — zal zij zien dat daar ongelooflijk actief wordt geacteerd. In de huidige structuur onder het Verdrag van Lissabon is wel degelijk de mogelijkheid aanwezig om de Commissie te vragen initiatief te nemen. Het EP heeft geen rechtstreeks initiatiefrecht maar er is wel politieke druk mogelijk. Het EP kan de Commissie uitnodigen om iets te doen. Ik denk dat de Commissie zich, gelet op hoe de debatten worden gevoerd, wel twee keer bedenkt voordat zij zo'n uitnodiging afwijst. Het werkt anders dan hier. Er wordt anders gedebatteerd. De fracties zijn anders samengesteld, maar het EP is toch een politiek orgaan aan het worden dat zich steeds verder ontwikkelt.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Dat het anders functioneert dan hier, is wel duidelijk maar het blijft een feit dat de Commissie er altijd tussen blijft zitten. Een EP-lid kan niet rechtstreeks met een voorstel komen. Dat moet altijd via de Commissie. Het kan nooit rechtstreeks, zoals dat bijvoorbeeld in de Tweede Kamer wel kan.

De heer Backer (D66):

Dat is juist, maar er zijn tal van mogelijkheden. Ik denk aan het rapporteurschap en de triloog. Je ziet gewoon dat het Europees Parlement langzamerhand aan politieke betekenis wint en zijn werkzaamheden uitbreidt maar dat gaat niet in één dag zeker, niet als sommige partijen in dat Europees Parlement dat eigenlijk helemaal niet willen, zoals die van mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Er is niets mis mee dat sommige partijen dat niet willen, want dat zijn juist de partijen die nog naar de burger luisteren. Zoals we allemaal weten, is slechts een derde van de Nederlandse bevolking gematigd positief over Europa en de Europese Unie. Dat lijkt mij niet zo heel slecht.

De heer Backer (D66):

Ik heb een verrassing voor mevrouw Faber, want ik ga straks nog iets heel anders beweren.

In het licht van het voorgaande is het onthutsend om te lezen in de Handelingen van de Tweede Kamer dat de premier het geloof in de "ever closer Union" niet meer heeft. De premier ging in de Tweede Kamer zo ver om te beweren dat deze verdragsbepaling "een dooie zin is". Ik ben benieuwd naar de vertaling in het Engels. Die mededeling zou de Britten binnenboord moeten houden in een discussie over een brexit. Is het een dooie zin om een grotere ambitie te hebben en te streven naar een ever closer Union? Heeft dat idee de ontwikkelingen dan niet bevorderd? We hebben nu een Pool, Tusk, als opvolger van een Belg als voorzitter van de Europese Raad. Ook die functie bestond nog niet eerder. Voor 1990 was dat toch ondenkbaar? Maar nu is het gewoon een feit. Het functioneert toch? Een debat met Rusland, met een Pool als voorzitter, geeft toch een heel andere dimensie aan dat debat? Hoe kan ik dat dan rijmen met het standpunt van de premier en de brief van de minister, waar ik een positievere tendens in bespeur? Ik zou dat graag van de minister toegelicht zien.

De heer Van der Linden (CDA):

Is de heer Backer het niet met mij eens dat, bij wat er de afgelopen paar jaren is gebeurd in het monetaire beleid, er sprake is van een closer union, met een overdracht van soevereiniteit en het delen van soevereiniteit? Dat proces vindt op een aantal deelterreinen wel degelijk plaats. Ik zou daar geen afstand van nemen.

De heer Backer (D66):

Ik neem daar geen afstand van. Een stukje terug in mijn tekst zei ik: je houdt een consistent verhaal over Europa, maar je werkt wel mee aan de overdracht van de soevereiniteit van de bankenunie, waar iets heel wezenlijks gebeurt, namelijk toezicht op de systeembanken. Daar mag nauwelijks hardop over gesproken worden. Deze ever closer union is al aan de gang. Dan moet je niet ontkennen dat het een dode letter is.

De EU-begroting is werkelijk niet visionair. Het bevreemdde mijn fractie om in het verslag van het debat in de Tweede Kamer te lezen dat de minister de motie-Sjoerdsma heeft ontraden. In de motie Sjoerdsma verzoekt D66 het Nederlands voorzitterschap mede te gebruiken om de Byzantijnse begrotingssystematiek van de EU — zeven jaar, weinig flexibiliteit, onvoldoende verantwoord — te wijzigen en daar een begrotingstop voor voor te bereiden. Die aansporing is nodig gebleken, want de minister was in zijn brief heel tevreden met het Meerjarig Financieel Kader voor onderwijs, onderzoek en innovatie. Is dat werkelijk iets om tevreden over te zijn? Het geheel van de uitgavenverdeling en de controle daarop is iets om heel ontevreden over te zijn. De Nederlandse voorzitter zal dit MFK niet in zes maanden kunnen realiseren. Het is ook geen oproep aan het kabinet om zich voor te bereiden op een nieuwe Black Monday of iets tragisch. De gedachte is om met vereende krachten het fundament te leggen voor een estafette van opvolgende voorzitterschappen, zodat in 2017, in ieder geval ruim voor 2020, een nieuw framework gereed is.

Dat zal uiteindelijk niet kunnen zonder een wijziging van het verdrag, vermoed ik: het v-woord. Wij hadden in Nederland lang het h-woord in de politiek, maar in Europa is dat het v-woord. Het h-woord ging over de hypotheekrenteaftrek, zoals u weet. Die stond als een huis. Als wij de parallel doortrekken: ook het h-woord bleek ingehaald te kunnen worden door de politieke realiteit en de financiële en maatschappelijke druk, trouwens ook vanuit Europa. Waarom zou dat niet met het v-woord kunnen? Als ik dan toch bij de letter v ben, is verdrag dan eigenlijk niet het gebruikelijke woord voor een landencontract? Is het Europese contract misschien niet toch gewoon een verdrag, zo vraag ik de minister. Is dat niet ook de consequentie van de verdieping van de E van de EMU? Als je het jaarverslag van DNB leest, wijst alles erop dat dit de volgende stap is om een coherente economische politiek te voeren. Dan komt het Four Presidents Report. Ik kan het niet voorzien, maar het zou mij niets verbazen als die aanbeveling daar ook in komt.

Enkele woorden over het Oostelijk Partnerschap. Ik voel mij eigenlijk bezwaard om dat kort af te doen, maar wij moeten prioriteiten stellen in onze bijdrage. Er is door de collega's al veel behartigenswaardigs over gezegd. Good governance is een belangrijk streven van de minister. Dat zou in deze context ook voor de EU moeten gelden. Het conflict in Oekraïne is dramatisch en lijkt steeds meer onbeheersbaar. De ineenstorting van de economie van de regio versterkt de neergang van de levensstandaard in dat gebied. De EU wekt extra verwachtingen, maar zal immense financiële en maatschappelijke uitdagingen dienen te overwinnen in nation building. Er moet ongelofelijk veel gebeuren, ook in rechtstatelijke zin. Ik lees de erkenning daarvan in de geïntegreerde aanpak in de brief op stuk nr. 6. Kan de EU governance die taak van het Oostelijk Partnerschap aan? Is de EU daarvoor voldoende toegerust? Hoeveel fte's zijn hiermee bezig in de bureaucratie van Brussel, inclusief de staf van de Hoge Vertegenwoordiger? Wat zou er concreet moeten gebeuren om dat sterker te maken?

Misschien mag ik voor het vervolg van mijn betoog een gedachte-exercitie met u doen. Ik las de rede van de minister aan de studenten. Hij zei: als je 50 jaar later terugkijkt. Ik dacht in deze tijd van herdenking aan Abel Herzberg, Brief aan mijn kleinzoon. Stel dat mijn kleinzoon over vijftien jaar mij over deze tijd vragen stelt als: grootvader, wist jullie aan het begin van de twintigste eeuw dat China bezig was Europa economisch in te halen? Was het al bekend dat China niet alleen Europa maar ook de Verenigde Staten als grootste economie voorbij zou streven met 7% groei elk jaar, dat het ook al grote bezittingen in Afrika had verworven en dat oostelijk Europa weer Russisch gebied is geworden? Had Europa dan geen defensie? Was de strategie van de landen van de Europese Unie dan dat elk land afzonderlijk afspraken zou maken met dictators om dit te verhinderen? Waren Google. Apple en Amazon toen ook al monopolist in de digitale wereld? Wisten jullie niet van klimaatverandering, van uitputting van de aarde, van de energietransitie? Hoe kan het dat mijn ouders in die jaren geen werk konden vinden en hoe ga ik mijn brood verdienen als ik groot ben? Kortom: wat hebben jullie al die jaren zitten doen?

Wat kan ik antwoorden? Ik kan natuurlijk verwijzen naar de brief van de minister, maar dat zal ik niet doen. Ik zal proberen hem zelf een brief te schrijven, waarin ik een paar antwoorden formuleer. Ik zou zeggen dat de politieke moed een tiental jaren ontbrak om het draagvlak hiervoor te versterken, dat er een enorme fascinatie ontstond voor lokalisering en regionalisering en dat er scepsis was over Europa. Ik zou zeggen dat men het debat niet durfde voeren en dat er ook door politici in het midden de onjuiste conclusie werd getrokken dat Europa een brug te ver was voor de burgers van ons land. In plaats van de macht te verminderen na de overdracht van bevoegdheden aan Brussel en aan de gemeenten, ging Den Haag op dezelfde voet verder. In plaats van het Huis van Thorbecke aan te passen, gingen wij gewoon door met de oude routine. Deze trend nam een grote vlucht in heel Europa. Diverse politieke avonturiers, zoals Le Pen, Farage en Wilders, hebben hiermee tijdelijk hun voordeel kunnen doen. Dat zou ik hem schrijven.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik heb nog wel een vraag aan de grootvader in dit verhaal. Waarom wordt er niet gevraagd: grootvader, waarom hebt u niets gedaan aan de islamisering? Waarom hebt u niets gedaan aan de positie van de vrouw? Waarom hebt u niets gedaan aan het beschermen van onze vrijheden? Hoe kunt u dat aan uw eventuele kleindochter vertellen, als zij gedwongen wordt om met een hoofddoek te lopen?

De heer Backer (D66):

Ik heb een kleinzoon gekozen, die ik overigens nog niet heb. Het zou ook een kleindochter kunnen zijn. Ik denk dat wij op die vragen heel goede antwoorden hebben, andere antwoorden dan de PVV. Dat is duidelijk. Die antwoorden maken geen deel uit van mijn Europese beschouwingen. Het gaat om wat wij moeten doen met integratie, met kansen en met ontwikkeling en ontplooiing. Dat maakt onderdeel uit van het algemeen politiek beleid.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Mag ik hieruit concluderen dat u de islamisering hier niet eens durft te bespreken tijdens de Europese beschouwingen? Het heeft zeker wel iets te maken met de Europese Unie.

De heer Backer (D66):

Nou, dat is geen kwestie van durven. Dat is het aardige van de pluriforme samenstelling van deze Kamer. Er zijn negen sprekers. Dit heeft niet onze prioriteit. Er zijn zeker problemen met integratie, diversiteit, achterstanden in Nederland en religieuze verschillen. Het is niet zo dat daar geen aandacht aan moet worden geschonken, maar ik kijk heel anders naar de wijze waarop dat gebeurt. Om die reden maakt het geen onderdeel uit van mijn Europese beschouwingen. Ik ben er niet voor dat mijn partijleider wordt toegejuicht in Dresden en dat mensen zeggen: wir sind das Volk. Daar ben ik niet van.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik kan hier toch wel uit concluderen dat het voor u geen prioriteit heeft dat er gelijkheid is voor man en vrouw, voor homo en hetero en voor gelovigen en ongelovigen. Dat heeft geen prioriteit. Dan kunt u wel op uw bankje slaan, collega van Boxtel, maar het is wel zo.

De heer Backer (D66):

Die conclusie mag u trekken, mevrouw Faber. Die is niet gegrond en die is niet gerechtvaardigd. Ik heb geen enkele aanleiding gegeven om die conclusie te trekken, maar u haar wilt trekken dan mag u dat doen en dan staat die in de Handelingen. Er zal vast nog een debat zijn waarin we dit verder kunnen uitdiepen. Ik ben het niet met u eens. Dat is duidelijk.

Ik ga nog even verder in het gesprek. Ik wil wel bekennen dat er in de fractie discussie was over de vraag of het een kleindochter of een kleinzoon moest zijn. Ik heb het toch bij een kleinzoon gehouden.

Je moest in die jaren ook niet spreken over verdragswijzigingen of toekomstvisies en ook niet over overdracht van toezicht op de banken. Het mocht niet gaan over de begrotingsdiscipline, die eigenlijk heel succesvol is verlopen de afgelopen jaren. Ook mocht je er niet over spreken dat de open economie niet meer los te maken is van de markt en je mocht vooral niet erkennen — ik vermoed dat collega Strik daar ook nog wel iets over zal zeggen — dat de migratiestromen van arm naar rijk niet meer nationaal zijn op te vangen. Een echte stap vooruit, zou ik schrijven, zou nog tien jaar op zich laten wachten na de crisis in 2007. Ik hoop natuurlijk dat ik ongelijk heb.

Waarom heeft mijn fractie er dan toch vertrouwen in dat een ander positief verhaal nu al, niet pas over tien jaar, draagvlak heeft? De reden daarvoor is de samenstelling van het Europees Parlement. Als mevrouw Faber gelijk zou hebben, was die samenstelling van het Europees Parlement geheel anders. Daarin heeft de burger die zo boos zou zijn geen meerderheid. Het is nog steeds een kleine groep. Er is in de publieke opinie altijd positief over de Europese eenwording gesondeerd. Er zijn allerlei onderzoeken. Bij de een is het 30% en bij de andere is dat anders. Dat is afhankelijk van de vraagstelling. Ja, er is een groeiende kritische minderheid. Ik ontken niet dat er gewoon mensen zeer kritisch en tegen zijn. Na mij komen nog twee sprekers en die zullen dat verwoorden, denk ik. Er is echter ook veel te weinig debat over gevoerd. Daar wordt dan van alles aan toegeschreven. Er is een derde positieve stellingname. Als ik vandaag de sprekers voor mij beluister, hoor ik toch dat in deze Kamer in brede zin positief over een Europese ontwikkeling wordt gesproken.

Laat ik ten slotte teruggaan naar de echte brief; dus niet de fictieve, maar die van de minister. Zijn belangrijkste route naar herstel is vertrouwen. Dat gaat dan — daar moet ik toch kanttekeningen bij plaatsen — via de verdieping van de interne markt. Ja, dat is belangrijk. De digitale agenda is belangrijk. Good governance is belangrijk. Het moet ook snel gebeuren. Zeker, de interne markt is waar het Europese schip economisch op drijft. De markt alleen maakt mensen echter niet gelukkig. Wie geloof hecht aan het Rijnlands model, wat ik doe, moet zich ook sterk maken voor cultuur, voor verdieping van de rechtsstaat, voor het waardendebat en, last but not least, voor een sociaal pact in de verdere integratie.

Het is interessant om het rapport te zien van het Europees Parlement, "Mapping the Cost of Non-Europe" van maart 2014. Wat zijn eigenlijk de kosten als je niet verder gaat, als je bij de gedachte van Krugman zou zeggen: we gaan niet verder, we gaan terug? Ze hebben daar kennelijk net zo'n voortreffelijke ondersteuning op Europese dossiers als wij hier in dit huis. De schatting in dat rapport — dat zijn altijd moeilijke schattingen — is dat de verdere integratie een versnelling van het bruto nationaal product zou geven in Europa van ongeveer 6%. Er zijn allerlei aardige en nuttige verwijzingen.

De heer Elzinga i (SP):

Het citaat dat ik aanhaalde van Krugman heeft kennelijk indruk gemaakt. Ik heb het vaak teruggehoord.

De heer Backer (D66):

Zeker.

De heer Elzinga (SP):

Even voor de goede orde: dat citaat had geen betrekking op de integratie van Europa. Het had betrekking op verdere liberalisering van markten. Dat slaat op de Europese markt, maar ook op TTIP. Het ging in dit geval over TPP, de markt die de Amerikanen samen met Aziatische partners proberen te vormen rondom de Pacific. Het citaat ging er in zijn algemeenheid over dat je bij liberalisering van markten in het begin veel kostenvoordelen en economische voordelen behaalt en dat die steeds minder worden naarmate de liberalisering vordert. Aan het eind gaan de kosten op een gegeven moment toenemen. Je moet je dus ergens de vraag stellen of de toenemende kosten het nog wel waard zijn. In het geval van TTIP is in het meest optimistische scenario — de heer De Vries refereerde er ook al aan — over tien jaar een groei van 0,5% te verwachten. Dat is in het alleroptimistische scenario. De vraag is of dat het waard is.

De heer Backer (D66):

Ik ben blij dat de heer Elzinga het nog even toelicht, maar we hebben elkaar niet verkeerd begrepen. Liberalisering en/of het verdiepen van de interne markt gaat natuurlijk altijd gepaard met het verlagen van drempels voor elkaars markten en het betreden van elkaars markten. De vraag is dan hoe je dat doet en wat de waarden daarvan zijn. Een ander punt is of je erin gelooft. Ik denk dat we daar verschillende vertrekpunten in hebben, de SP en D66.

Ik ga afronden. Er zal naast de realpolitik en de stijgende lijn of de positieve kant die ik zie een overtuigender verhaal moeten zijn met ambitie om werkelijk de toekomstige ontplooiingsmogelijkheden van de burger in ons land groter te maken. Het debat hierover moet worden gevoerd. Dat is volgens mij ook de waarde van het debat van vandaag. Het gaat om een debat over Europa en de betekenis daarvan om het leven van onze kinderen en kleinkinderen beter en gelukkiger te maken in een rechtvaardige en tolerante samenleving in Europa, waar grenzen minder belangrijk zijn dan verbindingen. Europa als voorwaarde voor vrijheid en ontplooiing met een sterke rechtsstatelijke grondslag, zoals ook collega De Graaf van de VVD-fractie tot mijn vreugde bepleitte. Hoewel wij samen in de ALDE-fractie zitten, nemen wij hier nog wel eens verschillende standpunten in. In het Europadebat van vandaag merkte ik dat we dichter naar elkaar toe zijn gekomen.

Wat ik zojuist zei, is de sociaalliberale drijfveer voor ons Europese denken en het Europese project voor vrede en veiligheid en van nooit meer oorlog. Dat mis ik nog wel eens in de opstelling van het kabinet, ondanks de goede punten in het brief. Ik mis dat het project gaat over het daadwerkelijk vergroten van interdependenties en over saamhorigheid op dit continent en dat het tot doel heeft om de mensen in het veelkleurige, pluriforme en creatieve land dat we hebben weerbaar te maken tegen de steeds internationaler wordende omgeving en om hun toekomstkansen te vergroten. Dat project heeft overtuigende steun en leiderschap nodig. Er zou iets meer van die gedachte mogen doorklinken in het beleid van dit kabinet. Mijn fractie nodigt de minister uit om op deze analyse, kritiek en aanmoediging te reageren. Mijn fractie kijkt met belangstelling uit naar de antwoorden van het kabinet, die wij misschien iets later dan vandaag zullen horen.


Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. Dit zijn de eerste Algemene Europese Beschouwingen met deze minister van Buitenlandse Zaken, en tegelijkertijd ook de laatste voor enkele collega's onder ons: de heren Van den Linden, De Vries, De Graaf en De Lange. Door hun rijke ervaring in Europa vertrekt er met hen heel wat kennis en visie over de Europese samenwerking. Aan de overblijvers en de nieuwkomers de dure plicht om die kennis op peil te houden. Het zal moeilijk worden, maar we gaan ons best doen.

De Europese Unie lijdt aan een tekort aan ambassadeurs. Niet in de letterlijke zin van het woord, maar er is een tekort aan pleitbezorgers die het verhaal vertellen van het waarom van Europese samenwerking, die eerlijk zijn over de keuzes die gemaakt worden in Brussel of de hoofdsteden en die laten zien aan de hand van feiten dat het Europees belang meestal samenvalt met het nationale belang.

Hoewel we minister Koenders vooral kennen van zijn prestaties op het mondiale vlak, in de VN en ook als minister van Ontwikkelingssamenwerking, heeft hij zich al in korte tijd bewezen als een geëngageerd Europeaan. Misschien draagt zijn mondiale ervaring juist ook bij aan zijn inzicht en boodschap dat we in de EU op één lijn moeten zitten, willen wij echt van invloed zijn op het wereldtoneel. Die eenheid mag best ten koste gaan van de eigen nationale bedenkingen of twijfels. Dat is een verfrissend geluid in Nederland. Voor Hoge Commissaris Mogherini zouden nog veel successen in het verschiet liggen als ook andere lidstaten deze houding zouden innemen. Helaas is dat voorlopig niet het geval en dat is precies één van de makkes van het huidige Europese buitenlandbeleid. Is een effectief gezamenlijk buitenlandbeleid wel te bereiken met behoud van het vetorecht, vraag ik de minister, of sluiten zij elkaar uit? Wat is de visie van de minister op de besluitvorming op dit terrein en wat acht hij wenselijk?

Ook op andere terreinen winnen de eigen nationale belangen het te vaak van het gezamenlijk belang. Het is voor veel politici kennelijk te moeilijk om een keuze te maken voor de langetermijndoelen, laat staan om die keuze ook uit te dragen. Toch is dat hard nodig, willen wij ervoor zorgen dat de Europese Unie sterk is en gedragen wordt door haar inwoners. De heer De Vries refereerde er al aan dat de heer Brenninkmeijer gisteren pikante uitspraken deed over die belangen. Alle landen, inclusief Nederland, zouden vooral willen halen en niet uit zijn op gezamenlijkheid. Herkent de minister dit beeld? Zo ja, hoe zou dat te keren zijn?

Met het motto "gezamenlijk belang" als schot voor de boeg zal ik nader ingaan op het Oostelijk Partnerschap en het Nabuurschapsbeleid, de economische samenwerking op het wereldtoneel en de vraag hoe we de Europese Unie rechtsstatelijker en democratischer — met andere woorden: meer van haar inwoners zelf — kunnen maken.

Het knettert aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Aan de oostgrenzen overschrijdt Poetin letterlijk en figuurlijk de grenzen: de grenzen van de soevereiniteit van landen, maar ook die van de rule of law en het internationaal recht. De door de EU ingestelde sancties doen hem pijn, maar weerhouden hem er niet van om de schendingen voort te zetten. Ook is het de vraag of we met de op zich zeer positieve Minsk-akkoorden de oplossing in handen hebben, gelet op de schendingen van de afspraken. In juli staat de EU voor de beslissing om de sancties al dan niet te verlengen. Poetin weet exact welke lidstaten bevattelijk zijn voor een charmeoffensief. Via Griekenland, Cyprus, Hongarije en Italië tracht hij de benodigde unanimiteit voor dit besluit te ondermijnen. Deze pogingen zijn niet alleen bedreigend voor een consequente lijn tegenover Rusland, maar laten ook zien hoe de verdeeldheid binnen de Europese Unie op andere terreinen een slagvaardig buitenlandbeleid ondermijnt. Welke mogelijkheden ziet de minister verder voor de Europese Unie om stabiliteit in de oostelijke regio terug te brengen en te komen tot een relatie met Rusland die ook op de lange termijn houdbaar is? Gelukkig is er inmiddels brede consensus dat wij daarvoor in elk geval snel af moeten komen van onze afhankelijkheid van gas. Een grotere afhankelijkheid van andere landen, zoals Saudi-Arabië, brengt ons echter van de regen in de drup. Deelt de minister deze opvatting?

Hoe staat het met de implementatie van het Oostelijk Partnerschap? Wordt er voortgang geboekt en biedt dit partnerschap voldoende mogelijkheden om dit proces te ondersteunen? In hoeverre is Oekraïne op dit moment in staat om de afspraken na te komen? Wat verwacht de minister van de top die hierover in mei zal plaatsvinden in Riga?

Het Oostelijk Partnerschap is een onderdeel van het Nabuurschapsbeleid, waarvan de uitgangspunten en werkwijze op dit moment worden herzien. Dat is hard nodig, want de ontwikkelingen in veel buurlanden zijn niet hoopgevend en nopen tot een grondige herbezinning. In Riga staat de herziening op de agenda. Gisteren heeft de minister daarover al met de zuidelijke landen gesproken in Barcelona. Er is brede steun voor het idee dat wij toe moeten naar meer differentiatie in de afspraken en meer gelijkwaardigheid tussen de partners. Dat laatste impliceert ook dat wij een meer luisterende houding zullen moeten aannemen: wat willen deze landen van ons, wat zijn hun prioriteiten? Wat verwacht de minister van deze nieuwe afspraken en wat is de Nederlandse inzet hierbij? En wat zal de respons zijn op de wensen die deze landen zullen uiten? Willen deze landen niet dat de EU meer investeert in de onderliggende oorzaken van hun problemen, zoals de problemen in het Midden-Oosten? Ik denk dan aan Palestina, Syrië en Irak. Hebben wij daar als Unie een adequaat antwoord op? Wat doet de EU precies aan deze kwesties, behalve het sturen van een special envoy? Het bereikte akkoord met Iran is voornamelijk op het conto van de VS te schrijven. Is de Europese Unie bereid om zich, mede omwille van de buurlanden, meer in te spannen voor een einde aan de instabiliteit, de terreur en het geweld in deze regio? Zo ja, welke mogelijkheden ziet de minister op dit punt?

Een ander nieuw criterium bij het Nabuurschapsbeleid is meer flexibiliteit. Niet langer werken aan de hand van langjarige begrotingen of evaluaties, maar sneller kunnen optreden of investeren. Daarvoor dienen de lidstaten wel meer bevoegdheden en vertrouwen over te hevelen naar de EDEO en Commissaris Hahn. Hoe stelt Nederland zich daarin op? Mogherini wil meer mensen mobiliseren en engageren, juist ook om ervoor te zorgen dat het Nabuurschapsbeleid dieper landt in de samenlevingen. Dit lijkt onze fractie een heel belangrijk streven, maar wat doet Nederland daarin precies? Wij zien daar nog niet zo veel van.

Dan een opmerking over de gelijkwaardigheid. Het Nabuurschapsbeleid is gebaseerd op voorwaarden en wensen van beide partijen. Voor de EU wordt één van die voorwaarden gevormd door de fundamentele rechten. Het verheugt mij om te lezen dat de minister die voorwaarde overeind houdt voor alle landen. Is de regering bereid om zich daarbij expliciet hard te maken voor de rechten van migranten in deze landen? Juist als gevolg van de afspraken over grenscontroles met Europa zien zij zich gedwongen daar bescherming te vinden of een bestaan op te bouwen. Vaak gelden zelfs de meest basale rechten niet voor hen. Dit trekt de EU zich nog veel te weinig aan, terwijl ze hier ook medeverantwoordelijkheid voor draagt.

Deelt de minister de opvatting van mijn fractie dat wij de landen in de regio en aan onze buitengrenzen moeten ondersteunen bij de opvang van vluchtelingen en dat wij daarbij op EU-niveau ambitieuzere en meer afdwingbare afspraken over hervestiging van de meest kwetsbare vluchtelingen in de regio moeten maken? Is de minister bereid om hiervan een prioriteit te maken tijdens het Nederlands voorzitterschap? Ik miste dit element in de brieven over het voorzitterschap en in de Staat van de Unie. Al lijkt het een druppel op de gloeiende plaat, landen als Libanon en Jordanië ervaren het als een mentale steun als Europa een deel van de vluchtelingen overneemt. Duitsland doet dit met 30.000 vluchtelingen, Nederland met 250. Wat vindt de minister daarvan?

Kan de minister ons ook informeren over de voedselvoorziening voor de Syrische vluchtelingen in Libanon en Jordanië? Het afgelopen halfjaar heeft het Wereldvoedselprogramma steeds met kunst- en vliegwerk slechts in kortlopende voedselvoorzieningsprojecten kunnen voorzien. Als het echt opdroogt, is er een acute crisis.

Daarnaast betreffen mensenrechten niet alleen politieke of klassieke vrijheidsrechten. Vanuit de ngo-wereld is als commentaar op het Nabuurschapsbeleid gekomen dat afspraken over vrije handel en investeringen de sociale en economische rechten van de inwoners bedreigen. Volgens de ngo's heeft de liberalisering van de economie, gevoed door de samenwerking met de Unie, geleid tot meer werkloosheid, armoede en uitsluiting. Ik denk aan de kleine boeren en andere voedselproducenten die onder de zware concurrentie van de buitenlandse markt bezwijken. Is de minister het met de GroenLinks-fractie eens dat de nadruk zou moeten liggen op duurzame ontwikkeling in deze landen. Zo ja, hoe doen wij dat?

Mijn fractie is daarnaast van mening dat investeringen in het onderwijs in de buurlanden cruciaal zijn. Onderwijs vormt de basis voor ontwikkeling en burgerschap. Veel buurlanden kunnen daarbij ondersteuning gebruiken. In Libanon groeit een generatie vluchtelingkinderen op die al jarenlang van onderwijs is verstoken. Dit is een desastreuze ontwikkeling.

De voorgaande opmerkingen over de economische gevolgen brengen mij bij de onderhandelingen over TTIP, die ook centraal stonden bij het debat over de Europese Unie in de Tweede Kamer. Ook op dit punt is de grote vrees dat het vrijhandelsakkoord zal leiden tot verschraling van de Europese normen voor arbeid of milieu, maar ook voor die van de rechtsstaat. Ik wijs in dit verband op het beginsel van onpartijdige geschillenbeslechting en het recht op privacy. Volgens de regering stelt zij de Europese standaarden als harde eis bij de onderhandelingen met de VS. Mijn fractie gaat ervan uit dat dit voor de regering harde voorwaarden zijn. De publieke uitlatingen van minister Ploumen leidden echter onmiddellijk tot kritiek van de hoofdonderhandelaar van de Europese Unie. Volgens hem schortte het aan een correcte uitleg van de onderhandelingen en het mandaat. Wat is nu waar? Kan de minister ook hier nog eens helder uit de doeken doen dat de Europese standaarden op het gebied van voedsel, arbeid, milieu en dierenwelzijn op geen enkele manier aangetast worden, dat het arbitragesysteem het nationaal rechtssysteem niet ondermijnt, dat het arbitragesysteem transparant en onafhankelijk is en uitgaat van equality of arms, en dat wijziging van beleid in een lidstaat geen reden is voor een bedrijf om dit land aan te klagen? Als de Europese standaarden Europees blijven en de Amerikaanse Amerikaans, kun je dan überhaupt wel komen tot een akkoord? Ik vind dat moeilijk voor te stellen. Zo ja, is er dan wel sprake van een gelijk speelveld of kunnen goedkoper geproduceerde producten dan toch de Europese markt bereiken?

Hoe zit het met de impact van het akkoord op de ontwikkelingslanden? Minister Ploumen doet daar momenteel onderzoek naar. Moeten we niet eerst de gevolgen daarvan in beeld hebben voordat we akkoord zouden kunnen gaan? Tenslotte gaat TTIP over 50% van het wereld-bnp en een derde van de wereldhandel. Dergelijke bilaterale overeenkomsten verzwakken toch al de positie van ontwikkelingslanden, die de voorwaarden daarna maar hebben te slikken.

De heer Backer i (D66):

Ik ben niet helemaal consequent in mijn betoog, want ik zei net dat ik TTIP hier niet zou willen bespreken omdat de volgorde is: eerst het Europees Parlement. Maar ik kan het toch niet laten om hier één vraag over te stellen. In het debat over TTIP komt steeds naar voren dat beleidswijzigingen niet mogelijk zijn, maar nu kennen wij in Nederland, zoals in de meeste rechtsstaten, het beginsel van de rechtmatige overheidsdaad. Je kunt beleid wijzigen, maar dat sluit niet uit dat er een schadeplicht is. Je hebt planschade. Bedrijven die hadden mogen rekenen op een zeker consistent beleid, mogen schade claimen. Op zichzelf wordt dat beginsel niet anders als je internationaal contracteert. Zijn wij het erover eens dat dat beginsel op zichzelf ook hierop van toepassing zou kunnen zijn?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Uiteraard, dat sluit ik niet uit, maar alleen het argument van beleidswijziging, van het feit dat bedrijven ervan hadden mogen uitgaan dat het beleid onveranderd zou blijven, is niet voldoende om een staat daadwerkelijk aan te klagen. Landen moeten de mogelijkheid behouden om hun beleid te wijzigen. Als daar daadwerkelijk schade uit voortvloeit, dan vind ik het wat anders. Dat zou eventueel ook voor de nationale rechter kunnen worden gebracht.

De heer Backer (D66):

Dat is precies wat ik bedoel. Natuurlijk, die beleidsvrijheid en die ruimte moeten er zijn als het binnen verdragsrechtelijke standaarden past. Daar gaat de discussie hier ook over.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja, maar wij horen dat arbitragesystemen zoals ze die in de VS kennen, vaker leiden tot enorme schadeclaims, waar wij voor willen hoeden. Natuurlijk is een onrechtmatige daad een onrechtmatige daad. Daar willen wij ook niet aan tornen, maar wij willen niet dat het te gemakkelijk wordt om miljoenenclaims te halen. Wij willen ook niet dat landen beducht worden om beleidswijzigingen door te voeren die wenselijk geacht worden.

De heer Backer (D66):

Even voor de Handelingen: ik had het over een rechtmatige daad, niet over een onrechtmatige.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja, ja, onrechtmatige daad.

Verder heeft de regering kenbaar gemaakt dat nationale parlementen het verdrag zouden moeten ratificeren. De Europese Commissie is echter een andere mening toegedaan. Hoe gaat het nu verder? Staan ook de andere lidstaten positief tegenover ratificatie door hun parlement? Zegt de minister sowieso toe dat het verdrag eerst ter goedkeuring aan beide Kamers wordt voorgelegd voordat de regering ermee instemt in Brussel?

Kortom, er is nog veel meer informatie over de effecten nodig en er zullen nog veel voorwaarden moeten worden geaccepteerd voordat het verdrag een feit is. Ik geloof overigens ook niet dat het verdrag een feit is voordat een nieuwe president in de VS is gekozen, zoals de heer De Vries aangaf; dat lijkt mij ook helemaal niet nodig. En dat is nodig, want eenmaal weggegeven standaarden krijg je niet zomaar terug. Tijd is belangrijker dan hier voor een bepaald moment een slag op te kunnen maken. Wij houden de regering in ieder geval aan de ferme standpunten die zij tot nu toe heeft ingebracht.

De heer Fred de Graaf i (VVD):

Ik wil mevrouw Strik nog twee vragen stellen. De eerste vraag is deze. Laten wij het eens van een andere kant benaderen. Wat zou het op termijn betekenen voor de economieën van Europa en de Verenigde Staten als wij TTIP niet sluiten? Op dit moment zijn wij niet voor niets aan het onderhandelen. Zonder zo'n verdrag, waar wij tenminste nog een aantal normen in overeind kunnen houden, zou de wereldhandel all out kunnen gaan. De BRIC-landen zouden het prachtig vinden als dat verdrag niet tot stand komt, want dan kun je bijna normloos handel drijven in de wereld.

Mijn tweede vraag is de volgende. Met veel ontwikkelingslanden hebben wij verdragen. Ook andere landen hebben die. In bijna al die verdragen staan arbitrageclausules. Als die er niet in zouden hebben gestaan, zouden weinig ondernemingen geld hebben geïnvesteerd in die landen. Dus het fenomeen van arbitrageclausules is niet nieuw. Alleen, je moet die wel op de goede manier inrichten. Geen verdrag met de Verenigde Staten zou kunnen betekenen dat wij ook minder kunnen betekenen voor ontwikkelingslanden en met de ontwikkelingslanden hebben wij goede ervaringen met die arbitrageclausules.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Wij zeggen ook niet: stop de onderhandelingen. Wij zien ook de mogelijke voordelen van zo'n verdrag, maar wij willen ervoor zorgen dat onze waarden en normen overeind blijven. Een multilateraal verdrag zou nog beter zijn. Dan zitten ook de ontwikkelingslanden aan tafel en kunnen ook zij hun voorwaarden bedingen. Als de grootmachten het straks met elkaar eens zijn, kunnen zij het alleen maar slikken. Dat is ook niet altijd goed. Bovendien verschillen de meningen bijzonder veel over de voordelen, zoals een toename van het aantal banen. Daar weten wij nog niks van. Er zijn ook andere mogelijkheden om het aantal banen fors te laten toenemen in Europa, bijvoorbeeld middels de circulaire economie. Het is jammer dat de Europese Commissie dat plan heeft ingetrokken. Wij hopen op heel korte termijn een ambitieuzer plan te zien.

De Europese standaarden zijn lang niet altijd optimaal. Dat is weer de andere kant. Denk aan de afspraken over CO2-reductie, hernieuwbare energie en energiebesparing. Hopelijk zullen deze afspraken ambitieuzer moeten worden als gevolg van de klimaatdoelstellingen die in Parijs op wereldniveau worden afgesproken. Maar ook los daarvan kan en moet de EU hierin koploper zijn. Welke concrete ambities heeft de regering voor het Nederlands voorzitterschap op dit gebied? Is de minister bereid om zich in de EU in te zitten voor ambitieuzere en verbindende afspraken over hernieuwbare energie en energiebesparing? Die missen wij nog steeds.

Wij willen standaarden terugzien in de wereldhandel, bij voorkeur via multilaterale verdragen, omdat zij de basis vormen van onze waarden. Dat geldt niet alleen voor milieu, voedsel, dierenwelzijn en arbeid, maar ook voor rechtsstatelijkheid. Vandaar dat dit altijd een belangrijk onderdeel in het nabuurschapsbeleid en ander buitenlandbeleid is. Maar om dat geloofwaardig te kunnen doen zullen Europese burgers overal in de EU zelf moeten kunnen rekenen op bescherming door een rechtsstaat. Dat is helaas verre van vanzelfsprekend.

Ik ben blij dat de regering erop uit is dat lidstaten elkaar ook echt gaan aanspreken in de Raad op tekortkomingen in de rechtsstaat, maar ik ben daar ook sceptisch over. De Raad heeft geen goed trackrecord op dit punt, aangezien lidstaten bang zijn om ook zelf te worden aangesproken of om steun te verliezen voor voorstellen. Hoe gaat de regering onder het voorzitterschap verder invulling geven aan de eerste dialoog die in de Raad zal plaatsvinden? De minister staat niet negatief tegenover meer afdwingbare mechanismes, lees ik, maar wil toch eerst ervaring opdoen met de dialoog. Dat kan heel goed samengaan. Sancties kunnen ook als stok achter de deur dienen voor een effectieve dialoog. Europeanen hebben recht op minder vrijblijvendheid tegenover hun eigen regeringen als het gaat om de rechtsstaat.

Voor onze fractie is de Europese Unie geen doel op zichzelf, maar wel nodig om veel van onze doelstellingen te kunnen realiseren. Steeds minder problemen zijn immers op te lossen binnen de landsgrenzen. Steeds harder hebben we samenwerking nodig om ervoor te zorgen dat we allemaal zuinig omspringen met deze aarde en met vreedzame verhoudingen. Dat is een simpele boodschap, die zou moeten kunnen overtuigen, maar mensen krijgen hier weinig over te horen. Eerder wordt het onderlinge wantrouwen tussen Noord- en Zuid-Europa en tussen West- en Oost-Europa gevoed. Als regeringen onderling al niet solidair zijn, bijvoorbeeld op het gebied van financiën of asiel, en elkaar al niet vertrouwen, wat valt er dan van burgers te verwachten? Het wantrouwen tegen de EU en andere lidstaten krijgen ze van hun regeringsleiders al aangereikt. Als de EU niet de problemen van haar burgers aanpakt, zoals werkloosheid, toenemende uitsluiting of armoede, hoe is dan betrokkenheid van burgers te verwachten?

De regering erkent de vertrouwenscrisis in de EU, maar welke concrete maatregelen gaat ze nemen om dit aan te pakken? Wat ons betreft is daar een fundamentele verandering voor nodig, in het beleid, door bijvoorbeeld meer solidariteit tussen landen en meer aandacht voor duurzaamheid en sociaal beleid, maar ook door meer transparantie over de politieke keuzes en meer inspraak daarin. Zo kunnen Europeanen echt meebepalen welke richting we uitgaan met de Unie. Het is immers bijvoorbeeld geen natuurwet dat het marktdenken overheerst in de Unie. Nee, dat is een politieke keuze. Op dit moment voelt slechts 40% van de Europeanen zich gehoord in de EU. Dat percentage lijkt me zelfs nog aan de optimistische kant. De ingewikkelde constructies, met name op financieel-economisch gebied — denk aan de verdragen die buiten de EU om gesloten worden, zoals het ESM — de verhouding tussen de Eurogroep en andere EU-landen, de spanning tussen het Europees semester en het budgetrecht van nationale parlementen: ze hebben het voor burgers en hun volksvertegenwoordigers allemaal niet gemakkelijker gemaakt om invloed uit te oefenen. Acht de minister instrumenten buiten de twee Unieverdragen om eigenlijk wel wenselijk en is hij bereid dergelijke constructies te helpen voorkomen en reduceren?

Voor nu wil mijn fractie in elk geval een veel steviger democratische inbedding van de besluiten. Dat betekent een sterkere positie voor het Europees Parlement, bijvoorbeeld bij de Economische Monetaire Unie, bij het financieel economisch beleid van de EU en bij het buitenlandbeleid. Maar het betekent natuurlijk ook meer invloed en controle door de nationale parlementen op de besluitvorming in de Raad. Als nationaal parlement hopen wij tijdens het Nederlands voorzitterschap steun te krijgen voor meer effectieve procedures op Europees niveau, zoals de gele en ook de groene kaart. Maar daarnaast willen we dat parlementen van elkaar kunnen leren hoe hun invloed op de regeringsstandpunten in Brussel is te optimaliseren. Onlangs hebben wij hier deskundigen over gehoord in de Kamer. Enkele gezamenlijke conclusies sprongen eruit: de vroegtijdigheid — dat is al in de consultatiefase van de Commissie invloed uitoefenen op de wit- en groenboeken — en de focus door selectief te zijn, maar dan op de geselecteerde dossiers consequent de aandacht vast te houden. Juist voor dat laatste is het cruciaal dat de onderhandelingen in de Raad en met het Parlement zo transparant mogelijk te volgen zijn voor nationale parlementen. Zonder informatie over wat er gebeurt, is democratische controle een dode letter. We hebben enkele jaren geleden inzage gekregen in het Raadsdatabestand, maar voor de Kamers is het moeilijk om uit dit dichte woud van documenten de onderhandelingen op de geselecteerde dossiers te volgen. Het is een grote stap voorwaarts, maar het kan geoptimaliseerd worden. Erkent de minister het belang ervan en is hij bereid het parlement te ondersteunen bij het ontsluiten van deze informatie?

Meer transparantie is echter ook van belang voor burgers zelf, zodat zij de discussies in Brussel kunnen volgen en hierover hun mening kenbaar kunnen maken aan het parlement. Het is ook van belang voor maatschappelijke organisaties en deskundigen, zodat zij parlementariërs kunnen wijzen op bepaalde ontwikkelingen en knelpunten in de onderhandelingen. Het Hof van Justitie bepaalde anderhalf jaar geleden in het arrest Access Info Europe dat het beginsel van democratische legitimiteit vereist dat transparantie en openbaarheid van informatie voorop moeten staan, wanneer de Raad als wetgever optreedt. De heer Elzinga noemde dat ook al. Om die reden zou de Raad het publiek een zo ruim mogelijke toegang tot documenten moeten verlenen. Het credo zou volgens het Hof moeten zijn: openbaar, tenzij. Dit beginsel geldt ook voor de identiteit van de indieners van de verschillende voorstellen. De regering zegt te pleiten voor verdere verruiming van het openbaarheidsregime voor EU-documenten. We zouden elkaar dus moeten kunnen vinden in deze strijd. De regering stelde vorig jaar te pleiten voor een aanpassing van het Reglement van Orde aan het Hof-arrest. Wat is de voortgang hierop? Ook zou er een evaluatie komen van het besluit om alleen de namen van de lidstaten te blijven noemen als dit "passend" wordt geacht. De Raad kan dus steeds zelf besluiten of de posities van de lidstaten bekend worden. Heeft die evaluatie al plaatsgevonden? Zo ja, wat heeft dit opgeleverd? Hoe vaak en wanneer wordt het "passend" gevonden om de namen van lidstaten te noemen? Welke concrete voorstellen heeft de regering om het punt van de transparantie tijdens het voorzitterschap onder de aandacht te brengen? Dat zou dan mooi in gezamenlijkheid met het parlement kunnen gebeuren.

Tot slot. Tussen de regels door, ook in bijdragen van anderen, speelt het aanstaande Nederlandse voorzitterschap door alle thematiek heen een belangrijke rol. De minister zegt steeds dat we de invloed van het voorzitterschap niet moeten overdrijven. Dat is zo, maar het biedt wel mooie kansen om via agendasetting specifieke dossiers en wensen explicieter onder de aandacht te brengen en op deze thema's voortgang te boeken. Wat onze fractie betreft zou de keuze moeten vallen op duurzaamheid — denk aan de Energie-unie en de implementatie van de klimaatafspraken in Parijs — maar ook op het aanpakken van sociale ongelijkheid, zoals de belastingontwijking van grote bedrijven en een proactief en humanitair vluchtelingenbeleid. Laten we het voorzitterschap ook benutten om de kloof tussen de lidstaten te verkleinen, door te werken aan meer vertrouwen en onderlinge solidariteit. En ten slotte is het voorzitterschap bij uitstek een kans om de Europese Unie dichter bij de inwoners van ons eigen land te brengen. Ik begon mijn betoog met het prijzen van de pro-Europese houding van deze minister in Brussel. Mag ik bij hem bepleiten dat hij deze houding ook aanneemt in Den Haag en alle andere plaatsen van Nederland? Als de EU ergens bij gebaat is, is het een bezield verhaal over wat ons beweegt om samen te werken in Europa. Voor draagvlak is communicatie alles. Wij, politici, kunnen de EU daarmee maken of breken. Wat ons betreft wordt het het eerste.


De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. Europa rafelt langs de randen. Griekenland kan onmogelijk voldoen aan de afbetaling van z'n schulden en dat geldt eigenlijk, zij het in iets mindere mate, ook voor andere zwakke Eurolanden. Het visumvrije regime dat de EU met Oekraïne voor dit jaar was overeengekomen, is zonder nader bericht uitgesteld of afgeblazen, in weerwil van alle mooie beloftes die westerse politici deden op het Maidan. De ingestorte economie, de burgeroorlog, de hete adem van Poetin en een miljoen oorlogsvluchtelingen hebben samenwerking kennelijk even iets minder aantrekkelijk gemaakt.

Geen wonder, want ook aan de eigen poorten vraagt het vluchtelingenprobleem alle aandacht. Afgelopen jaar meldden zich 600.000 asielzoekers bij de EU-lidstaten. Dat is nog maar het begin van wat ons te wachten staat, zo weten we allemaal. Honger, klimaatproblemen en geopolitieke conflicten zorgen ervoor dat het aantal vluchtelingen in snel tempo onbeheersbaar dreigt te worden, mede als gevolg van het kortetermijndenken dat niet alleen de Europese, maar ook de Nederlandse politiek beheerst. We weten dat conflicten steeds vaker ontstaan door voedselschaarste, voortvloeiend uit klimaat- en waterproblemen. De NAVO waarschuwt voor "wateroorlogen" en onderzoekers van Columbia University wijzen erop dat de Syrische burgeroorlog, een van de oorzaken van de huidige vluchtelingenstroom, feitelijk een klimaatoorlog is.

De Verenigde Naties waarschuwen ervoor dat door waterschaarste oogsten mislukken, ecosystemen instorten en gewelddadige conflicten over waterbronnen toenemen. Nu al hebben 750 miljoen mensen geen toegang tot schoon drinkwater. Volgens de VN zullen in 2025 bijna twee miljard mensen leven in landen of regio's met absolute waterschaarste en zal twee derde van de wereldbevolking te maken hebben met watertekorten. Het lijkt de EU nauwelijks te deren. Honger lijkt een "ver-van-ons-bord"-probleem, maar komt snel dichterbij. Wetenschappers verwachten dat er rond 2020 tientallen miljoenen klimaatvluchtelingen naar Europa zullen komen vanwege gebrek aan water en voedsel in hun eigen regio. Anders dan onze volle supermarkten doen vermoeden, verkeert onze voedselvoorziening in een zeer wankel evenwicht. In 2050 hebben we volgens de VN-landbouworganisatie 60% meer voedsel nodig om de groeiende wereldbevolking te voeden. Dat voedsel wordt tegelijkertijd fors duurder dan we nu gewend zijn. Met onze manier van leven hebben we een natuurlijke kringloop laten ontsporen. Het Europese landbouwbeleid vormt daar de belangrijke oorzaak van. Volgens het Nederlandse kabinet wordt 30% van het biodiversiteitsverlies veroorzaakt door de veehouderij, en we weten dat diezelfde veehouderij 40% meer broeikasgassen veroorzaakt dan alle verkeer en vervoer samen. En desondanks zet de EU in op meer veehouderij, meer export van vlees, zuivel en eieren en van bio-industriële systemen zoals megastallen en legbatterijen, zelfs als die in eigen land verboden zijn en zelfs wanneer Nederlandse boeren ermee stukgeconcurreerd worden: inmiddels stoppen in Nederland zeven agrarische bedrijven per dag.

Maar los van het rafelen van de randen van Europa en het rammelen aan de poorten van Europa door steeds meer door mensenhandelaren uitgebuite vluchtelingen is er een groter, substantiëler probleem dat we onder ogen moeten zien. Eén volk, één rijk, één munt is een lang gekoesterde droom die nooit in vervulling is gegaan. Julius Caesar, Karel de Grote, Karel de Vijfde, Napoleon en Hitler droomden er allemaal eerder van om van Europa één rijk te smeden uit de etnische, geografische, culturele en taalkundige lappendeken die gevormd wordt door tientallen Europese landen waarvan objectief vastgesteld kan worden dat ze in elk geval grote verschillen vertonen in economische ontwikkeling en veerkracht. Nu hoeft een droom die eerder niet uitkwam niet per definitie als onmogelijk beschouwd te worden, maar het invoeren van een gezamenlijke munt als het grootste monetaire experiment in de geschiedenis is een zeer roekeloze stap gebleken, waarvan de gevolgen nog steeds niet te overzien zijn.

Na 700 jaar een tamelijk stabiele gulden te hebben gehad, heeft Nederland zich samen met andere Europese landen uit overwegingen van politiek opportunisme gestort in een zeer onzeker avontuur van een gezamenlijk munt met landen waarmee we verder maar zeer beperkt iets gezamenlijk hebben. Is dat achteraf praten? Of was het te voorzien geweest?

We hadden het kunnen weten. De EU is een doolhof zonder nooduitgangen, de euro is een munt waar je niet meer vanaf kunt als je haar hebt ingevoerd. Dat is kort samengevat wat burgers in Nederland en andere Europese landen verteld wordt. Leer er maar mee leven, we moeten er maar het beste van maken en nu minder Europa niet tot de mogelijkheden behoort, moeten we maar kiezen voor meer Europa. Er wordt wel gezegd dat aan de rand van de afgrond de enige veilige stap een stap achteruit is, hooguit een pas op de plaats, maar de EU-forische partijen willen daar niets van weten.

André Szász, oud-directeur van De Nederlandsche Bank en belast met het internationale beleid, maakte zich al in de jaren '90 van de vorige eeuw grote zorgen. Meer dan dat, hij zag met lede ogen aan hoe de monetaire unie, die hij mee heeft helpen voorbereiden, speelbal is geworden van politieke compromissen. Szász zei nadat de euro geïntroduceerd was: "Zo hebben we het nooit bedoeld." Hij benadrukte dat politieke motieven en niet economische afwegingen de doorslag hebben gegeven bij de samensmelting van de munten in Europa. Voor een monetaire unie is een gemeenschappelijke munt absoluut niet nodig. Waarom dan toch de euro, met alle kosten die de inruil van munten met zich meebracht? Szász is daar tot op de dag van vandaag heel helder in: "Om duidelijk te maken dat er geen weg terug is. De euro heeft een symbolische betekenis. Als je de wisselkoersen onverbrekelijk aan elkaar koppelt en de munten volstrekt vrij inwisselbaar maakt dan impliceert dat een gezamenlijk monetair beleid en dan kun je in beginsel verschillende munten hebben." In Griekenland denken ze daar met heimwee aan terug.

Maar met die gezamenlijke munt geven we zonder merkbare onrust het zelfbeschikkingsrecht over ons geld op. Sluipenderwijs ontstaat een lotsgemeenschap in Europa waarvan de gevolgen nog niet te overzien zijn. Maar tot een publiek debat over deze stille revolutie wil het maar niet komen. Dat zijn niet mijn woorden, dat zei de ex-directeur van de Nederlandsche Bank in 1998 en zijn woorden worden steeds meer bewaarheid. Nog steeds doen regeringsleiders alsof hun neus bloedt, terwijl meer dan duidelijk is dat één munt voor alle lidstaten een onhoudbaar gegeven is.

Mag ik uit het verslag citeren dat NRC in 1998 optekende van de bijeenkomst in de Trêveszaal van 16 mei 1990: "Beduusd zaten enkele ministers aan de tafel van de Trêveszaal op het Binnenhof. Ze hadden net van de president van De Nederlandsche Bank gehoord hoe het ervoor stond met de invoering van de euro. Het trage tempo van de Duitse bondskanselier en de Franse president wekte groot onbehagen. Beseften de "politieke autoriteiten" wel waar ze mee bezig waren, vroeg minister-president Ruud Lubbers herhaaldelijk. "Ze hebben geen idee! Geen idee!" zei minister van Economische Zaken Koos Andriessen na afloop."

André Szász, die als directeur van De Nederlandsche Bank ook aan tafel zat,

weet het nog goed. "Iedereen was verrast. Ze leken voor het eerst te beseffen wat voor een vaart de zaak had. Ze schrokken zich een hoedje", zei Szász tien jaar later.

Helmut Kohl kreeg in februari 1996 voor zijn EU-propaganda een eredoctoraat van de Katholieke Universiteit te Leuven. In zijn dankrede zei hij: "Entweder der euro, oder Krieg". Dus we konden kiezen tussen de euro of weer een oorlog. Angela Merkel riep in dezelfde stijl uit: "Scheitert der euro, dann scheitert Europa". Als het misgaat met de euro, dan mislukt Europa.

Al in 1970 kwam de Luxemburgse oud-premier Pierre Werner met het idee van een Europese eenheidsmunt, die de Europese eenheid en economie zou bevorderen. Een van de grote voorstanders van die euro was de toenmalige bondskanselier Helmut Kohl. Vanaf die tijd werd de euro een soort heilig, religieus dogma. Als je er niet in geloofde, was je een ketter die meewerkte aan de ondergang van Europa. Als Nederland de euro niet accepteerde, dan zou ons land terugvallen naar het niveau van een ontwikkelingsland. Dan ging bij ons "het licht uit", zei onze toenmalige minister van Economische Zaken Laurens Jan Brinkhorst. Hij repte met geen woord over andere kleine landen die de euro afwezen, zoals Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, die evenwel nergens last van hadden en hebben.

We kunnen het vandaag over de Europese stand van zaken hebben, maar meer en meer degradeert ons parlement tot de provinciale staten van Europa. Caroline de Gruyter schreef afgelopen weekend in NRC over voormalig NAVO-secretaris-generaal Willy Claes, die gewaarschuwd heeft dat Europa geen Europees leger moet bouwen, wanneer er geen gemeenschappelijk Europees buitenlandbeleid is. Claes trok daarbij een parallel met de euro. Toen die kwam, zeiden velen: "Je kunt geen munt met zijn allen delen zonder dat je de economieën van de deelnemende landen in het gareel houdt. Anders vliegt er een uit de bocht, wat allen in gevaar brengt." Dus zou je een Europese economische regering nodig hebben, die zo nodig in geval van tekorten op nationaal niveau kan ingrijpen. En dat is niet te combineren met soevereiniteit. Dus eerst de euro en vervolgens het drukmiddel van een Europese economische regering.

Werkt het Europees bankentoezicht onvoldoende? Dan is de volgende stap een gecentraliseerd bankenbeleid met een Europees depositogarantiestelsel dat geen schim kan zijn van de garanties zoals we die in Nederland gewend waren. Eerst een Europees leger en vervolgens de gedwongen introductie van een Europees buitenlandbeleid, stapje voor stapje naar een volledige overdracht van onze soevereiniteit en autonomie, zonder dat zelfs de Grondwet daarvoor gewijzigd is, zonder dat daarover een serieus debat in het parlement is gevoerd. In de tussentijd houden wij ons onledig met het instellen van een staatscommissie over de toekomst van de Eerste Kamer. Who cares, we heffen onszelf in een steeds sneller tempo op als land!

En Europa is niet de grote reddingsboot, maar een rieten bootje op een steeds ruwer wordende zee, schreef chef opinie van de Volkskrant Arnout Brouwers afgelopen zaterdag in een zeer lezenswaardig artikel. Oplossingen voor de ongekende externe uitdagingen waar de EU-landen voor geplaatst worden, liggen niet direct in het verschiet. Politici, media en burgers richten zich daarom liever massaal op het management van onze neergang. Hoe verdelen we de steeds kleiner wordende taart, vraagt Brouwers zich af. We proberen er nog maar het beste van te maken, hoewel we zien dat het mislukte experiment van één volk, één rijk, één munt ons onomkeerbaar in problemen heeft gebracht.

Professor Dani Rodrik schetste de crisis afgelopen week in NRC als veel complexer dan de "luie, spilzieke zuiderlingen tegen de nijvere, spaarzame noorderlingen" als populistisch stereotype dat ook in Nederland veel gebezigd wordt. Rodrik spreekt in zijn net uitgekomen boek De Globaliseringsparadox over het politieke trilemma van de wereldeconomie. Economische globalisering, politieke democratie en de natiestaat zijn onverenigbaar. Hooguit twee van deze drie elementen kunnen naar zijn mening samengaan. Democratie is alleen verenigbaar met nationale soevereiniteit als we paal en perk stellen aan de globalisering. En als we naast globalisering ook de natiestaat willen behouden, zullen we de democratie volgens Rodrik moeten laten varen.

We zien dat waar worden in de eurozone. De economische en politieke problemen worden veroorzaakt door het feit dat de financiële integratie verder is gevorderd dan de politieke. Om de democratie te redden, is ofwel meer politieke integratie nodig of minder economische samenwerking. En dat is exact waar Europa geen keuzes in maakt. Dat maakt de huidige

Europese droom een EU-topie met onvoorspelbare gevolgen. Met vrijhandelsverdragen als TTIP zet Brussel de democratie binnen de EU nog verder onder druk. De democratie in Europa wordt uitgehold ten gevolge van verplichtingen die ontstaan door het afsluiten van vrijhandelsverdragen.

De Partij voor de Dieren vraagt zich af of het nu echt het allergrootste probleem van onze generatie is dat de toch al nietsontziende wereldvrijhandel nog een paar belemmeringen kent. Wij denken dat dit niet het geval is. Wij denken dat de grote problemen waar onze generatie voor staat, liggen op het gebied van het leefbaar houden van de aarde, van het in de greep krijgen van de klimaatveranderingen, omdat de opwarming van de aarde grote gevaren met zich meebrengt, niet in de laatste plaats voor de mensen in de ontwikkelingslanden die deze klimaatverandering niet hebben veroorzaakt. Het verontrustende verlies aan biodiversiteit — ons kritisch natuurlijk kapitaal — hebben we nog altijd niet weten te stoppen. Dat houdt allemaal verband met de agressieve handelspolitiek op voorspraak van de Europese Commissie.

Het doel van de EU is economische groei boven alles. Dat vertaalt zich dus in een agressieve handelspolitiek, die wordt bepaald door een niet-gekozen Europese Commissie, waarbij het bedrijfsleven een veel te dikke vinger in de pap heeft. Wie namens de burger nog iets voor het milieu wil doen, krijgt het deksel op de neus, want dat mag niet van Brussel. En straks, dankzij TTIP, verwordt de mantra "dat mag niet van Brussel" tot "dat mag niet van Washington". "Het naleven van internationaal afgesproken klimaatdoelen mag alleen nog als dat niet handelsbelemmerend zal werken.

Tegenover kritische burgers beweert het kabinet steeds dat Europa zich alleen nog maar mag bemoeien met zaken waarmee het zich echt moet bemoeien, maar dat zijn dus deze zaken. Die kun je niet laten bepalen door het bedrijfsleven, dat de milieuafspraken die er zijn, fors heeft beïnvloed, waardoor een Europese lidstaat die iets wil doen voor het milieu, rekening moet houden met de belangen van het bedrijfsleven.

We zien het met de voortgaande bijensterfte. De Tweede Kamer heeft gezegd dat gevaarlijke landbouwgiffen van de markt moeten, terwijl dit volgens de Europese regels alleen maar kan als het bedrijfsleven daar niet te veel last van heeft. Dat gaat niet goed samen.

Die weg moeten we stoppen. Wat de Partij voor de Dieren betreft, kunnen we Europa zeggen dat verdere onderhandelingen over TTIP niet nodig zijn. En partijen die nog wel zouden willen bekijken wat de uitkomsten daarvan zijn, zouden we willen vragen om duidelijke voorwaarden te stellen, zoals we hebben gezien bij de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer en in iets mindere mate bij de Partij van de Arbeid in de Eerste Kamer. D66 probeert ook een beetje in die richting te bewegen: als die afspraken ten koste gaan van de democratie, van onze beleidsvrijheid om dingen te doen voor natuur, milieu en dierenwelzijn en voor bijvoorbeeld het beschermen van onze eigen landbouw, dan zeggen ze "nee". Ik hoor graag van de minister wat de positie van het kabinet is ten aanzien van TTIP na de veranderde houding van de Partij van de Arbeid.


De heer De Lange i (OSF):

Mevrouw de voorzitter. Omdat dit het laatste beleidsdebat is waaraan ik deelneem, ongetwijfeld tot de opluchting van sommigen, heb ik nagedacht over hoe ik mijn bijdrage ditmaal inhoud wil geven. Ik heb besloten om dat te doen in de vorm van een aanklacht. Die aanklacht zal vooral gaan over het monetair-economische reilen en zeilen van Europa, de Europese Commissie en de ECB, en over het almaar groeiend democratisch tekort dat zo langzamerhand niemand meer kan ontgaan. Doordat de Nederlandse regering, aan de leiband van Brussel, nu al jaren een contraproductief bezuinigingsbeleid voert, wordt ook ons eigen land zwaar getroffen en betalen werklozen, eenvoudige belastingbetalers, spaarders, en huidige en toekomstige gepensioneerden, het gelag van dit treurige beleid. Dat is meer dan genoeg om mijn spreektijd mee te vullen.

Laat ik beginnen met mij te verontschuldigen. Veel van wat ik te zeggen heb, zal gaan over banken en bankiers, over de financiële sector kortom. Nu ben ik zelf maar een eenvoudige fysicus, en het spreekt vanzelf dat ik niet in de schaduw kan staan van het onbetwistbare toptalent dat onze financiële instellingen bevolkt. De eerlijkheid gebiedt simpelweg om te constateren dat ook de Nobelprijswinnaars op mijn eigen vakgebied intellectuele dwergen zijn, vergeleken met de gemiddelde bankier die ten behoeve van ons allen zijn zegenrijke werk op onnavolgbaar niveau verricht. Hun doorwrochte kennis van zaken, hun maatschappelijke empathie, en hun jaarlijks opnieuw bewezen altruïsme zijn een lichtend voorbeeld voor ons allen. Zo keek ik vorige week vol idolatrie naar Rik van Slingelandt, voorzitter van de raad van commissarissen van ABN AMRO. Deze intellectuele hoogvlieger legde haarfijn uit aan het volk hoe de toptalenten die door zijn onvolprezen toedoen bij onze bank waren aangesteld, hun topsalarissen en topbonussen meer dan waard waren. Hoe had ik ooit kunnen twijfelen aan dit superbe personeelsbeleid? Onder leiding van Gerrit Zalm, die zijn onvergelijkbare gaven op het gebied van bankieren verder aangescherpt heeft in de superieure leerschool van Dick Scheringa, waar overigens veel VVD-toptalent geschoold is, wordt deze visionaire beloningsfilosofie gelukkig breed uitgedragen. Het was vooral de kinnesinne van een paar afgunstige volksvertegenwoordigers die alsmaar het verfoeilijke woord "staatsbank" in de mond namen, die me er uiteindelijk van overtuigde dat het een voorrecht is om bij te mogen dragen aan de miljarden die de Nederlandse belastingbetaler afdraagt aan deze voorbeeldige organisatie. Mocht ik vandaag al een terughoudend woord van kritiek laten horen op de financiële sector, dan is dat toch vanuit een houding van het diepste respect voor deze onmisbare steunpilaren van onze samenleving. Deemoed is mijn levenshouding.

Het eerste probleem dat ik wil aansnijden is dat van de euro. Was het twee jaar geleden een uitzondering om twijfel te uiten over de houdbaarheid van de euro, tegenwoordig moet je wel erg goed zoeken om serieuze economen te vinden die nog geloven dat de eenheidsmunt in zijn huidige vorm toekomst heeft. Slechts onder de politieke elite wordt de mantra van de euro die een bindmiddel eerder dan een splijtzwam zou zijn, nog bezongen, hoewel de toonzetting steeds meer als "falsetto" te karakteriseren is. Alle debat van de afgelopen jaren heeft in elk geval tot een duidelijke conclusie geleid. Enerzijds, zonder een politieke unie in Europa is het europroject gedoemd te mislukken. Anderzijds, een politieke unie kan alleen tot stand komen met steeds verdergaande overdrachten van nationale bevoegdheden aan een ondemocratisch Europa, met als resultaat een financiële transferunie die nog decennialang subsidiëring van Zuid-Europa door Noord-Europa impliceert. Omdat de weerstand tegen een politieke unie enorm is, en er uitstekende alternatieven zijn voor de eenheidsmunt die euro heet, zal uiteindelijk een alternatief voor die munt onontkoombaar zijn. Deze stelling ga ik onderbouwen.

Laten we beginnen met de waarneming dat de sociaal-economische situatie in de eurozone in de afgelopen paar jaar ernstig verslechterd is. De euro is te goedkoop voor Noord-Europa en te duur voor Zuid-Europa, en het "one size fits all"-beleid heeft daarom desastreuze gevolgen.

In Zuid-Europa is de werkloosheid onder de jeugd opgelopen tot boven de 50%. Jongeren met enige opleiding verlaten hun land, waarschijnlijk om nooit meer terug te keren. Welke toekomst heeft een natie nog die haar jeugd niets te bieden heeft? Is het vreemd dat in zeer veel landen eurokritische partijen hun niet altijd al te genuanceerde geluiden laten horen en daarmee scoren?

De staatsschuld van diverse Zuid-Europese landen is gigantisch en in feite zelfs op een termijn van vele tientallen jaren, onaflosbaar. Griekenland is natuurlijk het standaardvoorbeeld, maar met diverse andere landen is het niet veel beter gesteld. De Europese elite weigert de werkelijke situatie onder ogen te zien. In plaats daarvan wordt in feite gekozen voor een ondercuratelestelling van Griekenland. Op het moment dat de Grieken dreigden als soeverein land hun eigen nieuwe regering te kiezen, stonden de Junckers, de Lagardes, de Schulzen, de Dijsselbloemen van deze wereld en vele anderen in de rij om de Grieken voor de zoveelste keer te waarschuwen voor de gevolgen van wat in principe hun eigen vrije nationale keus was. De dubbele pet van Dijsselbloem, die nog steeds ten onrechte meent dat het voorzitterschap van de eurogroep te combineren is met zijn ministerschap van Financiën, kwam weer op gênante wijze in de schijnwerpers. En nu de Grieken hun eigen keus gemaakt hebben en proberen onder de oekazes van de financiële wurginstellingen uit te komen, gaat de zaak van kwaad tot erger. De sfeer in Europa is om te snijden. De luie, frauderende, weerspannige en incompetente Grieken hebben de euvele moed, Duitsland om 280 miljard aan herstelbetalingen te vragen. Chantage door de Europese elite is verworden tot normaal beleidsinstrument.

Het "gesunde Volksempfinden", inclusief levensgevaarlijke tendensen, is weer helemaal terug. Wie gelooft dat een dergelijk Europa een gemeenschappelijke politieke toekomst heeft, is toe aan een langdurig verblijf in een rustgevende omgeving met wanden in zachte pasteltinten.

Iedereen begrijpt dat bedrijven failliet kunnen gaan. Onvoldoende toekomstperspectief en een te grote schuldenlast zijn de voor de hand liggende redenen. Iedereen zou ook kunnen begrijpen dat het voor landen, in feite om dezelfde redenen, niet anders is. De geschiedenis levert desgewenst alle voorbeelden die een mens maar kunnen overtuigen. De oplossingen? Schuldkwijtschelding en een of andere vorm van devaluatie van de nationale munt. Andere smaken zijn er niet, goedkopere smaken evenmin. Niettemin gaat onze Europese elite door met het storten van meer en meer geld in een bodemloze put — of, om binnen de grenzen van mijn vak te blijven: een zwart gat — door allerlei door de belastingbetaler gegarandeerde noodfondsen in te zetten en door de ECB vrijwel de vrije hand te geven in een desastreus monetair beleid, en dat terwijl een eventueel uitzicht op een rationele oplossing steeds verder uit beeld raakt.

Het is overigens interessant om te zien wie de risico's lopen als het gaat om staatspapieren van failliete of bijna failliete Zuid-Europese landen. Een aantal jaren geleden waren het vooral Europese banken en pensioenfondsen die tot over hun oren in dit soort dubieuze beleggingen zaten. In de afgelopen jaren hebben de banken deze giftige beleggingen successievelijk afgestoten en de risico's gedeponeerd bij de Europese belastingbetaler.

De heer Van der Linden i (CDA):

De heer De Lange heeft zijn verhaal in belangrijke mate gestoeld op het verschil tussen de Europese elite en de rest. Hoort de Eerste Kamer ook tot die elite?

De heer De Lange (OSF):

Gelet op een hoop van de standpunten die ik in het debat van vandaag heb gehoord, ben ik geneigd om positief op die vraag te antwoorden.

De heer Van der Linden (CDA):

Dus u spreekt tot uzelf?

De heer De Lange (OSF):

Ik spreek tot de Eerste Kamer als geheel. Dat is uiteraard duidelijk. Dat is evident. Ik denk dat er zeer ernstige problemen in Europa zijn. Die probeer ik te benoemen. Ik besef dat niet iedereen dat even graag hoort. Niettemin is het van belang dat dit gebeurt.

De heer Backer i (D66):

Mijn vraag sluit aan op die van de heer Van der Linden. Ik zat al een tijdje te bedenken wie nu toch die elite is. De heer De Lange had een heel betoog over minister Dijsselbloem. Volgens mij was hij tien jaar vicefractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. Hij is minister geworden. We hebben een functionerende democratie. We hebben hier minister Koenders. Hij kan weggestuurd worden. Wanneer behoor je volgens de heer De Lange tot de elite? Naar mijn gevoel heeft hij het over een elite die politiek verder niet meer ter verantwoording wordt geroepen. Dat is tenminste wat ik eronder versta: een beetje een oude, Griekse elite, zeg maar.

De heer De Lange (OSF):

Dat is inderdaad het geval. Inderdaad hebben we te maken met organisaties waarin mensen functioneren die onvoldoende zijn onderworpen aan democratische controle. ik denk daarbij aan de Europese Commissie. Dat is een voorbeeld. De Europese Centrale Bank is ook een voorbeeld. Het beleid van die organisaties vertoont niet alleen maar trekjes die voor de gewone burger zo gunstig zijn. Dat soort instellingen, zonder voldoende controle, zou ik tot de elite willen rekenen.

De heer Backer (D66):

Is de president van de Nederlandsche Bank ook iemand van de elite?

De heer De Lange (OSF):

De Nederlandsche Bank wordt geacht een onafhankelijke rol te spelen, onafhankelijk van de politiek. De Nederlandsche Bank wordt echter wel een organisatie met steeds minder bevoegdheden, omdat deze worden overgedragen aan de ECB. Dus de rol die de Nederlandsche Bank te spelen heeft in het geheel der dingen, is in de afgelopen jaren sterk afgenomen. Dat helpt natuurlijk niet.

Ik zet mijn betoog voort. Ook de zeer zwakke positie van allerlei banken in Zuid-Europa die eindeloos geld geïnvesteerd hadden in allerhande bubbels, is aanmerkelijk opgeklaard door de invoering van een bankenunie waarin opnieuw de belastingbetaler de zwarte piet toegespeeld krijgt, met dank aan de ECB en zijn politieke slippendragers. Wanneer heeft de volksvertegenwoordiging van ons land zich over deze overdracht van bevoegdheden aan een ondemocratisch lichaam uit kunnen spreken? Het Nederlandse parlement heeft ooit ingestemd met een politiek onafhankelijke ECB. De politieke besluitvorming die desondanks voortdurend binnen de ECB plaatsvindt, is nooit geaccordeerd, ontoelaatbaar en zelfs in strijd met het eigen ECB-mandaat.

Over de ECB van Mario Draghi gesproken, als er één organisatie in Europa is die een sociale en economische ravage aanricht, dan zijn we hier aan het goede adres. De Europese elite — daar gaan we weer — is niet geïnteresseerd in het steeds verder verslechterende sociaal-economische lot van de Europese burgers, maar vooral beducht voor eigen gezichtsverlies. De definitieve mislukking van het met zo veel gezwollen taal gelanceerde europroject zou zo ongeveer het toppunt van gezichtsverlies zijn. Geen wonder dat de handelwijze van Draghi, die stelt de euro tot elke prijs overeind te zullen houden, in deze kringen gefundenes Fressen is. De gevolgen van dit tot wanhoop stemmende wanbeleid zijn glashelder voor iedereen die zelfs maar een minimum aan realiteitszin bezit. Ik herhaal het nog maar een keer: werklozen, eenvoudige belastingbetalers, spaarders en huidige en toekomstige gepensioneerden betalen de prijs. Werkloosheid komt onder allerlei groepen van de bevolking voor, met name onder ouderen, jongeren, allochtonen en mensen met een handicap. Ouder ben je overigens al boven de 45. Door het rentebeleid van de ECB kan een pensioenfonds 24% rendement maken en toch de dekkingsgraad zien dalen. Kan de waanzin van het ECB-beleid duidelijker aangetoond worden?

Wat te doen voordat de wal het schip gaat keren? Het is misschien goed om eens wat kritische meningen van toonaangevende instellingen en economen de revue te laten passeren. Het is niet helemaal toevallig dat deze meningen van Duitse zijde komen. In tegenstelling tot wat we in eigen land zien of, beter gezegd, niet willen zien, namelijk een inhoudelijke discussie over de monetaire situatie in Europa over de gevolgen van het huidige beleid en over eventuele oplossingen, wentelt men zich in Duitsland niet in zelfgenoegzaamheid, maar wordt er in de media een ingrijpende discussie gevoerd. Een aantal elementen uit die discussie mag hier vandaag in de Nederlandse volksvertegenwoordiging niet ontbreken, al heb ik niet de illusie dat een en ander verder zal komen dan een bescheiden plaats in de Handelingen. Niettemin, daar gaan we.

De Deutsche Bundesbank kwam in maart jongstleden met een bericht waarin afscheid genomen werd van de hooggestemde plannen waarin de EU zo graag grossiert. De Bundesbank acht het vooruitzicht van meer integratie in Europa niet realistisch en het toekomstperspectief van een politiek-fiscale unie onhaalbaar. Ook stelt de Bundesbank dat het beter ware als men, in plaats van zich in Europa te verliezen in wensdromen over een politieke eenheid in Europa, onwettige overdrachten van het ene land naar het andere zou beëindigen: terug dus naar de "no bail-out"-clausule van het Verdrag van Maastricht van 1992. Daar is geen woord Frans bij, en voor verantwoorde monetaire standpunten is dat waarschijnlijk maar beter ook.

Ook de baanbrekende bijdragen aan de discussie van Hans-Werner Sinn, president van het ifo Institut für Wirtschaftsforschung, mogen niet onvermeld blijven. Als voormalig adviseur van de regering-Merkel heeft hij recht van spreken. Naast mensen als Markus Kerber, Hans-Olaf Henkel, Michael Vogelsang, Wolfgang Streeck en Bernd Lucke is hij niet alleen uitermate sceptisch over het huidige ECB-beleid maar draagt hij ook oplossingen aan. Het is de moeite waard de geschiedenis van de euro nog eens voorbij te laten komen.

Het eurodrama kent zo langzamerhand zeven bedrijven. Het begon allemaal met artikel 125 van het Verdrag van Maastricht, waarbij financiële steun van de ene soevereine staat aan de andere expliciet uitgesloten werd. Hoe anders is de huidige Europese werkelijkheid. Pas echt mis ging het na de crisis van 2008-2009. Om landen die vrijwel failliet waren behulpzaam te zijn, kregen hun centrale banken van de ECB het groene licht om vrijwel onbeperkte kredieten te verlenen op een manier die vooral aan zelfbediening deed denken. Het economische bellenblazen was begonnen. In mei 2010 begon het derde bedrijf, toen de ECB zogenaamde asset-backed staatspapieren van Zuid-Europese landen begon op te kopen. Het vierde bedrijf in het drama was het optuigen van allerlei reddingsfondsen, zoals de EFSF en het ESM. Tot eind 2013 zijn langs deze weg kredieten ten bedrage van 1.058 miljard euro aan crisislanden uitgekeerd. Hiervan werd slechts 393 miljard door parlementen geaccordeerd, terwijl de resterende 665 miljard zonder enige vorm van democratische controle door het ECB-bestuur, waarin de financieel krachtiger landen een minderheid vormen, werd toegekend. Het vijfde bedrijf voltrok zich in de zomer van 2012 met de inmiddels berucht geworden uitspraak van Draghi: whatever it takes .... Het vrijwel onbeperkt opkopen door de ECB van niet langer gedekte en dus waardeloze staatspapieren nam vanaf 9 maart van dit jaar officieel een aanvang, ondanks dat een salomonsoordeel in een door het Karlsruher gerechtshof aangespannen zaak over de rechtmatigheid daarvan, door het Europese Hof van Justitie er nog moet komen. De vraag rijst of het nog erger kan, maar geheel in de traditie van de ECB is dit inderdaad mogelijk. Begin 2014 kwam de eerste fase van de bankenunie tot stand, waarbij op een wijze die zo langzamerhand bekend is de risico's uiteindelijk toch bij de belastingbetaler gedumpt werden, ondanks alle mooie woorden over het tegendeel. En het zevende bedrijf? De spelers staan nog op het toneel en de souffleur fluistert hun de passende teksten nog toe, maar het doel is eurobonds, die met het onbeperkte opkoopprogramma en de schuldverstrengeling via de bankenunie in feite al via de achterdeur geïntroduceerd zijn.

Na zo veel jaren wanbeleid zal het niet eenvoudig zijn het monetaire systeem in Europa opnieuw op de rails te krijgen. Niettemin is het goed om niet alleen aan te geven wat er grondig mis is gegaan en nog steeds mis is, maar evenzeer om mogelijke oplossingen aan te dragen. Daartoe zijn diverse elementen nodig. Om te beginnen is realiteitszin over de schuldenpositie van landen geboden. Op een schuldenconferentie moet de situatie in Europa in beeld gebracht worden en waar nodig moet tot kwijtschelding van schulden worden overgegaan. Dit is geen novum; dat werd eerder gedaan. Dus waarom zouden we dat nu niet wéér doen? Goedkope recepten zijn er niet, maar wel recepten die uitzicht op een toekomst bieden. Daarnaast moet het lidstaten mogelijk gemaakt worden de euro te verlaten teneinde interne devaluatie mogelijk te maken. Daartoe doen diverse verstandige voorstellen de ronde, waarbij ik expliciet The Matheo Solution (TMS) van de Nederlander André ten Dam wil noemen. Alleen langs de weg van monetaire devaluatie en een eigen rentebeleid kan de industrie van zwakke landen weer concurrerend worden, uiteraard in combinatie met de noodzakelijke hervormingen. Hebben de Fransen daar al een begin mee gemaakt? Of de Italianen? Zwakke landen moeten uiteindelijk zelf werken aan het vertrouwen dat internationale financiers in een land hebben. Daartoe moeten zekerheden geboden worden die per land sterk kunnen verschillen, maar die investeerders over de streep trekken. Vervolgens moet de structuur van de ECB grondig op de schop. Met name het systeem waarbij ieder land in de eurozone, ongeacht het aantal inwoners, ongeacht de afdrachten per capita en ongeacht het economisch gewicht, een even zware stem heeft, dient met spoed herzien te worden. Ook de condities waaronder landen in en uit de eurozone kunnen treden, moeten glashelder zijn. Ten slotte zijn harde afspraken over maximale schuldenplafonds die nu eens een keer niet met voeten getreden worden, bitter hard nodig.

Bovendien dringt de tijd. De euro is op sterven na dood en de reanimatie moet met kracht ter hand genomen worden. Daartoe dient iedere afzonderlijke natie binnen Europa de volledige zeggenschap over het eigen monetaire en sociaal-economische beleid zo snel mogelijk terug te eisen. Dat hiervoor een bewerkelijke verdragswijziging nodig is, is niet aantrekkelijk, maar onontkoombaar. Een Europa van autonome staten die investeren in economische en sociale samenwerking, met inachtneming van en respect voor lokale verschillen, biedt een realistischer toekomstbeeld dan een politieke unie zonder democratische legitimiteit en zonder steun onder de diverse bevolkingen in Europa.

Waar staat de Nederlandse regering in dit gecompliceerde krachtenveld? De afgelopen jaren kenmerkten zich door afgezaagde bezuinigingsretoriek en het over de schutting gooien van allerlei problemen bij provincies en gemeenten. De decentralisatiemantra en de participerende burger zijn de meest kenmerkende elementen van het huidige regeringsbeleid, waarbij de weerbarstige praktijk niet zo soepel werkt als op de planborden van een aantal ministeries was beoogd. De aanslagen op de middengroepen en de inkomensgroepen aan de onderkant van de samenleving worden verkocht als een triomf van dit regeringsbeleid. Zelfs het geringe herstel dat de economie laat zien ten gevolge van vooral de lage energieprijzen, schrijft dit kabinet vol zelfingenomenheid toe aan de eigen daadkracht. Het verlies van koopkracht onder grote groepen van de bevolking wordt ontkend of gebagatelliseerd. De burger laat zich niet zo gemakkelijk op het verkeerde been zetten en heeft inmiddels zijn vertrouwen in de politiek geheel verloren.

Deze regering volhardt in het lopen aan de Europese leiband. Natuurlijk zal niemand betogen dat Europa voor onze financiële en sociale toekomst irrelevant is. Echter, binnen dit Europa, met grote veiligheidsproblemen en een monetair-economisch beleid dat meer problemen schept dan het oplost, wordt de economische achterstand op grote delen van de wereld steeds groter. Valt dat dit kabinet te verwijten? Ja, dat valt het zeer nadrukkelijk wel. Door het voeren van een uitermate kortzichtig neoliberaal bezuinigingsbeleid is de economie in het slop geraakt en zet nog slechts de retoriek de toon. Waar zijn de broodnodige investeringen in een goede toekomst voor iedere Nederlander? Waar is de visie van dit kabinet? Waar is de maatschappelijke betrokkenheid en bevlogenheid die in moeilijke tijden een samenleving door moeizame omstandigheden op velerlei gebied moet loodsen? Waarom zou de burger in dit kabinet vertrouwen moeten hebben? Wat is voor Nederland de meerwaarde van het huidige Europa en de euro in zijn huidige vorm? Mij zijn in elke geval de antwoorden op deze voor de hand liggende vragen onbekend. Misschien kan de regering de burger alsnog van overtuigende antwoorden voorzien. Als dit beleidsdebat dat oplevert, zou dat pure winst zijn. Helaas is er een enorm verschil tussen hoop en verwachting.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wenst een van de leden nog het woord te voeren? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor een kort moment en verzoek ik de woordvoerders en de minister om even hier te komen voor nader overleg.

De vergadering wordt van 17.53 uur tot 17.59 uur geschorst.


De voorzitter:

In verband met persoonlijke omstandigheden van de minister zal het debat vanavond niet worden voortgezet. Besloten is, in samenspraak met de minister en de woordvoerders, dat het debat over de Algemene Europese Beschouwingen hervat zal worden op maandagavond 1 juni. Het is een heel bijzondere manier voor sommigen van u om het Kamerlidmaatschap af te ronden, in de hitte van de strijd. Dat is toch wel prachtig.

Het is misschien een raar verzoek, maar wij hebben rekening gehouden met een diner in de dinerpauze. Mijn voorganger, Fred de Graaf, zegt: we eten alles op. Ik verzoek u vriendelijk om toch nog even van het diner gebruik te maken.

Ik sluit bij dezen de vergadering en ik wens de minister alle sterkte.