Wet Einde export kinderbijslag aangehouden



De Eerste Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel Einde export kinderbijslag aangehouden. Dat is het resultaat van een debat met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 17 en 18 december. Het wetsvoorstel behelst een algeheel exportverbod voor kinderbijslag buiten de EU, ook voor landen waarmee Nederland een verdrag heeft dat hiervan afwijkt. In het debat uitten diverse woordvoerders bezwaren over de gevolgen van het exportverbod voor een groot aantal internationale verdragen en de diplomatieke verhoudingen met onder meer Marokko en Turkije. De Kamer besloot hierop het wetsvoorstel aan te houden, in afwachting van een advies dat minister Asscher op verzoek van de Eerste Kamer zal vragen aan de Raad van State. 

Internationale betrekkingen

Senator Hoekstra (CDA) merkte op dat het wetsvoorstel structureel weinig geld oplevert en dat er bovendien in Tweede Kamer verdeeldheid over bestond. Het exportverbod volgt bovendien kort op een eerder dit jaar in de Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel dat het 'woonlandbeginsel' introduceert in de Kinderbijslagwet. Hiermee wordt de hoogte van een uitkering afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende of het kind woont. Dit wetsvoorstel is sinds 1 juli 2012 van kracht. Met het wetsvoorstel dat nu bij de Eerste Kamer ligt wordt de export van kinderbijslag geheel beëindigd voor landen buiten de EU. Om dit te bewerkstelligen moeten volgens senator Hoekstra twintig bilaterale verdragen worden opgezegd. Lukt dit niet, dan is het wetsvoorstel niet goed uitvoerbaar.

Senator Scholten (D66) stelde dat betwijfeld kan worden of het rechtmatig is om aan in Nederland wonende burgers met kinderen wonende in EU wél kinderbijslag toe te kennen, maar dat niet te doen voor kinderen die wonen in bijvoorbeeld Turkije of Marokko.

Zij pleitte er voor om het voorstel nog eens uitvoerig te laten bezien door de Raad van State, zodat ook de uitwerking van het nu geldende woonlandbeginsel kan worden afgewacht. Overigens merkte Scholten op dat er in beginsel geen wetswijziging nodig is om de twintig bilaterale verdragen stop te zetten

Senator Kok (PVV), die zijn maidenspeech hield, was verheugd dat de regering het voorliggende wetsvoorstel nog dit jaar wilde afronden. De PVV-fractie hecht aan een snelle afbouw van de export van dit soort uitkeringen. Dat moet volgens Kok in principe mogelijk zijn, als de wil er is. Over de door andere woordvoerders geuite bezwaren ten aanzien van rechtmatigheid en het schaden van internationale betrekkingen merkte hij op dat ervoor gewaakt moet worden pragmatische overwegingen boven principes te laten gaan.

Bijzondere positie Turkije en Marokko

Senator Schrijver (PvdA) merkte op dat de beëindiging van de export van kinderbijslag een groot aantal bilaterale verdragen 'overhoop haalt' en dat Nederland naar verluidt zelfs heeft moeten dreigen om haar verdragsrelatie met Marokko te beëindigen. Ten aanzien van Turkije merkte senator Schrijver op dat volgens de regering Nederland slechts gehouden is Turkse werknemers in Nederland van wie hun kinderen in hun thuisland verblijven op voet van gelijkheid te behandelen met Nederlandse werknemers van wie hun kinderen ook in Turkije verblijven. Schrijvers vraagt zich af of deze interpretatie van de regering van het bilaterale verdrag uit 1966 juridisch houdbaar is. Ten aanzien van de betrekkingen tussen Nederland en Marokko merkte hij op: “Als de minister dan toch voor opzegging van de verdragen kiest, dan lijkt dat mijn fractie, gezien de goede en lange banden van 400 jaar met beide landen, een ultimum remedium, met de nadruk op ultimum, en ik bedoel het dan ook eufemistisch.”

Snelle opeenvolging van wijzigingen

Senator Beckers (VVD) vroeg of de afschaffing van het territorialiteitsbeginsel, de invoering van de Wet Beperking Export Uitkeringen, de verschillende uitzonderingen op basis van verdragen, de invoering van het woonlandbeginsel en nu de algehele afschaffing van export van uitkeringen niet tot verwarring leiden bij zowel uitkeringsgerechtigden als verdragspartners. Ook senator Elzinga (SP) uitte zijn bezwaren tegen de snelle opvolging van veranderingen. Hij wees er op dat de introductie van een woonlandbeginsel in de Wet op het kindgebonden budget zelfs nog moet worden ingevoerd per januari 2013. Ook gaf hij aan dat zijn fractie principiële bezwaren heeft tegen het overhevelen van de financiële verantwoordelijkheid van de Staat waar de werknemer is verzekerd naar de woonstaat van de kinderen.

Toenemende globalisering

Senator Strik (GroenLinks) haalde aan dat als gevolg van de toenemende globalisering steeds meer gezinnen verspreid over de wereld wonen. Bovendien kunnen ouders goede redenen hebben om hun kinderen in het buitenland naar school te laten staan. Senator Strik vroeg of uitgezonden militairen die met hun gezin in het buitenland wonen nu ook van kinderbijslag worden uitgesloten. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid merkte op dat bij de exportbepaling een uitzondering is opgenomen voor mensen die voor het algemeen belang werken. Strik merkte hiertoe op dat uitgezonden militairen door het woonlandbeginsel alsnog wel een lagere kinderbijslag ontvangen.

Antwoord regering

Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelde dat hij geen onoverkomelijke problemen verwacht bij het aanpassen van bilaterale verdragen. Een aantal landen hebben al aangegeven dat zij het eens zijn met de beëindiging van de export, met een aantal andere verdragspartners is Nederland nog in overleg. Ten aanzien van Marrokko voorzag de minister wel enige moeilijkheden. Mocht het beëindigen van de export toch de internationale betrekkingen beschadigen, dan is er volgens minister Asscher toch een overstijgend belang, "namelijk dat je niet wilt laten gebeuren dat Nederland op een reële, in beleefde termen en van ruime  termijnen voorziene uitnodiging om in gesprek te gaan over enig verdrag, wordt genegeerd." De minister zei toe dat hij naar aanleiding van de in de Kamer gestelde vragen, voorlichting zal vragen aan de Raad van State over de juridische verenigbaarheid met internationale verdragen, waaronder specifiek dat met Turkije, en daarna terug zal komen bij de Eerste Kamer.


Deel dit item: