Eerste Kamer stemt in met afspraken afwikkelingsfonds bankproblemen



De Eerste Kamer heeft dinsdag ingestemd met een overeenkomst van Europese landen voor de overdracht van financiële bijdragen die de overheid bij banken int voor een gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds (34.155). Dat fonds kan in nood verkerende banken zonodig te hulp schieten (Tractatenblad 2014, 146PDF-document). De fracties van VVD, CDA, D66, PvdA, GL, CU, 50+, SGP en OSF stemden voor, de fracties van SP, PVV en PvdD stemden tegen. De Eerste Kamer stemde op verzoek van minister Dijsselbloem (Financiën) bij wijze van uitzondering - onder meer omdat er volgende week vanwege Prinsjesdag geen vergadering is - meteen na afloop van het debat.

Eerste Kamerleden uitten in het debat wel hun zorgen over de beperkte omvang van het fonds en het risico dat de belastingbetaler ondanks dit fonds uiteindelijk toch weer voor eventuele kosten van een debacle opdraait. Bovendien vindt een aantal Kamerleden het onterecht dat de instellingen hun bijdrage aan het fonds als kosten fiscaal kunnen aftrekken. Minister Dijsselbloem betoogde dat de eisen aan de banken inmiddels zo streng zijn of worden dat de kans op debacles minder groot is en het fonds derhalve voldoende gevuld. Het Afwikkelingsfonds is onderdeel van de afspraken die de lidstaten van de Europese Unie hebben gemaakt over de Europese Bankenunie als raamwerk voor de afwikkeling van problemen bij financiële instellingen.

"Banken met een groot risicoprofiel betalen relatief weinig"

Senator Prast (D66) verklaarde, in haar maidenspeech als lid van de Eerste Kamer, dat haar fractie de Europese Bankenunie en de daarbij behorende garanties steunt en in beginsel ook het Afwikkelingsfonds en de mutualisatie van de bijdragen daaraan. Voorheen was die garantie impliciet, nu is ze expliciet. Dat is een goede zaak, aldus senator Prast. Ze toonde zich echter niet gerust over de gekozen vormgeving en verklaarde beducht te zijn dat de rekening bij instabiliteit niettemin alsnog bij de overheid terechtkomt. De bandbreedte voor de bijdragen van banken is volgens haar te klein. Banken met een groot risicoprofiel betalen volgens Prast relatief weinig: hooguit twee keer zoveel als andere banken, terwijl dat in bijvoorbeeld de Verenigde Staten onder de Dodd Frank Act wel 18 keer zoveel is. Het nemen van risico's wordt zo aangemoedigd in plaats van ontmoedigd, aldus senator Prast.

De D66-senator wees er ook nog op dat de Nederlandse systeembanken relatief weinig bijdragen aan het fonds - naar schatting 4,5 miljard over tien jaar - terwijl de impliciete subsidie van de overheid aan de systeembanken jaarlijks 3,9 miljard euro is. Prast vond dat de banken ook nadat het fonds in een aantal jaren z'n maximum heeft bereikt op basis van hun omvang en risico's zouden moeten bijdragen.

Vraagtekens bij de "geringe omvang" van het fonds

Senator Postema (PvdA) verklaarde dat zijn partij zich sterk heeft gemaakt voor de Bankenunie en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds is daarbinnen volgens hem passend. Hij vroeg zich wel af waarom dit buiten het Unie-recht om is geregeld via een overeenkomst tussen landen en waarbij de EU geen partij is, en niet via een richtlijn van de Europese Unie zelf. Hij stelde ook vraagtekens bij de naar zijn mening geringe omvang van het fonds van 55 miljard euro: "Het is een hoop geld maar nog steeds minder dan alleen al de ruim 70 miljard aan noodmaatregelen die de Nederlandse staat in het kader van het reddingsplan van de diverse banken sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 heeft moeten nemen." Hij vroeg zich ten slotte af of het Afwikkelingsfonds voldoende is opgetuigd om daadwerkelijk effectief te kunnen zijn.

"Waarom mogen banken hun bijdrage fiscaal aftrekken?"

Senator Van Apeldoorn (SP) stelde in zijn maidenspeech als Eerste Kamerlid dat het gaat om de toekomstbestendigheid van de bancaire sector en of we die weer dienstbaar kunnen maken aan de samenleving. Volgens hem kunnen de problemen van de banken op een andere manier beter aangepakt worden dan nu met het nieuwe Europese kader gebeurt. De Bankenunie is de verkeerde oplossing van het probleem van de financiële sector, zo stelde hij. Van Apeldoorn vroeg zich af of deze Bankenunie de doelen zal bereiken en ook nog op een democratische wijze.

Ook deelde hij de zorgen van senator Prast over de vulling van het Afwikkelingsfonds. Bovendien wees Van Apeldoorn erop dat de belastingbetaler ook nog eens extra meebetaalt: banken mogen hun bijdrage tot 25% als kosten aftrekken van de belastingen. Andere landen doen dat niet, in ieder geval Frankrijk en Duitsland niet, aldus senator Van Apeldoorn, die minister Dijsselbloem vroeg waarom het Nederlandse kabinet daar dan wel voor heeft gekozen.

Hij uitte een fundamenteel bezwaar dat de stabiliteit onvoldoende wordt gewaarborgd. "Banken zijn in Europa nog altijd vaak te groot en potentieel te wankel en tegelijkertijd altijd nog sterk met elkaar en met het hele financiële systeem vervlochten, waardoor er ook nog altijd een groot besmettingsgevaar tussen banken bestaat." Senator Van Apeldoorn bepleitte het opknippen van grote banken in een publiek deel voor spaargelden en een privaat deel waar grote winsten gemaakt kunnen worden en banken ook gewoon failliet kunnen gaan. Hij wees er tenslotte nog op dat met de verschuiving naar het Europees niveau de controlemogelijkheden van nationale parlementen uitermate beperkt zijn geworden. Terwijl dit democratische gat op Europees niveau volgens hem niet per se gedicht is.

"Een volgende keer zal redding ABN of SNS geen publiek geld meer vergen"

Minister Dijsselbloem (Financiën) probeerde de zorg bij de Kamer weg te nemen dat de belastingbetaler weer zou moeten opdraaien voor toekomstige financiële debacles van banken en dat de omvang van het Afwikkelingsfonds te klein zou zijn. Hierbij wees hij erop dat de kapitaaleisen voor banken zwaar worden aangescherpt, waarmee de risico's dat banken eventuele problemen weer op de overheid afwentelen kleiner worden. "Het hele bouwwerk van kapitaaleisen wordt steeds verder aangedraaid. Instellingen moeten zelf kunnen opdraaien voor hun verliezen." Dijsselbloem wees er ook op dat de buffereisen strenger zijn. "In de oude omstandigheden zou 55 miljard volstrekt onvoldoende zijn geweest, maar nu moet dat met de nieuwe eisen voldoende zijn."

De minister deelde niet de vrees van de Kamer dat de belastingbetaler alsnog met grote crises bij banken voor de kosten moet opdraaien. In dat geval moet de sector zelf bijstorten, aldus Dijsselbloem. "Een volgende keer zal de redding van SNS of ABN geen publiek geld meer vergen", zo hield Dijsselbloem de Eerste Kamer voor, "de risico's worden nu privaat belegd, daar kunnen ze ook worden gedragen."

Dijsselbloem wees de Kamer er tenslotte op dat hij wel heeft gestreefd naar Europese afspraken over het beperken van de aftrekbaarheid van de bijdragen van banken aan het Afwikkelingsfonds. Zo'n afspraak was volgens hem echter niet te maken, omdat alle Europese landen verschillend denken over de aftrekbaarheid. Dijsselbloem vond het - in een interruptiedebat met senator Van Apeldoorn - niet wenselijk de belastingwetgeving in Nederland actief te wijzigen op dit punt. "Dat zou een strafexercitie tegen de banken zijn geweest en dat achtte ik ongewenst. Het was een aftrekbare post voor bedrijven en dat is het gebleven", aldus de minister, die aangaf dat het daarbij in totaal om ongeveer 125 miljoen euro per jaar gaat. Van Apeldoorn constateerde in tweede termijn dat de minister daarmee toegeeft dat de belastingbetaler meebetaalt aan de vulling van het Afwikkelingsfonds, over acht jaar gerekend ongeveer 1 miljard euro. Senator Prast steunde haar collega Van Apeldoorn op dit punt en vond de term "strafexercitie" die de minister in de mond nam niet terecht omdat de banken immers zelf de veroorzakers zijn en toekomstige problemen zelf ook kunnen voorkomen.


Deel dit item: