Werkbezoek commissie Europese Zaken aan Franse Senaat



Op woensdag 13 en donderdag 14 maart bracht een delegatie vanuit de vaste commissie voor Europese Zaken een werkbezoek aan Parijs. De delegatie stond onder leiding van commissievoorzitter Bastiaan van Apeldoorn (SP) en bestond daarnaast uit plv. commissievoorzitter André Postema (PvdA) en de leden Joris Backer (D66) en Frits Lintmeijer (GroenLinks). De delegatie werd woensdagavond ontvangen voor een briefing door de Nederlandse ambassadeur in Frankrijk, de heer De Gooijer.

Franse Senaat

Donderdagochtend had de delegatie uitgebreid gesprek met vijftien Franse senatoren van de commissie voor Europese Zaken. De bespreking werd voorgezeten door de vice-voorzitter van deze Franse Senaatscommissie, Reichardt. Er werd gesproken over het Meerjarig Financieel Kader voor 2021-2027, waarbij de Franse regeringsinzet is gericht op verhoging van het budget, terwijl de Nederlandse regering neerwaartse bijstelling bepleit. Naast de hoogte van het budget spraken de Nederlandse en Franse senatoren vooral ook over alternatieve bestedingsmogelijkheden van de MFK-gelden. Zo werd gesproken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), innovatie, klimaat en de interne markt.

Door Franse senatoren werd het belang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid benadrukt in termen van voedselzekerheid en -kwaliteit, territoriale cohesie binnen Frankrijk en ecologische transitie. Fiscaliteit en de mogelijkheid en/of wenselijkheid van de coördinatie van de verschillende fiscale regimes van de EU-lidstaten was een ander onderwerp van gesprek. Ook werd gedachten gewisseld over de Brexit en de gevolgen daarvan voor de beide landen en de EU. De delegaties waren het erover eens dat ten gevolge van de uittreding van het VK uit de EU het relatieve belang van zowel Frankrijk als Nederland binnen de EU toeneemt. De goede onderlinge banden zouden nog moeten worden versterkt. In het kader van de Brexit werd ook gesproken over hoe beide landen zich hierop met wetgeving voorbereiden en welke rollen de Franse en Nederlandse Senaat daarbij spelen of gespeeld hebben. De delegaties wisselden bovendien van gedachten over het belang van de EU als waardengemeenschap, onder andere toegespitst op de bescherming van de rechtsstaat in Europa, en over de democratische legitimiteit van Europese besluitvorming.

Aansluitend werd de Eerste Kamerdelegatie kort rondgeleid door het gebouw van de Franse Senaat, het Palais du Luxembourg, en bracht zij een bezoek aan de plenaire vergadering, waar op dat moment werd gedebatteerd over financiële steun aan de armste regio's van Frankrijk. Voor een werklunch werd de delegatie, mede vergezeld door de Nederlandse ambassadeur in Frankrijk, ontvangen door de heer Lozach, voorzitter van de vriendschapsgroep Frankrijk-Nederland. Tijdens de lunch sprak delegatieleider Van Apeldoorn in een speech zijn waardering uit voor de hartelijke ontvangst in de Franse Senaat en beklemtoonde het belang van goede bilaterale relaties. Daarbij kan de parlementaire diplomatie een rol spelen.

OESO

Het middagprogramma van de delegatie bestond uit een werkbezoek aan de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Bij de OESO werd zij ontvangen door de Nederlandse vertegenwoordiger bij deze organisatie Biessen. Deze informeerde de delegatie over de OESO-organisatie en de werkterreinen. Aansluitend sprak de delegatie een uur lang met de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van de OESO Schuknecht. Schuknecht ging vooral in op de rol van de organisatie als "kraamkamer voor nieuw beleid", mede in relatie tot organisaties als de EU en de WTO. Het gesprek spitste zich daarbij toe op belastingheffing in een digitale economie. De toegevoegde waarde in een dergelijke economie kan gebaseerd zijn op bijvoorbeeld algoritmes en data van gebruikers. De vragen die in deze discussie centraal staan zijn waar deze digitale belastingen te heffen en wat precies te belasten. Er is behoefte aan impact assesments om de consequenties van verschillende wijzen van digitale belastingheffing voor de economiëen van landen te verduidelijken. De komende circa 20 maanden zullen besprekingen hierover plaatsvinden in OESO-verband.

Tot slot sprak de delegatie met Scarpetta, hoofd van de afdeling Werkgelegenheid, Arbeid en Sociale Zaken van de OESO. Scarpetta hield een presentatie over inkomensongelijkheid en intergenerationele mobiliteit in Nederland in internationaal vergelijkend perspectief. In april van dit jaar zal de OESO hierover een uitgebreide studie publiceren, onder de titel de 'toekomst van werk'.


Deel dit item: