Mondeling overleg over hervormingen jeugdzorg



De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft dinsdag 24 mei 2022 een mondeling overleg gevoerd met staatssecretaris Van Ooijen (VWS) en minister Weerwind (Rechtsbescherming). Dit gebeurde mede naar aanleiding van een brief van de bewindslieden over de plannen van het kabinet met de jeugdzorg de komende jaren. De commissie had vervolgens de bewindslieden gevraagd op een aantal concrete zaken in te gaan.

De commissieleden toonden zich in het mondeling overleg enerzijds positief over de ambitie en de voortvarendheid van de bewindslieden om knelpunten in de jeugdzorg via hervormingen aan te pakken, maar toonden zich anderzijds bezorgd of de plannen wel voldoende soelaas bieden, gelet op de hardnekkigheid van de problemen en aangekondigde bezuinigingen van het kabinet.

Senator Prins (CDA) wees op de personeelstekorten in de jeugdzorg en in andere publieke sectoren. Zij miste in de aanpak de mogelijkheid om gebruik te maken van digitalisering om die tekorten te bestrijden. Zij vroeg hoe realistisch de plannen zijn tegen de achtergrond dat de hulp aan gezinnen zich niet beperkt tot de jeugdzorg maar ook op andere terreinen als wonen, werk en schulden actie vereist. Ook senator Hermans (Fractie-Nanninga) toonde zich beducht dat de hervormingsplannen stuklopen op personeelstekorten in de jeugdzorg. Senator Van Kesteren (PVV) vroeg aandacht voor kleine gemeenten nu het kabinet van plan is grotere gemeenten regionaal een meer centrale en sturende rol te geven. Hij vroeg ook aandacht voor netwerken rondom gezinnen, bedoeld om specialistische hulp te voorkomen en vroeg of met de plannen onderwijskrachten meer in de rol van hulpverlener komen. Senator Verkerk (ChristenUnie) steunde het voornemen om regio’s een steviger rol te geven, maar constateerde dat er op tal van terreinen regio’s zijn met vaak uiteenlopende grenzen, wat afstemming lastig maakt.

Senator Karimi (GroenLinks) uitte zorgen over de voorgenomen bezuiniging van het kabinet van €500 miljoen die weliswaar niet meer op gemeenten wordt afgewenteld maar die het kabinet nu zelf wil zien te bereiken. Zij is niettemin bevreesd dat de bezuinigingen uiteindelijk toch bij de instellingen, de professionals in de jeugdzorg en de kinderen terechtkomen. Ook senator Karakus (PvdA) noemde de voorgenomen bezuiniging, mede gelet op eerdere ervaringen bij hervormingen in de jeugdzorg, een risico; volgens hem moet er structureel juist extra geld komen voor de jeugdzorg. Hij vroeg ook aandacht voor de slachtoffers van de kinderopvangtoeslagenaffaire en voor het doenvermogen van ouders. Senator Van Pareren (Fractie-Nanninga) vroeg wat het terugdringen van marktwerking oplost; hij bepleitte daarentegen het schrappen van niet-effectieve zorg, waarbij ervaringsdeskundigen bij de beoordeling een rol krijgen.

Senator Gerkens (SP) vroeg of alle ambities in de plannen voor de jeugdzorg wel haalbaar zijn. Zij vroeg naar de oorzaken waarom zoveel (meer) jongeren in de problemen komen en zorg nodig hebben. Gerkens wilde ook meer aandacht voor de effectiviteit van de hulpverlening en vroeg ook aandacht voor het ontbreken van vervolghulp waardoor de problemen soms nodeloos escaleren. Ze wilde weten wie uiteindelijk verantwoordelijk is voor de keten van jeugdzorg. Ook senator Van der Voort (D66) vroeg naar de effectiviteit van behandelingen en bepleitte – net als in de curatieve zorg – een systeem van kwaliteitscontrole en standaardisering door intervisie van professionals zelf. Senator De Bruijn-Wezeman (VVD) noemde de jeugdbeschermingsketen te complex: zaken gebeuren dubbel, elke nieuwe schakel leidt tot extra wachttijden. Hoe bekort je de doorlooptijden en maak je de keten effectiever, zo wilde zij weten. Zij vroeg, in het verlengde van zorgen van de inspectie, ook aandacht voor te veel ruimte voor vrijheidsbeperkende maatregelen in de open jeugdinstellingen.

Staatssecretaris Van Ooijen (VWS) gaf aan dat het huidige stelsel van jeugdzorg niet goed functioneert maar dat het kabinet niet van plan is om de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten terug te draaien. Wel wil het kabinet doorbraken bereiken in bijvoorbeeld het verminderen van de vraag naar lichte zorg en – meer dan thans het geval is – zorgen dat de meest kwetsbare jongeren passende zorg krijgen. Ook moeten de wachttijden teruggedrongen worden. Daarbij kiest het kabinet voor verplichte regionale samenwerking. Ook wil het kabinet betere inkoop van jeugdzorg stimuleren, de kwaliteit en effectiviteit van de zorg verbeteren en meer samenwerking tussen sectoren bewerkstelligen. De staatssecretaris gaf aan dat het Rijk zelf met voorstellen komt voor het realiseren van de in het regeerakkoord aangekondigde bezuiniging van € 500 miljoen en dit bedrag niet meer kort op het budget van gemeenten. Het kabinet komt dit najaar met een hervormingsagenda voor de jeugdzorg.

Minister Weerwind (Rechtsbescherming) gaf aan dat ook het stelsel van jeugdbescherming onder druk staat. Trajecten in de jeugdbescherming duren vaak te lang, de werknemers hebben te maken met grote werkdruk en de bescherming van ouders en jongeren lijdt daaronder. Mede daarom wil de minister onder andere meer werk maken van het werven van zij-instromers. Ook aan de klachtafhandeling schort het nogal eens. De minister gaf aan zich in het bijzonder sterk te maken voor de slachtoffers van de kinderopvangtoeslagenaffaire, onder meer door beter na te gaan tot hoeveel (onterechte) uithuisplaatsingen dit heeft geleid en dit goed te monitoren. Ook kunnen ouders in deze affaire nu een beroep doen op onafhankelijke procesbegeleiders en zouden ze volgens Weerwind meer gebruik kunnen maken van het recht op herziening van hun dossier met betrekking tot de uithuisplaatsingen.


Deel dit item: