Minister Mona Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening sprak dinsdag 27 mei met de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat/Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO). Het mondeling overleg ging over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, die al in 2019 door de Eerste Kamer werd aanvaard en op 1 januari 2024 in werking trad. Deze wet kent een lange voorgeschiedenis. Een groot deel van de commissie toonde zich kritisch over nut en noodzaak van de wet, en sprak over de juridische uitwerking en het vermeende gebrek aan regie.
Het overleg onder leiding van commissievoorzitter Robbert Lievense, ging specifiek over de optie dat de wet deels wordt ingetrokken en deels ongedaan gemaakt. In de commissievergadering van 15 april 2025 uitte de CDA-fractie de wens om minister Keijzer uit te nodigen voor een mondeling overleg. Deze fractie was in 2019, toen de wet in de Kamer werd aangenomen, al kritisch en stemde tegen. Na eerder schriftelijk overleg met de minister over dit onderwerp, bleven de zorgen. Tijdens het mondeling overleg op 27 mei werd een aantal in het schriftelijk overleg al genoemde knelpunten kort herhaald, bijvoorbeeld de borging van brandveiligheid, regeldruk en stapeling van kosten. Het grootste deel van het overleg ging over nut en noodzaak van de wet nu de uitvoering in de praktijk gebrekkig bleek.
Senatoren van de fracties van CDA, GroenLinks-PvdA, PVV, Kemperman en SP vroegen voor welk probleem de wet nu precies een oplossing is. Nu de kwaliteitsborging en het toezicht aan private partijen wordt overgelaten, dreigt belangenverstrengeling: wie betaalt, bepaalt. De opdrachtgever van de kwaliteitsborging is vaak ook degene die van de kwaliteitsborger toestemming moet krijgen om een bouwwerk te betrekken. De rolverdeling tussen gemeenten en private kwaliteitsborgers is daarnaast onduidelijk. Het schrappen van deze regelgeving zou de woningbouw vlot kunnen trekken. Ook werd gevraagd naar hoe het internationaal eraan toegaat, waarbij naar het ‘Duitse model’ werd verwezen. De commissieleden waren van oordeel dat de meerwaarde van de wet nog niet is gebleken, integendeel: lokaal worden er uitvoeringsproblemen gemeld en ook juridisch blijkt de wet volgens deze leden lastig uitvoerbaar. Senatoren van de fracties van SP en JA21 vroegen wat de regering en ook de Eerste Kamer zelf hiervan konden leren, en of het al onderwerp van gesprek was geweest in het huidige kabinet: is men genegen de wet aan te passen?
Na een korte schorsing gaf minister Keijzer antwoord op de gestelde vragen. Ze besprak de ontstaansgeschiedenis van de wet, en de vormgeving ervan door eerdere ministers. De gedachte erachter was aan de markt overlaten wat kan, en publiek regelen wat moet. De wet moest zorgen voor minder regeldruk en meer controle op nieuwbouw en een betere positie van de opdrachtgever. De minister gaf aan dat partijen bij elke nieuwe wet moeten wennen, en al eerder is afgesproken de wet drie jaar na inwerkingtreding te evalueren. Intrekken van de wet zou volgens haar verstrekkende gevolgen hebben, nieuwbouw wordt dan weer vergunningplichtig. Dit zal eerst ook moeten worden overlegd met de VNG en worden besproken in de ministerraad. Dat de wet tot verhoging van kosten of vertraging leidt, herkende ze niet. De minister zegde toe de zorgen van de commissie mee te nemen in een rapportage die ze voor het zomerreces naar de Kamer stuurt.