Debat samengevat: Wet collectieve warmte



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 2 december over een wijziging van de huidige Warmtewet die de overstap naar collectieve warmte zoals stadsverwarming moet bevorderen en waarborgen. De Kamer sprak onder meer over betaalbaarheid, uitvoerbaarheid, toezicht en het publiek meerderheidsbelang. De Eerste Kamer stemt dinsdag 9 december over het wetsvoorstel van demissionair minister Hermans van Klimaat en Groene Groei en de ingediende moties.


Moties

Er zijn tien moties ingediend:

  • De motie-Crone c.s. over zo snel mogelijk invoeren van fase 2 van kostengebaseerde tariefregulering. Deze motie kreeg het advies 'Oordeel Kamer' van de minister.
  • De motie-Van Langen-Visbeek c.s. over een structureel budget voor warmtegemeenschappen. Deze motie is ontraden.
  • De motie-Van Langen-Visbeek c.s. over ondersteunen van gemeenten bij implementatie van de wet. Ook deze motie kreeg het advies 'Oordeel Kamer'.
  • De motie-Van Aelst-den Uyl c.s. over aansluiting op een warmtenet. De motie is ontraden.
  • De motie-Van Aelst-den Uyl c.s. over opzetten landelijk fonds of solidariteitsregeling. Deze motie is ontraden.
  • De motie-Koffeman c.s. over het tarief voor definitieve afsluiting. Deze motie kreeg als advies 'Oordeel Kamer'.
  • De motie-Visseren-Hamakers over uitfaseren dierlijke producten. De motie is ontraden.
  • De motie-Visseren-Hamakers over uitfaseren niet-duurzame warmtebronnen. Ook deze motie is ontraden.
  • De motie-Visseren-Hamakers over onderzoek naar collectieve warmtevraag in 2050. Deze motie kreeg het advies 'Oordeel Kamer'.
  • De motie-Visseren-Hamakers over consumenten informeren over de herkomst van warmte in het warmtenet. Ook deze motie kreeg het advies 'Oordeel Kamer' van de minister.

Op verzoek van de SP-fractie zal 9 december eerst over de twee moties van senator Van Aelst worden gestemd en daarna over het wetsvoorstel en de andere moties.


Over de Wet collectieve warmte

De belangrijkste doelen van het demissionaire kabinet zijn het zorgen voor duurzame en betrouwbare levering van warmte en het beter beschermen van consumenten tegen hoge energiekosten. In veel huizen en gebouwen wordt nu nog gebruik gemaakt van aardgas als warmtebron. Collectieve warmte is duurzamer en daarmee een stap richting het behalen van de klimaatdoelen. Verder bepaalt de Wet collectieve warmte dat warmtebedrijven voor meer dan 50% in handen komen van overheden, zoals gemeenten of provincies. Op deze manier hebben zij de eindverantwoordelijkheid bij het bepalen van het beleid van het warmtebedrijf en de warmtenetten. In de huidige situatie zijn collectieve warmtesystemen in handen van commerciële bedrijven.

Daarnaast wordt het tarief van energie via warmte met dit wetsvoorstel meer gebaseerd op wat de aanleg en het onderhoud van een collectief warmtesysteem kost. Consumenten zijn hiermee niet meer afhankelijk van de fluctuerende gasprijs. Dit beschermt klanten en warmtebedrijven tegen hoge energieprijzen. Ook wil het kabinet op deze manier de betrouwbaarheid van het warmtesysteem verhogen, zodat er minder kans is op storingen. Bovendien bevat het wetsvoorstel specifieke regels voor kleine collectieve warmtesystemen, verhuurders, verenigingen van eigenaars en warmtetransportbeheerders.


Impressie van het debat

GroenLinks-PvdA: Zorgen om uitvoerbaarheid

Senator Crone waarschuwde dat de wet dreigt vast te lopen op het nieuwe toezichtmodel. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) moet honderden varianten van warmtenetten beoordelen aan de hand van benchmarking, maar dat is volgens Crone technisch en organisatorisch onhaalbaar. Hij pleitte voor een systeem waarin gemeenten en energiegemeenschappen zelf transparant hun tarieven vaststellen en de ACM vooral procedureel toetst. Crone vroeg daarnaast nadrukkelijk om substantiële ondersteuning van burgerinitiatieven, die volgens hem een centrale rol spelen in de 'tweede energierevolutie'. Ook vroeg hij aandacht voor de betaalbaarheid: warmteprojecten kennen hoge aanvangskosten, waardoor stabiel subsidie- en financieringsbeleid cruciaal is. Hij wees op het risico dat burgers afhaken door wisselend overheidsbeleid.

JA21: Keuzevrijheid burgers beperkt

Volgens senator Baumgarten wordt de keuzevrijheid van bewoners beperkt, doordat in de praktijk één warmtenet overblijft per wijk en financiële risico's bij burgers terechtkomen. Hij wees op het vollooprisico: als minder dan 60% van de huishoudens aansluit, stijgen de kosten voor de overblijvers. Ook stelde hij vragen over de noodzaak en wenselijkheid van een verplicht publiek meerderheidsbelang, dat volgens zijn fractie kan leiden tot inefficiëntie en moral hazard . Verder vroeg hij aandacht voor de positie van kleine gemeenten binnen regionale warmtebedrijven en voor de controleerbaarheid van besluiten door gemeenteraden.

ChristenUnie: Vragen over uitvoerbaarheid en betaalbaarheid

Senator Holterhues benadrukte dat duurzaamheid een morele opdracht is, maar dat de warmtetransitie alleen slaagt wanneer betaalbaarheid en draagvlak zijn gewaarborgd. Hij vroeg om duidelijkheid over langetermijnkosten voor huishoudens en wees op het belang van het aangekondigde waarborgfonds. Grote zorg was de uitvoeringscapaciteit van vooral kleine gemeenten. Volgens Holterhues is structurele ondersteuning nodig, inclusief specialistische kennis. Ook vroeg hij om een realistische financieringsstrategie voor het publiek meerderheidsbelang, dat volgens schattingen circa € 40 miljard kan vragen.

D66: Draagvlak belangrijk

Senator Aerdts steunde de richting van de wet, maar wees op risico's voor de uitvoeringskracht van gemeenten, de lange ingroeiperiode voor private warmtebedrijven en de beperkte capaciteit bij de ACM. Zij vroeg om helderheid over monitoring, harmonisatie van subsidies en de manier waarop prikkels voor efficiëntie behouden blijven binnen het vereveningsfonds. Aerdts benadrukte dat draagvlak onder burgers niet mag wegzakken en dat transparante tariefvorming en betrouwbare langetermijnkaders daarvoor essentieel zijn.

CDA en SGP: Grote investeringsopgave

Senator Bovens sprak mede namens de SGP. Hij onderschreef de ambitie van de warmtetransitie, maar plaatste kanttekeningen bij de uitvoerbaarheid. Gemeenten staan volgens hem pas aan het begin van de ontwikkeling van warmtebeleid, terwijl de doelstelling van 500.000 aansluitingen in 2030 dichtbij is. Bovens wees op de grote investeringsopgave en op het beperkte budget daarvoor. Hij vroeg hoe de minister de continuïteit van subsidies gaat borgen en of ook individuele eigenaren in warmtekavels financiële ondersteuning kunnen krijgen. Daarnaast vroeg hij aandacht voor de complexe opzet van het nieuwe tariefstelsel. Namens de SGP stelde Bovens vragen over burger-eigenaarschap van warmtebedrijven, de impact van bezwaarprocedures en de mogelijkheid om de ontheffingssystematiek bij nieuwbouw te vereenvoudigen.

VVD: Publiek meerderheidsbelang onder voorwaarden

Senator Van Ballekom gaf aan dat zijn fractie normaliter waarde hecht aan marktwerking, maar erkende dat warmtenetten een natuurlijk monopolie vormen en dat publieke sturing daarom gerechtvaardigd kan zijn. De VVD-fractie is bereid het publieke meerderheidsbelang te accepteren onder voorwaarde dat de financiële en organisatorische randvoorwaarden helder zijn. Van Ballekom noemde vier redenen waarom volgens zijn fractie publieke sturing verdedigbaar is: het ontbreken van concurrentie, de noodzaak van opschaling en regionalisering, de mogelijk terugtredende rol van private partijen, de flexibiliteit voor kleine warmtenetten die buiten het verplichte meerderheidsbelang kunnen blijven.

Fractie-Walenkamp: Betaalbaarheid en risico's

Senator Walenkamp benadrukte het belang van een betaalbare energievoorziening. Hij uitte zorgen dat de kosten van warmtenetten op een oneerlijke manier kunnen neerslaan bij bewoners. Hij vroeg of de doelstelling van 500.000 aansluitingen haalbaar is en verzocht eveneens om jaarlijkse rapportage. Walenkamp wees op risico's rond kostprijsstijgingen en kostenoverschrijdingen en vroeg hoe wordt voorkomen dat burgers opdraaien voor financiële tegenvallers. Daarnaast vroeg hij aandacht voor de rol van kernenergie en innovatieve technologie, en verzocht hij de minister om een bredere langetermijnvisie op de energiemix.

BBB: Keuzevrijheid en regionale uitvoerbaarheid

Senator Van Langen-Visbeek zei dat bewoners het gevoel kunnen krijgen dat aansluiting wordt opgelegd, met beperkte keuzevrijheid om alternatieven te kiezen. Ze vroeg of de drempel voor bewoners die niet willen aansluiten verlaagd kan worden, bijvoorbeeld via duurzaamheidsleningen of heldere criteria voor gelijkwaardige alternatieven. Van Langen wees op het belang van woningcorporaties en hun huurders, die afhankelijk zijn van subsidies waarvan de continuïteit onzeker is. Daarnaast vroeg ze nadrukkelijk aandacht voor de positie van kleine gemeenten en voor warmtetransitie in minder dichtbevolkte gebieden. Ze pleitte voor een plattelandstoets, een fonds voor onrendabele toppen in de regio en structurele ondersteuning voor gemeenten om hun regierol waar te maken. Ook vroeg Van Langen om meer ruimte voor kleinschalige warmtegemeenschappen en om een lichter toezichtregime voor non-profitinitiatieven.

SP: Positie van huurders

Senator Van Aelst sprak waardering uit voor het publieke meerderheidsbelang, maar stelde dat de wet onvoldoende rekening houdt met huurders en kwetsbare huishoudens. Zij waarschuwde dat warmtenetten, hoewel maatschappelijk goedkoop, voor veel bewoners juist duur uit kunnen vallen en regionale ongelijkheid in energiearmoede kunnen versterken. Van Aelst wees op risico's rond de toepassing van de 70%-regel bij huurders, het instemmingsrecht in verenigingen van eigenaren (vve's) en het verband tussen woningverbetering en aansluiting op warmtenetten. Ze vroeg of huurbescherming en consumentenrechten voldoende zijn geborgd. Daarnaast stelde zij vragen over de haalbaarheid, de rol van gemeenten, en de mogelijkheid om nationaal een solidariteitsmechanisme te organiseren voor betaalbaarheid.

Partij voor de Dieren: Duurzaamheid gebruikte bronnen

Senator Koffeman vroeg waar de warmte vandaan komt en hoeveel daarvan afkomstig is van fossiele restwarmte, afvalverbranding of biomassa. Volgens hem bestaat het risico dat je warmtenetten afhankelijk maakt van vervuilende industrieën. Hij vroeg de minister welke maatregelen worden genomen om warmtenetten daadwerkelijk te verduurzamen en om inwoners inzicht te geven in de gebruikte bronnen. Verder stelde Koffeman vragen over de toekomstige tariefopbouw, de gevolgen van het beëindigen van SDE++-subsidies, de positie van verenigingen van eigenaren (vve's) bij besluiten over aansluiting, en de feitelijke keuzevrijheid van bewoners in warmtekavels. Tot slot vroeg hij om garanties voor betaalbaarheid, zoals het recht om zonder hoge kosten van een warmtenet af te kunnen stappen.

Fractie-Visseren-Hamakers: Rol dierlijke biomassa

Volgens senator Visseren-Hamakers draait de wet te veel om infrastructuur en te weinig om de herkomst van warmte. Restwarmte uit fossiele of anderszins niet-duurzame bronnen kan volgens haar niet als duurzaam worden aangemerkt. Zij vroeg de minister welke criteria voor duurzaamheid worden gehanteerd, of keteneffecten worden meegenomen en of consumenten inzicht krijgen in de gebruikte warmtebronnen. Ze vroeg tevens om een toezegging om niet-duurzame warmte uit te faseren. Daarnaast uitte zij forse zorgen over het gebruik van dierlijke producten en dierlijke biomassa in de warmtesector. Visseren-Hamakers wil dat deze toepassingen worden uitgesloten, omdat zij bijdragen aan milieuschade en de bio-industrie.

FVD: Kritiek op verplichting en hoge kosten

Senator Dessing stelde dat de wet geen duidelijk probleem oplost en dat burgers worden geconfronteerd met hoge kosten en beperkte keuzevrijheid. De keuze tussen een warmtenet en een individueel alternatief is volgens hem in de praktijk geen echte keuze, omdat de gemeente aardgas kan verbieden en beide opties ingrijpende isolatiemaatregelen vereisen. Dessing noemde de wet een instrument van een 'klimaatagenda' die bewoners verplicht tot hoge investeringen. Hij betoogde dat de warmtetransitie niet leidt tot een betrouwbaar of betaalbaar systeem en pleitte voor een andere koers: hervatting van gaswinning, intrekking van de Klimaatwet en forse investeringen in kernenergie. Hij kondigde aan niet met de wet te kunnen instemmen.

PVV: Zorgen over betaalbaarheid en investeringsrisico's

Senator Van Kesteren zei dat warmtenetten met een publiek meerderheidsbelang kunnen leiden tot hogere energielasten en dat kostengebaseerde tarieven geen garantie bieden voor betaalbaarheid. Hij vroeg de minister te erkennen dat duurzame warmteprojecten vaak gepaard gaan met hoge aanleg- en onderhoudskosten. Van Kesteren wees op risico's van publiek-private samenwerking: bij verliezen komt de rekening volgens de fractie vrijwel altijd bij gemeenten of bewoners terecht. Hij vroeg waarom private investeerders terughoudend zijn en of gemeenten financieel in staat zijn om grote warmtenetten te dragen. Ook Van Kesteren pleitte voor meer ruimte voor fossiele energie en kernenergie.

Beantwoording demissionair minister Hermans

Minister Hermans van Klimaat en Groene Groei zei dat de Wet collectieve warmte een van de kernwetten van de energietransitie is, naast de Energiewet en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Zij stelde dat er behoefte is aan duidelijkheid over de regels en dat de huidige Warmtewet niet geschikt is voor de opschaling die nu nodig is. De minister verdedigde het publieke meerderheidsbelang, omdat warmtevoorziening een nutsfunctie is. De overstap naar kostengebaseerde tarieven moet zorgen voor transparantie en betaalbaarheid. Daarvoor is een overgangsperiode nodig en verdere uitwerking in een Algemene Maatregel van Bestuur.