Plenair Barth bij voortzetting behandeling Wet maatschappelijke ondersteuning 2015



Verslag van de vergadering van 8 juli 2014 (2013/2014 nr. 38)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.09 uur


Mevrouw Barth i (PvdA):

Voorzitter. Ook ik wil de bewindslieden graag bedanken voor hun uitgebreide en zorgvuldige beantwoording. Dit debat gaat over een ingrijpend wetsvoorstel, dat al die inzet en aandacht ook verdient. Ik geniet echt van de kwaliteit van dit debat met de collega's. Het is misschien niet heel gebruikelijk, maar ik wil ook de ambtenaren van beide ministeries danken. Zij hebben volgens mij een groot deel van de nacht doorgewerkt om ons van goede antwoorden te voorzien. Het wordt zeer gewaardeerd.

Ik wil heel graag een aantal punten uit de beantwoording van de bewindslieden nalopen, met als eerste dat van de arbeidsmarkt. De staatssecretaris heeft ons daarover gister een brief gestuurd, die ik inmiddels tot me heb kunnen nemen. De PvdA-fractie is enorm blij met die brief en met de daarin door de staatssecretaris aangekondigde maatregelen. Hij is vanochtend ook uitgebreid ingegaan op het feit dat verlies aan arbeidsplaatsen niet vanzelfsprekend leidt tot ontslag. Dat is goed om te horen. Het zijn verschillende dingen.

We zijn helemaal enorm blij met de 75 miljoen die het kabinet heeft uitgetrokken voor de huishoudelijkehulptoeslag. Het is een lang woord, maar de lading die het dekt is wat ons betreft heel belangrijk. Wij beschouwen dit als grote winst, die wat ons betreft groter is dan dit bedrag en dit concrete wetsvoorstel alleen. Wij hebben de staatssecretaris immers ook horen zeggen dat hij dit beschouwt als een eerste stap richting het creëren van een markt voor persoonlijke dienstverlening. Laten we beginnen in de zorg, maar hier zeker ook verder mee gaan, hoorde ik hem zeggen. Daar zijn wij het zeer mee eens. Deze toeslag kan een doorbraak betekenen voor het goed borgen voor dit soort werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Bij de algemene politieke beschouwingen van vorig jaar hebben wij daar al om gevraagd. We willen het kabinet graag aansporen om hier zeker verder mee te gaan, ook in andere sectoren.

Ook zijn de vragen over de eigen bijdrage, de positie van het beschermd wonen in de ggz en de intensive care in de care — in het kader van de Wlz zullen we op dat concept terugkomen — prima beantwoord. Wij hebben de motie van collega Flierman over de cliëntondersteuning graag medeondertekend, om nog eens te onderstrepen hoezeer die onafhankelijke cliëntondersteuning in alle gemeenten van belang is.

De staatssecretaris is ook ingegaan op een brede agenda voor arbeid en zorg. Het is goed om te horen dat het kabinet daaraan werkt. Wat ons betreft valt ook daar nog wel een wereld te winnen. Iedereen die denkt dat het kabinet min of meer uitgeregeerd is als dit wetsvoorstel straks hopelijk wordt aangenomen in dit huis, heeft het mis. Juist op het terrein van het mogelijk maken van de combinatie van arbeid en zorg in de samenleving moet wat ons betreft nog ongelooflijk veel werk worden verzet. Ik zou dus zeggen: aan de slag daarmee.

Dan kom ik te spreken over het verdeelmodel. De staatssecretaris heeft het heel eerlijk aangegeven: vanaf 2016 is dat nog niet geregeld. Hij heeft ook aangegeven dat hij verwacht dat dat nog wel tot de nodige discussies met de gemeenten zal gaan leiden. Sommige gemeenten zullen erop vooruitgaan en anderen erop achteruit. Dat zal een enorme duw- en trekpartij opleveren. Maar voor ons staat het als een paal boven water dat de solidariteit, zoals die nu geborgd is in de AWBZ en die de basis vormt voor het zorgstelsel in Nederland, bij de verdeling van het budget van de Wmo over de gemeenten echt het uitgangspunt moet zijn. Om de staatssecretaris straks in de gesprekken met de gemeenten een steun in de rug te geven voor het borgen van dat uitgangspunt, dien ik de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Barth, Dupuis, Scholten, Flierman, Kuiper, Thissen en Slagter-Roukema wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat solidariteit een van de dragende waarden onder het Nederlandse zorgstelsel is;

van mening dat de middelen die overgaan van de AWBZ naar de gemeenten in het kader van de Wmo 2015 bedoeld zijn om op een ontschotte en integrale manier een aanbod te scheppen voor de zorgvraag die in een gemeente bestaat;

overwegende dat het verdeelmodel aan de hand waarvan middelen in het kader van de Wmo 2015 vanaf 2016 naar de gemeenten worden overgemaakt, nog niet is vastgesteld;

van mening dat het meewegen van verschillen tussen gemeenten in gezondheid, draagkracht en demografie van hun bevolking in het verdelen van huidige AWBZ-middelen van groot belang is om de solidariteit in de langdurige zorg te borgen na de invoering van de Wmo 2015;

verzoekt de regering om bij het objectieve verdeelmodel voor de verdeling van het budget Wmo 2015 vanaf 2016 rekening te houden met sociaal-economische, demografische en gezondheidsverschillen tussen de gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter O (33841).

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik kom bij de eindafweging die wij als Kamer over dit wetsvoorstel zullen gaan maken. Ik had er net met collega Thissen al een klein interruptiedebatje over. Wij hebben bij dit wetsvoorstel met elkaar gedeeld welke risico's en zorgen er bestaan als de Wmo straks per 1 januari 2015 ingaat. Wij vinden dat we in deze Kamer ook onder ogen moeten willen zien wat er zou kunnen gebeuren als de Wmo het vandaag onverhoeds niet zou halen. Dat zou namelijk betekenen dat de integraliteit die met de decentralisaties wordt beoogd — niet voor niets is het "de 3D-operatie" gaan heten — serieus onder druk kan komen te staan. De Jeugdwet is al aangenomen. Het staat vast dat hij zal ingaan per 1 januari 2015. De Participatiewet is vorige week hier, in de Eerste Kamer, aangenomen. Het staat vast dat hij zal ingaan op 1 januari 2015. Wij denken dat de Wmo, die je misschien wel de moederwet van de drie decentralisaties zou kunnen noemen omdat hij het waardenkader biedt en de gemeenten de opdracht geeft om de inclusieve samenleving te creëren, om het streven naar participatie handen en voeten te geven, om de vraag van de cliënt als uitgangspunt te nemen en om te bekijken hoe je mensen met beperkingen in staat kunt stellen tot volwaardig burgerschap in de samenleving, per 1-1-2015 niet gemist kan worden. Hij is nodig om van de decentralisatieoperatie een succes te maken. Als de Wmo er niet per 1 januari 2015 is, dan sturen we eigenlijk de gemeenten op pad om een berg stamppot te gaan eten met een vork met één tand, een bot mes en een halve lepel. Neemt u van mij aan, dan wordt het wel heel lastig om die maaltijd te eten, laat staan om hem goed te verteren. Als die decentralisaties er komen, dan is het heel belangrijk dat wij als wetgever de gemeenten echt in staat stellen om het met een compleet instrumentarium te doen. Ik ben het helemaal met collega Kuiper eens: ook in de Eerste Kamer maken we politieke afwegingen. Het debat in deze Kamer heeft echter altijd zo'n enorme waarde — ik heb dat nu ook een keer kunnen meemaken bij de behandeling van een wetsvoorstel — omdat we niet alleen politiek kijken maar ook heel nadrukkelijk als wetgever. Ik denk dat wij als wetgever echt onder ogen moeten willen zien dat we gemeenten in staat moeten stellen om met een compleet wettelijk kader de stevige klus van die decentralisaties per 1 januari a.s. aan te gaan.

Mevrouw Slagter-Roukema i (SP):

Ik wijs mevrouw Barth erop dat je voor het klaarmaken van stamppot inderdaad bestek nodig hebt, maar dat er op dit moment onvolwaardig bestek bij wordt geleverd. Wij allemaal, althans de partijen die zeggen "denk eraan dat dit te snel gaat" of "denk eraan dat er nu onvoldoende budget is", vinden dat er eerst wel voor bestek moet worden gezorgd. Uw vergelijking gaat dus absoluut mank.

Mevrouw Barth (PvdA):

Dat zijn we dan niet met elkaar eens. We hebben gisteren uitgebreid gesproken over het belang van het afremmen van de groei van de zorg in Nederland, juist om de solidariteit in de zorg generaties lang te kunnen borgen. Het is niet langer verantwoord om de zorg te laten groeien met de snelheid waarmee dat in de afgelopen jaren is gebeurd. De staatssecretaris heeft aangegeven hoezeer hij de taakstelling waarmee hij op pad werd gestuurd toen het regeerakkoord was gesloten, naar beneden heeft gebracht. De gemeenten hebben uitgesproken: op deze manier kan het. Het wordt een flinke klus, het wordt hard werken, maar ze hebben aangegeven dat het kan. Ik stel vast dat ook heel veel cliënten- en ouderenorganisaties hebben aangegeven dat ze heel blij zijn met de doelstellingen van de wet. Dat zal zeker niet betekenen dat alles vanaf 1 januari vlekkeloos verloopt. Het wordt hard werken en het is mensenwerk. Waar mensen werken, worden fouten gemaakt en gaan dingen niet goed. Toch steunt de PvdA-fractie deze wet, juist omdat het doel ervan een ideaal is — ik noemde het net al — namelijk: een inclusieve samenleving, waarin iedereen kan meedoen en waarin ruimte is voor volwaardig burgerschap voor iedereen. Dat ideaal hebben we al heel lang. Wij weten als geen ander dat idealen niet zonder pijn en niet zonder heel hard werken worden gerealiseerd. We wensen de bewindslieden heel veel succes daarmee.