Plenair De Boer bij voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 18 november 2014 (2014/2015 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.07 uur


Mevrouw De Boer i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind het leveren van een bijdrage aan de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer altijd een uitdaging. De Prinsjesdagstukken zijn alweer meer dan twee maanden oud, en uit en te na besproken in de Tweede Kamer. Het gaat over het totale financiële beleid van de regering, maar er liggen weinig concrete beslispunten voor. Dat komt, wat Financiën betreft, toch vooral bij het Belastingplan, en bij afzonderlijke wetsvoorstellen. Kortom, het gaat over alles en het gaat over niks. Ik wil het vandaag niet over alles hebben, maar ook niet over niks. Mijn fractie heeft een aantal punten gekozen, waarover zij graag met de bewindslieden van Financiën van gedachten wil wisselen. Ik zal het gaan hebben over de verduurzaming van de economie, het Europees Semester, de financiële sector en de toekomst van het belastingstelsel. Maar ik wil beginnen met de decentralisaties in het sociaal domein, waarvoor Financiën als medefondsbeheerder van het Gemeentefonds ook een verantwoordelijkheid heeft.

De beleidsmatige toelichting op het begrotingswetsvoorstel voor het Gemeentefonds begint zo: "Onverminderd blijft het uitgangspunt dat het gemeentefonds, in combinatie met andere gemeentelijke inkomstenbronnen, gemeenten voorziet van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken". En dat is precies waar onze zorg ligt. Hebben de gemeenten nog wel voldoende geld om de hen in het kader van de decentralisaties toebedeelde taken uit te voeren en de broodnodige zorg te leveren aan de mensen die die zorg nodig hebben? En vooral: wat gaat er gebeuren wanneer die middelen toch niet voldoende blijken te zijn om de taken die gemeenten moeten uitvoeren uit te voeren? Wat als gemeenten hierdoor in grote financiële problemen komen? Zij moeten hun taken uitvoeren, en kunnen slechts in zeer beperkte mate eigen inkomsten verwerven door middel van lokale belastingen. Zijn er noodscenario's ontwikkeld? Is overwogen om een nationaal noodfonds of een nationale buffer in te richten? Zou het met de uitbreiding van de gemeentelijke taken niet goed zijn om ook de mogelijkheid om gemeentelijk meer inkomen te genereren te vergroten? Graag hoor ik of onze zorgen over de financiële houdbaarheid van de gemeentelijke financiën gedeeld worden, hoe de risico's verminderd kunnen worden en welke rol het ministerie van Financiën hierbij speelt. Daarbij kan wellicht ook ingegaan worden op de vraag of de zogenaamde "samen de trap op, samen de trap af"-systematiek nog wel reëel is als een steeds substantiëler deel van de rijksbegroting via het Gemeentefonds loopt, waaronder juist de budgetten die historisch gezien het minst beheersbaar en het meest gevoelig voor kostenstijgingen zijn.

Het volgende punt waar ik aandacht voor wil vragen is de verduurzaming en vergroening van de economie. In de Miljoenennota staat het heel mooi. Het kabinet blijft "bij de versterking van de Nederlandse economie onverwijld streven naar een groene groei. Het versterken van de Nederlandse concurrentiekracht en verdienvermogen dient hand in hand te gaan met het terugdringen van de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en grondstoffen." Prachtig, maar behalve deze prachtige zin staat er in de Miljoenennota helemaal niets over duurzaamheid en groene groei, en geeft het kabinet op geen enkele wijze aan hoe het — onverwijld nog wel — inhoud gaat geven aan dit mooie streven. Ook in de brief "werken aan groei", waarin het kabinet aangeeft "in welke richting zij de komende jaren stappen zet om de economische groei verder te versterken en de werkgelegenheid in Nederland te vergroten", staat niets over de wijze waarop wordt gewaarborgd dat de groei groen is en de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en grondstoffen wordt teruggedrongen. Graag hoor ik vandaag hoe het kabinet vorm gaat geven aan de groene groei, en hoe de bewindslieden daar vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een bijdrage aan gaan leveren. En om het meteen maar even smart te maken: kunnen zowel de minister als de staatssecretaris drie concrete acties noemen waarmee zij in het komende jaar, of zelfs de rest van de regeerperiode, de groene groei gaan bevorderen? Of moeten wij concluderen dat de mooie zin in de Miljoenennota vooral voor de bühne is, en niet wordt vertaald naar concrete maatregelen? Ik mag toch hopen van niet.

Afgelopen week hebben wij hier in de commissie Financiën een gesprek gehad met de Algemene Rekenkamer over een aantal van zijn rapporten met betrekking tot Europa: het EU-trendrapport, de Nationale verklaring en de Europese coördinatie van begrotings- en macro-economisch beleid. Een van de punten die ook daar naar voren kwamen, is dat er een spanning bestaat tussen het gezamenlijke Europese project en de autonomie van de lidstaten. In de afspraken die tussen landen worden gemaakt staat de gezamenlijkheid voorop, terwijl in de nationale parlementen de autonomie en het nationale eigenbelang voorop staan. Dat wringt, en het leidt tot ondoeltreffende en ondoelmatige besteding van Europees geld. Bij veel Europese fondsen wordt eerst gebakkeleid over de verdeling van de fondsen over de lidstaten, en pas daarna worden de passende projecten erbij gezocht. Vervolgens doen alle landen hun best om "hun" geld — zo zien zij het immers — op te maken, want het zal toch niet zo zijn dat je iets minder krijgt, of iets moet terugbetalen. Dat dit leidt tot weinig zinnige en in totaal veel hogere uitgaven, nemen landen op de koop toe. Herkent de minister dit? Welke mogelijkheden ziet hij om hier iets aan te doen, zowel in Europa als op nationaal niveau? Welke concrete stappen zet hij op dit punt?

Ook bij het Europees economisch bestuur bestaat er spanning tussen de autonomie en de gezamenlijkheid. De afspraken die zijn neergelegd in Europese regels en instrumenten, zijn tamelijk hard geformuleerd, maar van daadwerkelijke coördinatie en sturing komt in de praktijk maar weinig terecht, omdat landen zich in the end autonoom opstellen en bijvoorbeeld landenspecifieke aanbevelingen naast zich neerleggen. Landen wijzen vooral op andere landen die onvoldoende doen om gevolg te geven aan de aanbevelingen, maar vinden dat ze zelf voldoende reden hebben om dat niet, of slechts ten dele, te doen. Herkent de minister dit? En zo ja, vindt hij dit problematisch? Is de gebrekkige naleving van de landenspecifieke aanbevelingen onderwerp van gesprek in de Raad van Ministers en in de eurogroep? Hoe kan de naleving worden verbeterd? Welke rol ziet de minister bij dit alles weggelegd voor het Europees Parlement?

Ook Nederland volgt de landenspecifieke aanbevelingen niet volledig op. In een studie van het Europees Parlement wordt een overzicht gegeven van de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen uit 2013 in de lidstaten. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een stoplichtensysteem. Groen staat voor "substantial progress" of "full progress". Geel staat voor "some progress" en rood voor "no progress" of "limited progress". Nederland scoort eenmaal groen, namelijk voor het terugbrengen van het overheidstekort. Het scoort tweemaal geel, namelijk voor de hervorming van het pensioenstelsel en de hervorming van de arbeidsmarkt. Het scoort eenmaal rood en daarbij gaat het om de hervorming van de huizenmarkt. De aanbevelingen uit 2013 over de huizenmarkt hadden betrekking op zowel de huur- als de koopmarkt. Op de huurmarkt heeft het kabinet verschillende hervormingen in gang gezet. Ik noem: de inkomensafhankelijke huurverhoging, de verhuurderheffing, de aanpassing van het woningwaarderingssysteem en de Herzieningswet woningcorporaties. De herzieningen buitelen bijkans over elkaar heen. Niet voor niets vraagt de Europese Commissie in de aanbevelingen van 2014 ten aanzien van de huurmarkt om de effecten te monitoren in termen van de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van sociale huurwoningen voor de lage inkomensgroepen. Ik denk dat ik de vraag hoe het kabinet dat gaat doen, beter aan minister Blok kan stellen. Als de hier aanwezige bewindslieden daar iets over kunnen zeggen, hoor ik het echter graag.

Ten aanzien van de koopmarkt lijkt de regering echter niet van plan om, na de eerste voorzichtige beperking van de hypotheekrenteaftrek, nog maar iets te ondernemen. In de eerder genoemde Europese studie staat hierover: "since last year's NRP, the enthusiasm for further reforms has waned significantly. The implementation of reforms has not been stepped up as recommended, even though the economic outlook has improved and the housing market has stabilised." Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerdere aanbeveling wordt herhaald: zodra de economische situatie dit toelaat moet de hypotheekrenteaftrek verder worden beperkt. Ik vraag het nog maar eens: is de regering van plan die aanbeveling op te volgen? Zo ja, wanneer mogen wij voorstellen daarvoor tegemoet zien? Zo nee, waarom niet? Hoe communiceert de regering hierover met de Europese Commissie en de andere landen? Geeft de regering volmondig toe dat Nederland weigert deze aanbeveling uit te voeren? Hoe kan Nederland andere landen aanspreken op het nakomen van aanbevelingen als het zelf weigert een aanbeveling uit te voeren?

Met de hypotheekrenteaftrek zijn we bij het belastingstelsel terechtgekomen. Iedereen is het er over eens dat het nodig is om het belastingstelsel te hervormen. Iedereen is het er over eens dat het eenvoudiger moet. En iedereen is het er over eens dat de belasting op arbeid omlaag moet. Maar dan hebben we het ook wel ongeveer gehad met de eensgezindheid. Hoewel er van alle kanten hard geroepen wordt dat de discussie over een nieuw belastingstelsel moet plaatsvinden zonder taboes, volgt al snel het ene njet na het andere. Mede naar aanleiding van de publicatie van Thomas Piketty — hij is vandaag al vaker genoemd — spitst de onenigheid zich momenteel vooral toe op het belasten van vermogens. Ik had, eerlijk gezegd, begrepen dat PvdA en VVD het er nog wel over eens waren dat het reële rendement op vermogens belast moet worden en niet het fictieve rendement. De heer De Grave wilde hier zojuist echter geen uitsluitsel over geven, dus misschien had ik het mis. In de discussie over de vraag of er een progressief tarief moet komen, staan beide partijen evenwel tegenover elkaar. Het is voor ons duidelijk dat de PvdA en de VVD er niet in slagen om een gezamenlijke toekomstvisie op het belastingstelsel te formuleren. Niet voor niets wordt de kabinetsreactie op het rapport-Van Dijkhuizen keer op keer vooruitgeschoven en gaat het kabinet nu vooral input verzamelen en met iedereen in gesprek. Wie houdt het kabinet hiermee voor de gek? Het is toch duidelijk dat deze coalitie het niet eens zal worden over de hervorming van het belastingstelsel? Of zien deze bewindslieden, beiden van een andere coalitiepartij, wel mogelijkheden om tot substantiële aanpassingen te komen waar beide partijen zich in kunnen vinden en waarvoor een meerderheid gevonden kan worden in het parlement? Zou er wellicht toch een begin gemaakt kunnen worden met in ieder geval het minder belasten van arbeid en het belasten van het reële rendement op vermogen? Ik hoor het graag.

Ik wil een enkele opmerking maken over belastingontwijking en het Nederlandse belastingklimaat. Ik heb er vaker over gesproken en voelde mij eerder vaak een roepende in de woestijn. In Nederland was immers geen sprake van het faciliteren van belastingontwijking, maar van het scheppen van een fiscaal gunstig vestigingsklimaat. Waar het één overgaat in het ander is niet alleen een kwestie van wat mag, maar ook een kwestie van wat ethisch en moreel aanvaardbaar is. Het wordt echter drukker in de woestijn. De roep om belastingontwijking aan te pakken wordt steeds luider en komt uit steeds meer monden. Nederland is daarbij ook onderwerp van kritiek. Zo is daar het voorlopige oordeel van de Europese Commissie dat de belastingdeal van Nederland met Starbucks mogelijk ongeoorloofde staatssteun is.

Mijn fractie is blij met deze toegenomen aandacht. Zij is er ook blij mee dat de houding van het kabinet langzaam wijzigt. Het probleem werd eerst ontkend. Nu wordt het echter ook door de regering gezien, toch? Ik vraag dit maar even voor de zekerheid. Er worden kleine stappen gezet om belastingontwijking tegen te gaan, bijvoorbeeld door het stellen van substance-eisen aan brievenbusmaatschappijen. Daar mag van ons echter wel een tandje bij. Maar zit dat er bij deze regering in?

Wanneer we in het Nederlandse parlement spreken over maatregelen om belastingontwijking tegen te gaan, wordt ons steeds voorgehouden dat dit alleen in internationaal verband zou kunnen, omdat bedrijven zich anders zullen vestigen in landen die wel een gunstig belastingklimaat handhaven. Wij horen echter ook dat Nederland in de internationale arena de harmonisatie van belastingregels tegenwerkt. Zo lezen wij dat Nederland in OESO-verband dwarsligt bij herziening van de innovatiebox. In de Ecofin ligt Nederland dwars bij de algemene misbruikbepaling in de moeder-dochterrichtlijn. Bovendien leeft het kabinet de aangenomen motie-Klaver over inspanning in Europa voor een openbaar register van uiteindelijk belanghebbenden van vermogens niet na. Kunnen de bewindslieden hier opheldering over geven? Welke maatregelen kan en wil Nederland zelf nemen om belastingontwijking verder tegen te gaan? Welke maatregelen zouden er in internationaal verband genomen kunnen dan wel moeten worden? Hoe gaat Nederland zich inzetten om op internationaal vlak daadwerkelijk vooruitgang te boeken? Steunt Nederland Commissievoorzitter Juncker die het voorstel om de berekening van de winstbelasting in Europa te uniformeren, nieuw leven in wil blazen? Zien de bewindslieden ook mogelijkheden voor Europese afspraken over de grondslag van en mogelijk zelfs de tarieven voor de vennootschapsbelasting? En hoe staat Nederland tegenover het aangekondigde voorstel dat lidstaten verplicht om informatie over hun speciale belastingregelingen voor bedrijven met elkaar te delen? Is Nederland bereid om eventueel mee te doen met een kopgroep van welwillenden op dit gebied? Juncker noemde die kopgroep ook al.

Ik sluit af met enkele woorden over de financiële sector. De misstanden binnen deze sector hebben mede ten grondslag gelegen aan de economische crisis. Ze hebben de staten en daarmee de burgers veel geld gekost. Inmiddels is zowel in Europees verband als in Nederland een groot aantal maatregelen getroffen om de financiële sector te beteugelen en om te voorkomen dat risico's worden afgewenteld op de staat. Onze minister van Financiën heeft hierin veel gedaan en voor elkaar gekregen. Ik complimenteer hem daar graag mee. De vraag die ik hem wil voorleggen is of hij gelooft dat het genoeg is. Is er, mede naar aanleiding van alle maatregelen, echt iets veranderd in de financiële sector qua houding en gedrag? Is het risico dat er te veel risico wordt genomen echt ingedamd? Of is alles min of meer bij het oude gebleven en is er eigenlijk niets geleerd, zoals Ewald Engelen stelt in zijn boek De schaduwelite? En hoe zit dit bij sectoren die geen onderdeel vormen van de financiële sector, maar waarin wel enorme risico's genomen kunnen worden, al dan niet met overheidsgeld? Wat gebeurt er als ziektekostenverzekeraars, universiteiten, woningcorporaties "too big to fail" worden? Hoe voorkomen wij dat dit gebeurt?

Ik ben mij ervan bewust dat ik in mijn beschouwingen niet volledig ben geweest. Op enkele punten heb ik geprobeerd iets meer de diepte in te gaan. Ik kijk uit naar de beantwoording van de bewindslieden.