Plenair Meijer bij behandeling Wet natuurbescherming



Verslag van de vergadering van 8 december 2015 (2015/2016 nr. 11)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 17.48 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Meijer i (SP):

Voorzitter. Ik ga meteen van start, want ik heb begrepen dat we achterlopen. Allereerst feliciteer ik de heren Van Kesteren en Verheijen met hun maidenspeech. Ook feliciteer ik onze nieuwbakken staatssecretaris, die deze prachtige portefeuille mag gaan beheren.

Het is natuurlijk een heel mooi uitgangspunt dat het wetsvoorstel Natuurbescherming tot doel heeft zaken samen te voegen en overzichtelijk te maken. Nog mooier was het geweest wanneer het doel, en ook de werking van de nieuwe wet was geweest dat de natuur er echt bij gebaat was en er in kwaliteit op vooruitging. Daar is de SP fractie nog niet gerust op. De Raad van State merkte niet voor niks op: "Daarbij is van belang dat de natuurbescherming in de afgelopen decennia niet zodanig effectief is gebleken dat de natuur in Nederland momenteel in een gunstige staat verkeert en de instandhouding van soorten en habitats is verzekerd." Daar wordt nog aan toegevoegd: "Reeds bij ongewijzigd beleid is het de vraag of Nederland in de toekomst aan de internationale en Europese doelstellingen zal voldoen." Dat is nogal wat. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom hij niet de gelegenheid heeft aangegrepen om juist een kwaliteitsslag te maken?

Provincies en gemeenten worden verantwoordelijk voor de bescherming van de natuur. Het staat mooi opgeschreven: ieder maakt een plan. Maar ja, als je al die plannen op een hoop veegt, dan heb je natuurlijk nog geen nationaal beleid. Sterker nog, ik vermoed dat de versnippering ons juist in de weg kan gaan zitten. Dieren trekken zich natuurlijk niks aan van bestuurlijke grenzen. Die foerageren bijvoorbeeld in Friesland, broeden in Drenthe en trekken vervolgens via Noord- en Zuid-Holland en Zeeland naar het zonnige Zuiden. Het zou toch al te zot zijn als ze in verschillende provincies verschillend behandeld worden? Mijn fractie vreest dat dit problemen gaat opleveren, want het ontbreekt aan duidelijke landelijke kaders die ervoor zorgen dat het beleid tussen provincies goed wordt afgestemd en dat de kwaliteit van het beleid wordt geborgd. Ook de monitoring van de in de rijksvisie beschreven doelen ontbreekt. Natuurlijk zijn er ook vragen over de implementatie. Het doel van het wetsvoorstel Natuurbescherming is een vereenvoudiging, maar voor een daadwerkelijke vereenvoudiging is een goede implementatie noodzakelijk. Heeft de staatssecretaris deze geborgd?

Dit is al de zoveelste decentralisatie. Je kunt je natuurlijk afvragen of je die de lagere overheden wel moet aandoen. Er wordt steeds meer over de schutting gegooid, maar kunnen we ervan uitgaan dat zij deze taken ook aankunnen? Uit de zevende voortgangsrapportage van het Groot Project Ecologische Hoofdstructuur blijkt dat er voor het eerst sinds wij natuurbeleid hebben, minder natuur is. Het areaal natuur is gekrompen met 1.384 hectare. Hebben de provincies voldoende financiële middelen om hun taken naar behoren uit te voeren? Ook deze decentralisatie gaat immers gepaard met minder financiële middelen, terwijl je ook hierbij kunt verwachten dat er transitiekosten zijn. Het klinkt natuurlijk mooi dat verwacht wordt dat er minder kosten gemaakt zullen worden vanwege de vermindering van de lastendruk, maar weegt dit wel op tegen de eveneens verwachte toename van de toezichts- en handhavingskosten? Is er voldoende "groen in het veld" om voor adequate handhaving te zorgen? Kan de staatssecretaris ons verzekeren dat er voldoende toezicht en handhaving zal zijn? Hij kan …

De voorzitter:

Mijnheer Dercksen.

De heer Dercksen i (PVV):

U had mevrouw Meijer ook haar zin mogen laten afmaken, voorzitter.

De voorzitter:

De zin was af, op mijn papier.

De heer Dercksen (PVV):

Ja? Oké. Dan hebben we daar een verschillende interpretatie van. Mevrouw Meijer zegt dat er minder natuur is gekomen. Ik vraag me dan het volgende af. Er zijn in de afgelopen jaren met de ehs miljarden uitgegeven aan wat ik soms wel "de tekentafelnatuur" noem: allerlei gebieden die zijn aangekocht. Ik weet niet hoeveel hectares er zijn aangekocht, maar op provinciaal niveau zijn er volgens mij tienduizenden, honderdduizenden vierkante meters grond aangekocht. Landbouwbedrijven zijn aan het begin van de ehs opgekocht om natuur te realiseren. Hoe kan mevrouw Meijer nu zeggen dat er minder natuur is? En waar is dat geld dan wél in gaan zitten?

Mevrouw Meijer (SP):

Misschien zou u dat moeten vragen bij het groot project ehs, want in de voortgangsrapportage daarvan staat het. Daarin heb ik het gelezen. Dat er 1.384 hectares minder natuur is, kan ik niet helpen. Dat zou de heer Dercksen misschien bij anderen moeten vragen.

De heer Dercksen (PVV):

Laat ik mijn vraag dan anders formuleren: wat is dan de conclusie van mevrouw Meijer zelf als zij die getallen leest? Als ik die getallen lees, dan denk ik: er is iets misgegaan, want we hebben miljarden uitgegeven om een heleboel landbouwgrond te kopen en om te zetten naar natuur en natuurontwikkeling, maar at the end of the day staat in de ehs-voortgangsrapportage dat we minder natuur hebben. Dan gaat er iets niet goed. Ik probeer die cijfers te interpreteren en denk dan: wat is er misgegaan? Ik hoop dat mijn collega's zich dat ook afvragen.

Mevrouw Meijer (SP):

Ik dank de heer … natuurlijk voor zijn vraag, maar …

De voorzitter:

Dercksen.

Mevrouw Meijer (SP):

Ja, Dercksen. Sorry. Ik ben slecht met namen vandaag. Dat spijt me echt. Ik dank de heer Dercksen voor zijn vraag. Ik zou willen dat we goed geïntegreerd natuurbeleid hebben. Nationaal beleid zou wat mij betreft een heel goed idee zijn, omdat ik net in mijn bijdrage al zei: als we het gaan versnipperen en het bovendien gepaard laten gaan met minder financiën, dan kan het er allicht niet beter op worden. In de verschillende rapportages zie ik dat we minder hectares natuur hebben en dat de verwachting ook nog is dat we Europese en andere internationale doelstellingen niet eens gaan halen, laat staan onze eigen normen. Dan denk ik dat we het misschien niet op de juiste manier aanpakken. Ik zou dus niet zeggen: laten we er minder geld of minder aandacht aan besteden. Ik zou juist zeggen: laten we het goed doen. Dat pleidooi probeer ik hier te voeren.

Ik ga verder met mijn betoog, daar waar ik was gebleven. Kan de staatssecretaris ons verzekeren dat er voldoende toezicht en handhaving zal zijn? Kan hij tevens verzekeren dat er geen sprake zal zijn van een verslechtering van de kwaliteit? Dit laatste vraag ik nadrukkelijk, omdat er met dit wetsvoorstel een aantal beschermde gebieden zijn die geen Natura 2000-gebied zijn en straks wellicht ook geen bescherming meer hebben. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan Bronnenbos De Refter, de terreinen van Boswachterij Groesbeek en Buitenplaats Vosbergen. De heer Van Vollenhoven heeft in zijn advies aandacht gevraagd voor deze gebieden. Mevrouw Vos noemde dat net ook in haar bijdrage. Kan de staatssecretaris de toekomst van deze gebieden schetsen? Is er misschien een overgangsbeleid? Wordt gemonitord wat er gebeurt met de voormalige beschermde natuurmonumenten? Natuurlijk word ik hiervan graag op de hoogte gehouden. Of, misschien nog wel beter: misschien is de staatssecretaris bereid om het advies van Van Vollenhoven te volgen om deze rijksnatuurmonumenten te handhaven, die met eerdere wet- en regelgeving werden aangewezen, en deze te bundelen in nationale parken.

Ook hier staat of valt een goede uitvoering van de wet met de expertise bij de lagere overheden. Hoe wordt de aanwezigheid van die expertise zeker gesteld? Overheden moeten zelfstandig beoordelen of een plan of project wel of niet doorgang kan vinden. Hoe wordt verzekerd dat zij dat vakkundig kunnen beoordelen?

De Wet natuurbescherming neemt Europese regelgeving als uitgangspunt. Volgens het kabinet verzekert de Europese regelgeving een hoog beschermingsniveau, hoger dan de bescherming die voor de totstandbrenging van de Europese kaders werd geboden door de nationale wetgeving. De nationale kop gaat er dus af, behalve als er geen specifieke bescherming is voorzien in de Europese regelgeving. Echter, ik wil van de staatssecretaris weten wat ons belet om meer ambitie aan de dag te leggen. Dat moet toch ook op nationaal niveau kunnen?

De Vogel -en Habitatrichtlijn is op dit moment onderhevig aan de Regulate … — ik wist dat ik hierop mijn tong zou breken! — aan de "Regulatory Fitness and Performance Programme"-check van de Europese Commissie. De SP-fractie vreest dat bij deze herziening het beschermingsniveau omlaag zal gaan, omdat dit de administratieve lasten vermindert. Deelt de staatssecretaris deze zorgen? Gaat hij zich in Brussel hardmaken om dit niet te laten gebeuren?

Europese en internationale natuurbeschermingsrichtlijnen zijn de basis voor natuurbescherming, die voor alle lidstaten van belang is. Maar hiermee ontstaat dus wel de laagste gemeenschappelijke deler. Om biodiversiteitsdoelen te kunnen halen is het absoluut nodig om meer te doen dan dat, en landen moeten dat dus op nationaal niveau kunnen nastreven. Zonder extra nationale beschermingsambities kunnen internationaal verplichte natuurdoelen niet duurzaam gerealiseerd en behouden worden. Graag zie ik dat de staatssecretaris hier uitgebreid op ingaat.

Ik kom toe aan mijn volgende punt: de faunabeheerplannen, de faunabeheereenheden en natuurlijk de jacht. Via de U-bocht van het amendement van de VVD en de PvdA in de Tweede Kamer is het de jager weer een stuk gemakkelijker gemaakt. De PvdA heeft hier een kernpunt uit haar verkiezingsprogramma geschrapt om coalitiepartner VVD te behagen, en dat terwijl er een ruime meerderheid voor het stoppen van de plezierjacht was. Dieren worden dus het slachtoffer van een politieke deal die volstrekt onnodig was. Ik ben toch maar blij dat ik dat niet hoef uit te leggen aan mijn kiezers of achterban! Het overleggen van gegevens vooraf komt nu te vervallen, omdat dit te veel administratieve rompslomp en lastendruk met zich mee zou brengen.

Hiermee wordt volgens mijn fractie een probleem aangekaart dat er helemaal niet is. Immers, diverse groepen — de jagers niet in de laatste plaats — doen aan tellingen. We mogen gerust veronderstellen dat we behoorlijk dicht bij de waarheid zitten als we uit die tellingen concluderen hoeveel dieren er in een bepaald gebied rondlopen of rondvliegen. Dan kun je ook kijken of dit te veel, te weinig of precies genoeg is, en wat je zou moeten doen of laten om een redelijke wildstand te bereiken of te handhaven. Kort gezegd: de gegevens zijn er of ze zijn bij elkaar te halen. Nu moeten ze nog openbaar gemaakt en controleerbaar worden. Dat lijkt me niet direct een enorme lastendruk. Toch heeft de goedkeuring vooraf het afgelegd tegen de verantwoording achteraf.

In principe was de SP graag hierin meegegaan, omdat ook mijn fractie waarde hecht aan vertrouwen en het nemen van verantwoordelijkheid. Dan moet echter wel aannemelijk zijn dat degene die verantwoording aflegt, dat ook naar eer en geweten zal doen. Nu is mijn fractie daar nog niet van overtuigd. Faunabeheereenheden zullen vooral bestaan uit jagers, die zichzelf moeten controleren. Als de jager mag bepalen hoeveel dieren er in een gebied leven, en hoeveel er dus mogen worden afgeschoten, dan worden zij de politieman, de officier van justitie, de rechter en de beul ineen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

In de vele debatten aan de overkant is gewisseld dat er ten minste twee afgevaardigden van maatschappelijke organisaties in de faunabeheereenheden moeten zitten die tot doel hebben het behartigen van een duurzaam beheer van populaties van in het wild levende dieren in de regio waartoe het werkgebied van de faunabeheereenheid behoort. Dat is de schaamlap — ik herhaal: de schaamlap — waarmee men weg dacht te komen, waarvoor de PvdA dus de meerderheid tegen de plezierjacht overboord zette. Als dat voorstel nu nog wat voorstelde, dan was het wellicht nog te verdedigen. Volgens mijn fractie echter zegt het nog helemaal niks over de uiteindelijke samenstelling van deze eenheden, laat staan dat we mogen aannemen dat deze afgevaardigden ook daadwerkelijk enige invloed kunnen doen gelden. Immers, een dierenbeschermer in het gezelschap van een overmacht aan jagers is natuurlijk geen gebalanceerde samenstelling.

Vooralsnog heeft de staatssecretaris niet anders gedaan dan melden dat de provincies verantwoordelijk zijn voor de samenstelling van de faunabeheereenheden, maar daarmee is mijn fractie niet tevreden. Ik wijs in dit verband op het voorstel dat door mijn collega Smaling in de Tweede Kamer is ingediend en dat ik bij de staatssecretaris van harte wil aanbevelen. Het voorstel behelst dat de beheereenheden voor een derde deel uit belanghebbenden, voor een derde deel uit wetenschappers en voor een derde deel uit terreinbeheerders zullen bestaan. Het zou ons een beter gevoel geven als de beheereenheden op deze manier meer divers van samenstelling zijn. Ik overweeg om hierover een motie in te dienen, zo geef ik de staatssecretaris alvast mee. Maar natuurlijk hoop ik dat hij tegemoet zou willen komen aan het gevoel dat toch breed in deze Kamer leeft. Ik nodig hem van harte uit om ons duidelijk te maken waarom de maatschappelijke organisaties überhaupt zouden moeten toetreden tot de fbe's, wat ze daar in de melk te brokkelen krijgen en wat de dieren erbij zullen winnen. Ik geef hem van tevoren mee dat hij bij mij niet wegkomt met wijzen naar de provincie.

Ik blijf nog even bij de jacht en het vermeende nut ervan. Want het komt op mijn fractie over alsof het nu eenmaal een gegeven is dat er geen andere mogelijkheden zijn om iets te doen tegen schade en overpopulatie. In plaats van de jacht te beschouwen als laatste redmiddel, wordt nu aangenomen dat beheerjacht nu eenmaal moet. Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat beheerjacht de nieuwe plezierjacht wordt als er onvoldoende gekeken wordt naar andere manieren om een goede wildpopulatie tot stand te brengen en te behouden. Zo zei professor Keulartz van de Radboud Universiteit in onze deskundigenbijeenkomst dat juist de jacht zorgt voor een onbalans. Door bejaging gaan de dieren meer nakomelingen produceren, die vervolgens weer worden afgeschoten, terwijl rust ervoor zorgt dat de balans terugkeert. Wie ben ik om aan zijn woorden te twijfelen? Graag wil ik van de staatssecretaris horen hoe hij hierover denkt en ook of hij het met de SP eens is dat eerst gekeken moet worden naar diervriendelijke manieren van verjaging alvorens het geweer erbij te halen. Ook hiervoor ben ik best bereid om met voorstellen te komen.

Ik kom aan het slot van mijn betoog. Ik wil de staatssecretaris nog één ding meegeven. In 2008 heeft deze Kamer de motie-"bufferzone" van mijn voorganger Smaling aangenomen. Hierin staat onder andere dat we streven naar bufferzones rondom Natura 2000-gebieden waarin geen intensivering van landbouw plaatsvindt en stimulerende maatregelen genomen worden voor op ecologische leest geschoeide landbouw en streekeigen productie. Dat was een mooie motie, die het ruimschoots in deze Kamer haalde en daarna in de onderste bureaulade verdween. Ik denk dat deze staatssecretaris, die pas onlangs deze portefeuille overnam, er goed aan doet om deze motie eens goed tot zich te nemen en creatief te kijken naar een goede uitvoering. Het zou mooi zijn voor onze kwetsbare natuur, waarover ik in het begin van mijn betoog al zei dat het maar de vraag is of we onze doelen of zelfs de minimumeisen gaan behalen.

Ik rond af met de conclusie van mijn fractie. We krijgen nog geen warm gevoel van dit wetsvoorstel. De jacht is een groot bezwaar en we vinden dat dieren niet overgeleverd moeten worden aan twee partijen die er een politieke koehandel van hebben gemaakt. Als we er zeker van zijn dat de samenstelling van de faunabeheereenheden ertoe leidt dat er daadwerkelijk sprake is van een degelijk beheer, zouden we daarmee kunnen instemmen. Een ander punt is de bescherming van kwetsbare gebieden. We moeten toewerken naar een verbetering en zeker geen verslechtering. Verder is nog niet duidelijk of de lokale overheden zijn toegerust op hun taak en kunnen borgen dat er voldoende gehandhaafd wordt. Ook blijven er natuurlijk nog vragen over het geld. Kortom, de SP vindt het een gemiste kans dat er niet meer gewerkt wordt aan een kwaliteitsverbetering en is erg teleurgesteld in de politieke ruilhandel waar de dieren het slachtoffer van worden. Maar deze staatssecretaris, die dit dossier ook maar geërfd heeft, verdient natuurlijk wel een kans. We kijken dus met belangstelling uit naar zijn beantwoording.