Plenair Barth bij behandeling Goedkeuring en uitvoering Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap



Verslag van de vergadering van 12 april 2016 (2015/2016 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Barth i (PvdA):

Voorzitter. Dit is voor Nederland een historische dag. Wat zou het mooi zijn als vandaag, na tien jaar van voorbereiding en discussie, hier in de Eerste Kamer het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap door Nederland geratificeerd zou worden. Ik zeg met opzet "vandaag", omdat wij het goed zouden vinden als alle mensen die vandaag letterlijk in ons midden zijn om de behandeling van het verdrag hier mee te maken, niet nog een week zouden hoeven wachten op een eindoordeel van deze Kamer, vanzelfsprekend na een goed debat met de staatssecretaris. Ik ga er geen cliffhanger van maken: aan de PvdA-fractie zal het niet liggen. Wij zullen met grote vreugde onze steun geven aan het verdrag en aan de uitvoeringswet. Het gehandicaptenverdrag, zoals het in de wandelgangen is gaan heten, is een mensenrechtenverdrag. Het verklaart reeds bestaande burgerlijke, politieke, sociale, economische en culturele rechten uitgewerkt van toepassing op mensen met een beperking en beschrijft wat nodig is om die rechten ook te realiseren. Het doel van het verdrag is, aldus artikel 1, "het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen". Daarmee is het verdrag een belangrijke stap in het bouwen aan een inclusieve samenleving en aan de emancipatie van mensen met een beperking. Daarvan zijn er in Nederland alleen al miljoenen. Dat zij, net als ieder ander, gelijkwaardig en volwaardig kunnen deelnemen aan onze samenleving, als trotse en vrije mensen, zit in het hart van de sociaaldemocratie.

In de Tweede Kamer is stevig en soms zelfs scherp gedebatteerd over de kern van het verdrag en met name over de uitvoeringswet, zowel onderling als met de staatssecretaris. Uiteindelijk heeft men daar gelukkig elkaar en de regering gevonden in een gezamenlijke doelstelling en uitvoeringsstrategie. Van deze kant van het Binnenhof bezien, lagen de standpunten aan de overkant in wezen niet ver uit elkaar. Men deelde het streven naar een meer inclusieve samenleving waarin alle mensen de ruimte krijgen om zich te ontplooien en een zinvolle, passende invulling te geven aan hun leven. De discussie ging, als ik het goed begrepen heb, over de beste weg waarlangs dat gedeelde doel kan worden bereikt. Daar is uiteindelijk consensus over bereikt, die onze fractie deelt. Het amendement-Van Dijk c.s. in combinatie met het subamendement-Van der Staaij/Keijzer, kan de toets der kritiek prima doorstaan, zowel inhoudelijk als wetstechnisch.

Onze fractie dringt er wel bij de regering op aan om nu spoedig het facultatief protocol te bekrachtigen, dat het voor mensen mogelijk maakt om in geval van niet-naleven van het verdrag na uitputting van alle nationale mogelijkheden rechtstreeks een klacht in te dienen bij het VN-comité voor de rechten van personen met een beperking. Deze Kamer heeft daarover in maart 2014 de motie-Strik aangenomen, die door de PvdA-fractie mede was ondertekend. Wij vonden toen al dat dat facultatief protocol door Nederland moest worden omarmd. We zijn nu twee jaar verder en er is niets gebeurd. We vragen de staatssecretaris of hij kan aangeven waar deze traagheid toch vandaan komt. Waarom legt de Nederlandse regering zulke aarzeling aan de dag? Heb ik goed begrepen dat dit samenhangt met onzekerheid over wat de ondertekening van het facultatief protocol in de rechtsgang betekent? Als dat zo is, snap ik het niet helemaal. Er is in de ogen van onze fractie geen enkele reden om te twijfelen aan de waarde en de kracht van het Nederlands recht of het Nederlands klachtrecht. Ondertekening van het protocol zal daarom naar onze inschatting in de praktijk niet veel verschil maken, maar de symbolische waarde is wel groot. Het laat zien dat Nederland voluit deel wil uitmaken van het internationale commitment aan dit verdrag en alles wat daarmee samenhangt. En symbolen doen ertoe, zeker als het gaat om de emancipatie van groepen mensen. Wij geloven niet in het stapelen van moties, dus de boodschap die wij het kabinet vandaag willen meegeven, is helder: de motie-Strik dient te worden uitgevoerd. Graag krijg ik daarop een reactie van de staatssecretaris.

Over de interpretatieve verklaringen bij het verdrag heb ik een goed gesprek gehad met vertegenwoordigers van de Alliantie, bestaande uit Ieder(in), Per Saldo, de Vereniging LFB, de Coalitie voor Inclusie en het Landelijk Platform GGz. In de Alliantie blijkt men de hoogte van het aantal interpretatieve verklaringen bij het verdrag te ervaren als beknibbelen; een uiting van het niet van harte onderschrijven van alle uitgangspunten en onderdelen van het verdrag door de Nederlandse regering. Graag krijg ik daarop vandaag een reactie van de staatssecretaris. Kan hij dat gevoel van onbehagen bij de Alliantie wegnemen? Het zou heel vervelend zijn als op deze mooie dag bij sommige betrokkenen het gevoel zou blijven hangen dat er bij de interpretatieve verklaringen addertjes onder het gras zitten. Daarom heb ik de interpretatieve verklaringen ook zelf stuk voor stuk goed bestudeerd. En ik moet eerlijk zeggen: ik heb geen addertjes gevonden. Het zou heel goed kunnen dat acht interpretatieve verklaringen van Nederlandse zijde bij een VN-verdrag aan de hoge kant is, maar ik begrijp ze alle acht. Het zijn vooral uitingen van normen, waarden en ethische inkleuringen door Nederland van thema's waarover het denken in ons land soms fors verschilt van dat in andere staten. De conclusies die de regering inzake deze thema's heeft getrokken, onderschrijft mijn fractie stuk voor stuk. En wat ons betreft, impliceert dat geen enkele reserve ten aanzien van het verdrag. Integendeel. Het gaat wel om het beschermen van soms typisch Nederlandse of Noordwest-Europese verworvenheden. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij dat met ons eens is.

Het verdrag nodigt ook uit tot het doordenken van wat een inclusieve samenleving behelst. De staatssecretaris gaat daar in de memories van toelichting terecht uitvoerig op in. Een samenleving waarin de waarde van ieder mens gezien wordt en waarin iedereen volwaardig mee kan doen, vormt de kern van de idealen van de PvdA en van dit kabinet. De staatssecretaris legt in de memories van toelichting een relatie tussen dat ideaal en de algemene beginselen van het verdrag: non-discriminatie, participatie, gelijke kansen, toegankelijkheid, respect voor inherente waardigheid en persoonlijke autonomie. Het zijn stuk voor stuk belangrijke waarden, die voor ieder mens vanzelfsprekend zouden moeten zijn, ook, of juist, voor mensen met beperkingen. Iedereen begrijpt dat dit met de ratificatie van het verdrag niet in één klap in ons land gerealiseerd is. Tussen droom en daad zitten straks misschien geen wetten meer in de weg, maar wel tal van meer of minder praktische bezwaren. Daarop zou ik graag wat dieper ingaan.

Dit verdrag is wat ons betreft ook een symbool van de vernieuwing van de verzorgingsstaat die door dit kabinet in gang is gezet. Nog niet zo heel lang geleden gold het als goede zorg voor mensen met een beperking als zij in passende instellingen werden opgenomen en hun hele leven lang in afzondering doorbrachten, samen met andere mensen met dezelfde beperking. In het zorgjargon noemen we dat: op een bed liggen. En dat moeten we vooral niet overdrachtelijk zien. Oude foto's van Nationale Vereniging de Zonnebloem, waarvan ik jaren voorzitter ben geweest, tonen hoe in die tijd mensen met een fysieke beperking in kraakwit opgemaakte bedden op wieltjes werden rondgereden door de Efteling of de Keukenhof. Gaandeweg is het inzicht ontstaan, niet in het minst door inspanningen van de betrokken mensen zelf, dat dit niet de best denkbare zorg is, hoewel gedaan vanuit de beste bedoelingen.

Als gezonde mensen hun medemens met een beperking vooral beschouwen als een object van zorg, nemen zij hen als medeburgers niet serieus. Mensen met een verstandelijke beperking worden er niet gelukkig van als hun leven wordt overgenomen door de regels en normen van anderen. Mensen met een psychische stoornis knappen er niet van op als ze langjarig weggestopt zitten in de bossen met honderden anderen die in de war of depressief zijn. Mensen in een rolstoel en mensen die slechtziend of slechthorend zijn, vinden het niet fijn om steeds om hulp te moeten vragen en dank je wel te moeten zeggen. Mensen met een beperking willen meestal precies hetzelfde als de meeste andere mensen: van een huis je thuis kunnen maken, een partner en vrienden hebben en een zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving door betaald werk of vrijwilligerswerk dat bij je past. Het is fijn als een ander voor je zorgt, maar het is veel bevredigender als je in staat wordt gesteld om voor jezelf te zorgen. Mensen met beperkingen willen midden in het leven staan en zich verbinden met anderen. Ze willen een volwaardig burger zijn, met rechten én plichten, uitgedaagd worden en het beste uit zichzelf kunnen halen. Ze willen meedoen en erbij horen als ieder ander. Daarom gaat de Zonnebloem tegenwoordig ook naar Lowlands, naar Ajax-PSV of naar Portugal. En er wordt niet langer zorg geleverd en dankbaarheid gevraagd, maar er worden gelijkwaardige en gezellige ontmoetingen gefaciliteerd tussen vrijwilligers en mensen met een beperking.

De tekst van het gehandicaptenverdrag staat bol van deze gedachtegang en dat maakt het voor de emancipatie van mensen met een beperking zo buitengewoon waardevol. Zo'n inclusieve samenleving komt er echter niet zonder wrijving of conflict. Als mensen met een beperking allemaal in een nette instelling verblijven — en Nederland was wereldkampioen "bedden in de zorg" — dan hoeven gezonde mensen in het dagelijks leven geen rekening met hen te houden. Als mensen met een beperking die instellingen uit komen en gewoon in de wijk gaan wonen, vergt dat iets van ons allemaal. Zeker, de beginselen die in het verdrag zijn opgenomen zijn van grote waarde, maar het bouwen van een inclusieve samenleving vraagt meer: empathie, flexibiliteit, zelfbeheersing, bescheidenheid, humor, geduld en misschien zelfs opoffering; geen begrippen die allemaal in de mode zijn op dit moment. Laat ik illustreren wat ik bedoel. Als ook mensen die slecht ter been zijn veilig elke weg moeten kunnen oversteken, moet het licht voor snelle auto's overal wat langer op rood, letterlijk, maar ook figuurlijk. We leven in een wereld waarin de snellen, slimmen en goedgebekten steeds luider en vanzelfsprekender hun plek opeisen, terwijl zij hun gezonde, slimme, jonge lichaam en geest ook maar cadeau gekregen hebben. Willen we werkelijk een inclusieve samenleving, dan zullen ook zij een beetje moeten willen inschikken. Dat lukt namelijk alleen als iedereen een steentje bij wil dragen: elkaar ruimte geven, een ander in zijn waarde laten en beseffen dat jouw vrijheid ophoudt waar die van een ander begint.

Dat zou op geen andere plek beter kunnen worden overgedragen dan in het onderwijs. Daar kunnen kinderen spelenderwijs leren wat het betekent om rekening te leren houden met elkaar en zich in te leven in een ander; leren om beperkingen heel gewoon te vinden. Juist in het onderwijs hebben we in Nederland, als het gaat om inclusiviteit, nog zo'n lange weg te gaan. Ik noem een voorbeeld uit de praktijk, waar er tientallen te beschrijven zijn, van een blinde leerling op een gewone basisschool die niet door kan naar groep 7, omdat de educatieve software waar de school mee werkt, niet meer om te zetten is naar haar eigen laptop. De Nederlandse markt is te klein en de school vindt het te ingewikkeld en te duur. Dus moet een kind op 10-jarige leeftijd ervaren dat voor haar de deuren dichtgaan. Veel ouders doen er alles aan om hun kind op een school uit de buurt te houden van andere kinderen die het niveau van het onderwijs in hun ogen misschien wel vertragen of zelfs verlagen. Zij zien de school als het beste middel om hun kind weerbaar te maken voor de ratrace van het volwassen leven. Maar als we erin slagen om ieder mens een eerlijke kans te geven, is er geen ratrace meer. Worden we daar niet allemaal beter van?

Ik begrijp heel goed dat we zo'n cultuuromslag, want dat vergt het, niet zomaar voor elkaar hebben. Toch heb ik een concreet verzoek aan de staatssecretaris. Hij schrijft dat hij snel aan de slag gaat met de uitvoering van het verdrag. Hij zal dat ambitieus doen en in dialoog met tal van betrokkenen, organisaties van mensen met een beperking, het bedrijfsleven en gemeenten. De onderwijsorganisaties zag ik daar niet bij staan. Wil de staatssecretaris hen, uiteraard in overleg met zijn collega's van OCW, expliciet bij het platform en het bestuurlijk overleg betrekken, zodat wij ons onderwijs in snel tempo inclusiever kunnen maken en wij onze kinderen van jongs af aan kunnen gaan leren wat het betekent om lid te zijn van een inclusieve samenleving, dat dit niet vanzelf gaat en vaak niet gemakkelijk is, dat dat schuurt en soms pijn doet, maar wel ontzettend de moeite waard is?

Dit VN-verdrag staat symbool voor het ideaal van een wereld waarin er plek is voor iedereen en ieder mens evenveel waarde heeft. Om dat te realiseren zal iedereen een bijdrage moeten leveren. De wereld wordt daar ook voor iedereen mooier van. Laten we vanaf morgen aan het werk gaan, snel, want iedereen die hierbij betrokken is, is zo ongeduldig, terecht. Laten we aan het werk gaan om de idealen van dit verdrag te verwezenlijken. Maar eerst is het feest vandaag, niet alleen voor mensen met een beperking, maar voor ons allemaal!