Plenair Ganzevoort bij behandeling Goedkeuring en uitvoering Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap



Verslag van de vergadering van 12 april 2016 (2015/2016 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Het Verdrag inzake personen met een handicap is op 13 december 2006 aangenomen door de Verenigde Naties. Het is al gememoreerd. Nederland ondertekende het op 30 maart 2007. Dat was mooi vlot, maar dat was dan ook alles. Pas negen jaar later spreken we hier namelijk pas over de ratificatie en de uitvoering. Mijn fractie vindt dat eerlijk gezegd — ook dat mag gezegd worden op een mooie dag — beschamend en onbegrijpelijk. Wereldwijd gingen ons reeds 151 landen voor, waarvan 25 van de Europese Unie en onder meer vrijwel alle landen in Zuid-Amerika, Azië en een groot deel van Afrika. In 2010 trad ook de Europese Unie als geheel toe tot het verdrag en daarbij tekenden 85 landen, waarvan 21 leden van de Unie, ook het facultatieve protocol, maar daarover straks meer.

Dat roept toch de vraag op waarom het zo lang geduurd heeft. Als reden is aangevoerd dat de regering eerst wil onderzoeken wat de juridische en economische consequenties zouden zijn. Inderdaad, onderzoek is altijd nuttig. Het juridisch rapport uit 2012 en het economisch rapport uit 2013 geven niet alleen enig inzicht, maar maken ook duidelijk dat het allemaal niet zo wereldschokkend is. Er is geen enkele reden om zo ver achter te lopen bij de rest van de wereld. Er is geen enkele reden om in het rijtje te willen staan met Libië, Wit-Rusland en de Centraal Afrikaanse Republiek. Hoe kijkt de regering daarop terug? Akkoord, met de kennis van nu, maar had het niet veel sneller gekund en gemoeten als we ideeën als participatie en inclusiviteit serieus willen nemen? Zeker omdat het verdrag geen nieuwe rechten in het leven roept, maar het bestaande mensenrechtenverdrag uitwerkt. Is de regering het met mijn fractie eens dat we daarmee mensen met een handicap onnodig lang hebben laten bungelen?

Het gaat ons hierbij niet zozeer om spijt over de vertraging, het gaat vooral over de vraag hoe de regering nu met gezwinde spoed alles gaat oppakken. Kan de regering concreet maken hoe het er vandaag voor staat met het plan van aanpak? Welke vliegende start is inmiddels gemaakt? Ik mag toch aannemen dat de regering niet echt negen jaar op haar handen heeft gezeten, maar inmiddels heel helder voor ogen heeft hoe deze uitgangspunten kunnen worden gerealiseerd. Het moet normaal worden dat we onze wereld inrichten op een manier waarop iedereen mee kan doen en niet dat we eerst de "normale" organisatie gaan realiseren en ons daarna pas af gaan vragen of we met "aanpassingen" moeten komen. Design for all als uitgangspunt. Natuurlijk is er dan begrip voor de grenzen en de mogelijkheden. Niet alle bestaande gebouwen zijn zomaar toegankelijk te maken. Soms betekent inclusiviteit voor de een minder ruimte dan voor de ander. Het gaat ons dus niet om rigide regelingen, maar wel om vanzelfsprekende ruimte voor mensen die allemaal verschillende mogelijkheden en verschillende beperkingen hebben. Het komt nu aan op daadkracht. Als de Kamer deze wet moet toetsen op uitvoerbaarheid, ligt voor mijn fractie de vraag vooral bij de wil om tot uitvoering over te gaan. Hoe zorgt de regering ervoor dat het verdrag niet weer in een la verdwijnt, met slechts één extra stempel van goedkeuring erop?

Ik zal in dit debat niet ingaan op de verdere praktische afwegingen en uitwerkingen. Dat debat hoort meer thuis in de Tweede Kamer, en is daar goed gevoerd. Als daar vragen over zijn, zal ik met heel veel interesse naar het antwoord luisteren. Ik wil enkele kwesties aansnijden die te maken hebben met de reikwijdte. De eerste betreft de koninkrijksbrede werking van de goedkeuringswet. We spreken hier namelijk over een rijkswet, waarmee het hele Koninkrijk in het geding is. Toch schrijft de regering in de memorie van antwoord dat Curaçao, Aruba en Sint-Maarten zich beraden op medegelding van dat verdrag. Hoe werkt dat? Hebben we straks een rijkswet die alleen in het land Nederland geldt? Wat doet de Koninkrijksregering eraan om het verdrag wel te laten gelden in het hele Koninkrijk? Welke gesprekken zijn erover gevoerd tussen de vier regeringen? Waar zit ook hier weer de vertraging in?

Maar misschien nog wel problematischer, in ieder geval als het gaat om de verantwoordelijkheid van dit huis, is dat de wet alleen voor Europees Nederland zal gelden. Terecht heeft het College voor de Rechten van de Mens daar stevige kritiek op geuit. Principieel is het ook volgens mijn fractie niet te verdedigen dat mensen met een handicap die op Bonaire, Sint-Eustatius of Saba wonen zijn uitgesloten van de werking van dit verdrag. Het college vraagt zich terecht af of het constitutioneel wel klopt, want volgens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden kan ervoor gekozen worden om regelgeving niet van toepassing te laten zijn op Caribisch Nederland indien sprake is van omstandigheden waardoor de eilanden zich wezenlijk onderscheiden van Nederland. Maar is dat hier het geval? In juridische zin zeker niet. Er wordt wel gewezen op de Wet gelijke behandeling die daar nog niet geldig is, maar dat is wel een heel magere grond. Voor zover er praktische belemmeringen zijn, is er des te meer reden om de achterstand zo spoedig mogelijk in te lopen. Ik begrijp dat het onderzoek naar de uitvoeringsmogelijkheden in juli van dit jaar gereed zal zijn, maar dat had natuurlijk eerder gekund en eerder gemoeten. Wij zien het als een morele verantwoordelijkheid om ook in Caribisch Nederland de rechten van personen met een handicap te waarborgen, niet alleen moreel, maar ook constitutioneel. Ik hoor graag van de regering in concreto wat het tijdpad zal zijn voor medegelding van het verdrag en voor implementatie. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen, want dit is voor ons echt een zwaar punt.

Er zijn ook vragen te stellen over de interpretatieve verklaringen die de regering op een achttal punten heeft afgelegd. In de kern komen die vragen hierop neer: wat bezielt de regering nou precies met deze verklaringen? Want het lijkt bijna op een poging om op een aantal punten de kracht van het verdrag in te perken, door een verkapt voorbehoud, zoals de Raad van State opmerkt. Is dat de bedoeling? Is het dan terecht om deze voorbehouden te maken en daarmee feitelijk onderscheid te creëren tussen mensen met en mensen zonder beperkingen? Ik krijg graag een specifieke toelichting bij de interpretatieve verklaringen bij artikel 10, over het ongeboren leven, artikel 23, over gezinsstichting en artikel 25, over vruchtbaarheidstechnieken.

Ik kom graag nog terug op het facultatieve protocol, behorend bij het verdrag. Dat maakt ruimte voor individueel klachtrecht. De helft van alle landen op de wereld heeft het inmiddels getekend en in een heel aantal gevallen ook geratificeerd. In 2014 heeft deze Kamer met een ruime meerderheid de regering al bij motie opgeroepen, haast te maken met de ratificatie. De toenmalige minister beloofde toen, de senaat te informeren over het tijdpad waarin de voorstellen tot ratificatie aan het parlement zullen worden aangeboden. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het verdrag hetzelfde gedaan. Toch komt de regering nu, twee jaar na die motie en die toezegging, in de memorie van antwoord niet verder dan te zeggen dat het facultatief protocol wordt bekeken in samenhang met de protocollen aangaande individueel klachtrecht bij het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten en het verdrag inzake de Rechten van het Kind. Geen woord over waarom dat nou weer zo lang duurt. Daarom onze ongeduldige vraag, waarom de regering zo talmt. Waar is ze bang voor? Is het vrees dat burgers nu de rechten van deze verdragen ook echt kunnen gaan inroepen? Kan de regering eens uitleggen wat het verschil is, waardoor bij andere verdragen dat individuele klachtrecht wel is aanvaard, zoals het College voor de Rechten van de Mens opmerkt, te weten het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, het Verdrag tegen Foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, het Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, het Vrouwenverdrag, en het Internationaal Verdrag inzake de Bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijningen? Wat maakt dit specifieke facultatieve protocol zo anders? Waarom is de koppeling aan die twee genoemde verdragen voor de regering zo belangrijk? Heel graag krijg ik een verhelderend antwoord van de regering, want het lijkt eerlijk gezegd op een ouderwets potje tijdrekken, dat gewoon haaks staat op de geest van het verdrag. Graag actie, want beide Kamers hebben inmiddels in meerderheid uitgesproken dat dat facultatieve protocol gewoon in werking moet treden.

Het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap verdient het om te worden goedgekeurd en uitgevoerd, niet vandaag, dat verdient het al heel erg lang. Het moet nu dan ook echt verder komen dan lippendienst aan participatie en inclusiviteit. Na negen jaar duimen draaien wordt het tijd dat ze echt aan de slag gaan. Dan kan de regering laten zien dat het haar wel degelijk ernst is. Ik zie uit naar de antwoorden.