Plenair Van Apeldoorn bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 22 november 2016 (2016/2017 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Ook wij danken natuurlijk de staatssecretaris en de minister voor hun uitvoerige beantwoording. Die heeft zeker een aantal zaken verhelderd. Maar over de staat van de Nederlandse economie en de relatie met het kabinetsbeleid, zullen wij het voor, noch na de verjaardag van de voorzitter eens worden. Verschillende cijfers laten inderdaad zien dat de economie eindelijk herstellende is, maar een patiënt die van de intensive care af mag, is nog niet per se beter. Dat geldt zeker voor onze economie, die naar ons oordeel niet alleen veel te lang op de intensive care heeft gelegen, maar daar ook nog eens de verkeerde behandeling heeft gekregen. Een belangenbehandeling die de kwaal alleen maar heeft verergerd. Maar uiteindelijk is de patiënt toch op eigen kracht en met hulp van buitenaf — denk aan de ECB en aan de aantrekkende wereldeconomie — van de intensive care afgegaan. Aan elke recessie komt een einde, ook aan zelf gecreëerde recessies. Dus we zitten nu in de postoperatieve verkoeverkamer. Vanuit het perspectief van de samenleving is die economie nog niet op orde. Wij hebben net een debatje gehad over de toenemende armoede en ongelijkheid. Ik denk dat de minister de cijfers uiteindelijk niet heeft bestreden, ook niet in het debat met collega Vos. Er is wel onenigheid over de vraag of het kabinet daar voldoende aan heeft gedaan of niet. Wij zijn nog steeds van mening dat het kabinet daar niet voldoende aan heeft gedaan.

Nog even iets over de laatste werkgelegenheidscijfers. Ik verwees naar een publicatie van het CBS. De minister zou daar voor de tweede termijn naar kijken. Ik neem aan dat hij dat nu gedaan heeft. Het is mooi dat de werkgelegenheid toeneemt, maar er zijn toch wat kanttekeningen bij te plaatsen. Ik heb het net nog even opgezocht. Het CBS schrijft letterlijk: "Het groeiend aantal banen komt nog steeds vooral voor rekening van uitzendkrachten". Ik ben het met de minister eens dat ook uitzendbanen mooie banen kunnen zijn in die zin dat mensen daar natuurlijk blij mee kunnen zijn, maar ze behelzen toch het risico van "zo gewonnen zo geronnen". Hier staat tegenover dat de sterkste daling plaatsvindt in de zorgsector. Misschien kan de minister toch nog eens reageren op deze cijfers van het CBS. Is hij het met ons eens dat het niet wenselijk zou zijn als de verhouding in groei tussen vast en flex omgekeerd zou zijn aan wat die op dit moment is, namelijk dat flex nog altijd veel sneller toeneemt dan vast?

Dan heb ik een vraag over hoe solide het financiële fundament van de Nederlandse economie nu is. Er is verwezen naar het WRR-rapport. Wij zien uit naar de reactie van het kabinet daarop. De minister heeft er al enkele dingen over gezegd, maar misschien kan hij er nog één puntje uitlichten. De WRR constateert in zijn rapport dat het beleid van de afgelopen jaren heeft geleid, en ik citeer uit het rapport "tot het verleggen van verantwoordelijkheden naar individuen en het via verzelfstandiging beleggen van publieke diensten bij semipublieke instellingen en dat dit heeft geleid tot onverantwoorde financiële risico's". Men verwijst daarbij naar het paradepaardje van het kabinet: de participatiesamenleving. Ik ben benieuwd of wij in de kabinetsreactie daarop een reactie van het kabinet kunnen vinden. Misschien kan de minister daar nu al iets over zeggen.

Dan kom ik bij de staatssecretaris. Het betreft de belastingontwijking. Bedankt voor de helderheid. Ik concludeer dat nu bevestigd is dat de opbrengsten van de aanpak van de belastingontwijking teruggegeven moeten worden aan het bedrijfsleven en dat de tarieven eigenlijk omlaag moeten, al moeten we geen discounter worden. In de optiek van de SP-fractie betekent dit dat er met de ene hand wordt geïnd wat de overheid eigenlijk al die jaren toekwam en dat dit met de andere hand weer wordt teruggegeven. Mijn vraag is wat wij daar dan per saldo mee opschieten.

Tot slot de noodzaak van investeren in duurzame groei en in de kwaliteit van onze samenleving. De heer De Grave vraagt of wij nu niet consistent moeten zijn en anticyclisch beleid moeten voeren, omdat het zo goed gaat met de economie, en dus nog verder moeten bezuinigen. Ik denk dat de analyse van de heer De Grave wat tekortschiet, want wij bevinden ons, ook volgens het CPB, nog steeds in een situatie van onderbesteding. Er is geen sprake van oververhitting van de economie. Kijk ook naar de lage inflatie.

Hoe het ook zij, ik heb betoogd dat Nederland een echte sociale en groene investeringsagenda nodig heeft na de kaalslag van de afgelopen jaren. Ook de Europese Commissie beveelt aan dat Nederland nu zou kunnen en misschien moeten kiezen voor additionele publieke investeringen. Maar wat gebeurt ons nu? De minister die de aanbevelingen van Brussel altijd zo graag ter harte neemt, zegt: ja, die bezuinigingen die van Brussel moesten, waren noodzakelijk en die hebben wij, hoewel niet van harte, toch al die jaren uitgevoerd. Nu de Commissie eindelijk zegt dat het tijd is om te investeren, geeft de minister niet thuis.

De heer Postema i (PvdA):

Was het maar waar dat het kabinet en ook vorige kabinetten de aanbevelingen van de Europese Commissie wat vaker ter harte zouden nemen. Dat zou tot een verdere afbouw van de hypotheekrenteaftrek kunnen leiden en allerlei ander goeds. Veel verbazingwekkender is uw adhesiebetuiging aan die voorstellen van de Commissie. Ik zou de heer Van Apeldoorn dan ook willen vragen of dat een garantie is voor de toekomst. Gaat hij dan in één keer tot het ja-kamp behoren?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik dank de heer Postema voor zijn vraag. De heer Postema moet goed naar mij luisteren. Mijn punt is niet dat wij in het algemeen adhesiebetuigingen aan de Commissie moeten geven. Ik denk dat wij elk voorstel vanuit de Commissie op zijn merites moeten beoordelen. Soms zitten er voorstellen tussen die zinnig zijn. Bepaalde aanbevelingen van de Commissie hebben wij eerder omarmd. Ons argument zou eerder zijn dat wij vinden dat de Commissie vaak het verkeerde beleid heeft gevoerd en voorgestaan, maar ook hier geldt: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ook in de Commissie, en eerder al in het IMF, is het inzicht doorgebroken dat de austerity, de bezuinigingspolitiek, misschien te ver doorgevoerd is en dat het nu tijd wordt voor meer investeringen. Wij zijn blij dat de Commissie dat ook constateert en wij zouden nog blijer zijn als ook anderen in deze Kamer en ook het kabinet dat met ons zouden constateren. De argumenten van de minister leiden voor mij tot de conclusie dat de geest van Colijn langzaam Brussel een beetje verlaten heeft en nu definitief bezit heeft genomen van deze minister. Ik weet niet of hij zich in dat beeld herkent. Het verbaast mij des te meer, omdat hij zo hamert op het feit dat het zo goed gaat met de Nederlandse economie. Als dat zo is, zou er dan geen ruimte zijn voor de broodnodige publieke investeringen? Volgens onze fractie is er inmiddels een brede consensus in Nederland, ook gedragen door vakbonden en werkgevers, dat het tijd wordt om meer te investeren in de samenleving van morgen.

De heer Postema (PvdA):

Nu is het toch van tweeën één. Of het gaat goed met de Nederlandse economie en wij moeten netjes, zoals de heer De Grave zegt, anticyclisch beleid voeren of het gaat niet goed met de Nederlandse economie, zoals u zegt, maar dan moet u dat argument ook niet hanteren.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Wat ons betreft, is het duidelijk dat het nu beter gaat met de economie vergeleken met een paar jaar geleden. Die economische groei is echter nog niet voldoende solide en juist daarom is die extra impuls nu nodig. Volgens ons was het beter geweest om die impuls al een aantal jaren geleden toe te dienen. Als je op dat moment meer had geïnvesteerd, had de economie er volgens ons er nu nog steviger voor gestaan. Ik constateer wel dat ook de Europese Commissie vaststelt dat er ruimte is op de Nederlandse begroting en dat er daarmee, ook vanuit dat perspectief, dat wij dan niet geheel delen, nu ruimte is voor publieke investeringen.

Op basis van deze overwegingen dienen wij daarom de volgende motie in. Deze motie wordt mede ingediend namens de GroenLinksfractie en het lid Vos.

De voorzitter:

Mevrouw Vos is de GroenLinks-fractie.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Inderdaad, mevrouw Vos van de GroenLinks-fractie.

De voorzitter:

Door de leden Van Apeldoorn en Vos wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat niet alleen de groei, maar ook het groeipotentieel en de verduurzaming van de economie gebaat zijn bij additionele publieke investeringen;

overwegende dat de Europese Commissie in een recente mededeling heeft geconstateerd dat de economie van de eurozone nog altijd slechts langzaam herstelt en dat er in de eurozone als geheel behoefte is aan een expansieve begrotingspositie;

overwegende dat volgens de Europese Commissie, in navolging van de OESO en het IMF, ook Nederland begrotingsruimte heeft voor structurele additionele publieke investeringen en dat dit een positieve impuls zal geven aan de groei van de Nederlandse economie zonder negatieve gevolgen voor de staatsschuld;

verzoekt de regering, de analyse en de conclusies van de Europese Commissie ten aanzien van de noodzaak van additionele publieke investeringen ter harte te nemen en te komen tot voorstellen voor dergelijke investeringen en deze nog voor het einde van de kabinetsperiode aan deze Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter J (34550).