Plenair Bruijn bij behandeling Vereenvoudiging samenwerkingsschool



Verslag van de vergadering van 11 juli 2017 (2016/2017 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.48 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bruijn i (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording en voor de toezegging om de evaluatie ook naar deze Kamer te zenden. Wellicht is het een idee om daarin het aantal scholen mee te nemen dat gebruikmaakt van de nieuwe ruimte, zoals door de heer Schalk is gevraagd. Dat kan misschien in één keer meegenomen worden.

We hebben goed geluisterd naar de antwoorden van de staatssecretaris en zijn overtuigd geraakt dat, zoals eigenlijk de Afdeling advisering van de Raad van State ook al aangaf, met een aanpassing van het continuïteitscriterium het doel van de wet bereikt kan worden. Daarin is men uiteindelijk niet zover gegaan als de raad graag had gezien, maar dat is dan een gradueel verschil en het is niet vol te houden dat zo'n klein verschil dan nog zou leiden tot een strijdigheid met artikel 23. Er is wat mijn fractie betreft dan ook geen reden om artikel 23 zelf naar aanleiding van dit wetsvoorstel überhaupt ter discussie te stellen.

Het tweede punt waar het over ging was die ophanging onder het openbaar bestuur. De Onderwijsraad heeft gezegd geen bezwaar te hebben tegen die identiteitscommissie, maar adviseerde wel om voldoende helderheid te geven over de positie en taak van die commissie ten behoeve van duidelijke verhoudingen met het bevoegd gezag, de schoolleiding, de medezeggenschapsraad en eventueel de raad van toezicht, en ten behoeve van voldoende waarborgen voor zeggenschap. Het ging hier immers om bevoegdheden en zeggenschap, maar nergens staat in de Grondwet dat bevoegdheden en zeggenschap niet kunnen worden gedelegeerd. Dat staat nergens in de Grondwet. Dus als er voldoende bevoegdheden en zeggenschap ziende op de bewaking van de identiteit van een school worden gedelegeerd naar de identiteitscommissie, dan wordt zowel de zorg van de Raad van State geadresseerd alsook het advies van de Onderwijsraad opgevolgd. Daarom hebben wij een motie voorbereid, die oproept om te bevorderen dat de PO-Raad en de VO-raad een handreiking ontwikkelen om de scholen te helpen in een richting, zonder dat het de vrijheid van die school aantast om daar wel of geen gebruik van te maken.

De voorzitter:

Door de leden Bruijn, Sent, Ten Hoeve, De Grave, Klip-Martin en Pijlman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de betrokkenen bij de vorming van de samenwerkingsschool in staat worden gesteld om afspraken met betrekking tot de wezenskenmerken van openbaar en bijzonder onderwijs statutair vast te leggen;

overwegende dat het vervolgens niet het bevoegd gezag maar vertegenwoordigers van bijvoorbeeld ouders en leraren op de school zelf zijn die als wettelijk voorgeschreven identiteitscommissie het openbare karakter en de bijzondere identiteit vormgeven en bewaken;

verzoekt de regering om te bevorderen dat door de PO-Raad en de VO-raad gezamenlijk een handreiking wordt opgesteld die betrokkenen bij de vorming van de samenwerkingsschool kunnen gebruiken om op een zorgvuldige manier de vraagstukken met betrekking tot het bijzondere en openbare domein van de samenwerkingsschool statutair vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter L (34512).

De heer Bruijn (VVD):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Schalk heeft nog een vraag aan u, mijnheer Bruijn.

De heer Schalk i (SGP):

Legt de heer Bruijn hiermee niet de bal voor dit hele gebeuren bij een identiteitscommissie, in plaats van bij de wetgever? Ik bedoel niet alleen bij de identiteitscommissie, maar bij de PO-Raad, de VO-raad, dus bij het veld, in plaats van bij de wetgever.

De heer Bruijn (VVD):

Mijn fractie volgt in dezen het advies van de Onderwijsraad in die zin dat de uitwerking van het fenomeen identiteitscommissie inderdaad wordt gelegd bij het veld zelf. Niet bij de wetgever dus, maar bij het veld zelf. De scholen hebben de vrijheid om te bepalen welke bevoegdheden op een bepaalde school worden gedelegeerd naar die commissie. Dat wordt per school bepaald. Wel kun je een handreiking geven van een statutair werkbare manier waarop het gedaan zou kunnen worden. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de oproep van de Onderwijsraad om die handreiking ook te regelen. Tegelijkertijd wordt de zorg van de Raad van State geadresseerd die uit de inhoud van het advies spreekt en die gaat over de plaats van de bevoegdheden ten aanzien van het bewaken van de identiteit van de school, welke bevoegdheden zo veel mogelijk moeten komen te liggen bij de identiteitscommissie en niet bij het openbaar bestuur. Dat komt ook tegemoet aan de bezwaren die door de fractie van de heer Schalk naar voren zijn gebracht.

De voorzitter:

Dat brengt de heer Schalk weer tot een nieuwe interruptie!

De heer Schalk (SGP):

Dat laatste neem ik niet voor mijn rekening, want ik geloof niet dat ik gepleit heb voor een identiteitscommissie die problemen zou kunnen oplossen en ik zou de verantwoordelijkheid daarvoor ook zeker niet ergens anders willen leggen dan bij de wetgever. Dan kan een PO-Raad of een VO-raad het bij wijze van spreken elk jaar veranderen. Dat moeten we proberen te voorkomen, zou mijn inschatting zijn.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik probeer de reikwijdte van deze motie goed te begrijpen. Uiteindelijk gaat het om het delegeren van het bevoegd gezag naar de identiteitscommissie. Het gaat in de motie over de wezenskenmerken van het bijzonder onderwijs. Vanouds zijn dat zaken als de inrichting van het onderwijs, de keuze van schoolmaterialen, het aanstellen van medewerkers en een paar van dat soort zaken. Zijn dat de zaken die de heer Bruijn via deze motie zou willen delegeren aan een identiteitscommissie?

De heer Bruijn (VVD):

Nee, deze motie delegeert niet. Deze motie roept op om het veld te laten komen tot een handreiking die een school desgewenst zou kunnen gebruiken bij beantwoording van de vraag waar zij welke bevoegdheden binnen de school neerlegt, zodanig dat het statutaire doel dat de identiteit van de school, bijvoorbeeld de openbare of de bijzondere school die onder die stichting valt, wordt bewaakt. Dat komt ook precies tegemoet aan de zorg die hier eerder naar voren is gebracht: wordt die identiteit voldoende bewaakt? Dat is de zorg van de Raad van State en daarover gaat het advies van de Onderwijsraad. Daarom doen wij deze oproep.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mijnheer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat is het dictum en dat snap ik, maar de tweede overweging gaat over het bevoegd gezag en de identiteitscommissie en dus over het delegeren van die taken. Ik probeer te snappen wat dan die taken zijn. Klassiek zijn dat de taken die ik net noemde.

De heer Bruijn (VVD):

De Onderwijsraad heeft dit punt benoemd. De motie gaat over de verhoudingen tussen die commissie enerzijds en het bevoegd gezag — de schoolleiding, de medezeggenschapsraad en een eventuele raad van toezicht — anderzijds. Waar liggen welke bevoegdheden? Dit dient ten behoeve van de waarborgen van de zeggenschap over de identiteit van elke school die onder die stichting valt. Dat is dan ter nadere invulling aan het decentraal overleg. Overigens moet de medezeggenschapsraad er überhaupt mee akkoord gaan voordat zo'n school wordt opgericht. Bovendien is er nog een landelijke geschillencommissie waaraan eventuele geschillen kunnen worden voorgelegd.

Mevrouw De Vries-Leggedoor i (CDA):

Ik probeer het kort te doen. De heer Bruijn zegt dat de motie tegemoetkomt aan de bezwaren van onder andere de Raad van State, maar die had het niet over het waarborgen van het bijzondere karakter. Die had het over het feit dat je als openbaar onderwijs niet het bevoegd gezag kunt zijn van het bijzonder onderwijs. De heer Bruijn zegt dat je door bepaalde bevoegdheden aan de identiteitscommissie te delegeren, tegemoetkomt aan de bezwaren. Dan is het bevoegd gezag dus niet het bevoegd gezag van het openbaar onderwijs. Dan zou het bevoegd gezag van de samenwerkingsschool de identiteitscommissie zijn.

De heer Bruijn (VVD):

Nee, een bevoegd gezag is altijd in staat om bevoegdheden te delegeren en heeft ook die vrijheid. Dat is precies de essentie van de figuur van de identiteitscommissie, die de Onderwijsraad onderschrijft. Dit komt tegemoet aan de zorgen van de Raad van State, die gaan over de vraag waar de bevoegdheden liggen. Leg de bevoegdheden dan daar waar ze moeten liggen teneinde de identiteit van de school zo goed mogelijk te bewaken. Die laatste zorg hebben we hier allemaal gedeeld.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mevrouw De Vries.

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Dan kan ik niet anders dan constateren dat het bevoegd gezag nog steeds het bevoegd gezag van het openbaar onderwijs blijft, terwijl dat juist de kritiek van de Raad van State is.

De heer Bruijn (VVD):

Nee, die kritiek ging over de bevoegdheden: waar liggen de bevoegdheden? Als het bevoegd gezag een bevoegdheid delegeert naar een identiteitscommissie of een ander lager gelegen echelon, dan ligt daar die bevoegdheid op dat moment.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw De Vries.

Mevrouw De Vries-Leggedoor (CDA):

Dat is prachtig beredeneerd, maar uiteindelijk blijft het bevoegd gezag van het openbaar onderwijs in de samenwerkingsschool het bevoegd gezag van het bijzonder onderwijs, ook in het model van de heer Bruijn.

De heer Bruijn (VVD):

Langs die redenering zou je zelfs kunnen beweren dat de minister het bevoegd gezag is. Er is altijd weer een hoger gezag. Uiteindelijk zijn wij het hier. Het gaat erom waar de identiteit van de school het best bewaakt kan worden. Dat is op het niveau van de school zelf.