Plenair Van Apeldoorn bij voortzetting behandeling Algemene Europese Beschouwingen



Verslag van de vergadering van 10 april 2018 (2017/2018 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Ook wij danken de ministers voor hun uitvoerige beantwoording. Ik geloof dat echt elke of bijna elke vraag geadresseerd is. Veel waardering daarvoor. De beschouwingen in eerste termijn overdenkend, herhaal ik nog maar eens dat wat ons betreft het kernprobleem van de Europese Unie blijft haar gebrekkige functioneren vanuit het oogpunt van onze democratische idealen. De Europese Unie is onvoldoende transparant, de rol van nationale parlementen is te beperkt en er zijn te veel bevoegdheden overgeheveld naar Brussel en bovendien vastgelegd in een neoliberale, quasi-economische grondwet. Dat neoliberale beleid is ook met verve uitgerold door de ongekozen Europese Commissie en heeft de macht van het kapitaal tegenover arbeid en de rest van de samenleving nog verder versterkt.

De minister reageert hierop door te zeggen: ja, wij moeten hier ook goed op letten en ervoor zorgen dat burgers en werknemers voldoende profiteren en we moeten uitbuiting voorkomen. De vraag is of dat ook gebeurt. De arbeidsinkomensquote is overal historisch laag en naar beneden gegaan. Dat is natuurlijk niet alleen op het conto van de Europese Unie te schrijven, maar het heeft wel degelijk te maken met economische liberalisering in Europa en ook wereldwijd. Nu zeggen beide ministers: wat we moeten doen is hervormen, hervormen, hervormen, maar ik zou toch nog maar eens willen stellen dat de trojkahervormingen en de bezuinigingsdwang juist tot grote sociale ellende hebben geleid en tot een regelrechte humanitaire ramp in een land als Griekenland.

Het antwoord van sommige fracties op onze constatering dat Europa tekortschiet als het gaat om het functioneren van de democratie of het democratisch functioneren van Europa is dat er nog meer Europa moet komen, een nog meer supranationaal Europa. Dat is dus wat ons betreft niet het antwoord, maar een doodlopende weg en het recept voor een nog diepere legitimiteitscrisis. Al diegenen die zeggen dat we ons heil moeten zoeken in een Europese democratie stel ik dus toch nog maar eens de vraag: waar en wie is dan die Europese demos? Dat probleem is denk ik nog onvoldoende geadresseerd.

Ik heb de regering ook om haar visie in dezen gevraagd. Ik heb die visie nog niet helemaal uitgekristalliseerd gezien, maar we gaan het gesprek er ongetwijfeld verder over vervolgen. Ik ben wel blij dat de minister van Financiën heeft gezegd dat hij zich met verve heeft ingezet voor meer transparantie binnen de eurogroep. Als er namelijk een echte black box is in de configuratie van instellingen en gremia in de Europese Unie, dan is het wel de eurogroep. Daarvoor dus ook de complimenten van de EK-fractie van de SP, waaraan ik nog wel de vraag toevoeg of de minister het in principe ook als mogelijk ziet en er voorstander van zou zijn dat de eurogroep op de een of andere manier een formele status krijgt en dat die transparantie dan ook in die zin formeel vastgelegd kan worden.

Ten aanzien van de bankenunie constateer ik toch dat de minister zich eigenlijk geheel en al verlaat op het toezichtsregime en zegt dat het daarom niet nodig is om het probleem bij de bron aan te pakken, dus bij de banken, en daarom de structural banking reform directive niet meer nodig is. Ik maak even de vergelijking met wat de minister heeft gezegd over Spanje in relatie tot de eurocrisis. Als Spanje destijds behalve een tekort op de betalingsbalans, de handelsbalans ook nog een heel hoge staatsschuld had gehad, was Spanje dan niet in grotere problemen gekomen? Ik zou dan zeggen van ja, maar dat geldt natuurlijk ook voor de banken. We kunnen het toezicht op de banken verscherpen en we kunnen het afwikkelingsmechanisme in werking stellen, maar zouden we bij een volgende financiële crisis die we qua omvang en aard niet kunnen voorspellen, niet beter af zijn als we de banken zelf zouden aanpakken, bijvoorbeeld als het gaat om de scheiding van nutsactiviteiten en zakenactiviteiten?

Wat kunnen we nu concreet doen als het gaat om de democratisering van de EU? In ieder geval ervoor zorgen dat de besluitvorming en het Europese wetgevingsproces transparant worden. Ik ben blij met de inspanningen van het kabinet op dat gebied. Ik hoop dat we dan ook inzicht krijgen in wat er dan concreet mee gebeurt en wat het kabinet dan concreet doet. Ik hoop dat dit teruggekoppeld wordt, maar de minister heeft dat toegezegd, zodat we dat blijven volgen. Het zou dan onbevredigend zijn als de minister telkens alleen maar zou zeggen dat de andere lidstaten niet willen. Ik zou dan toch graag willen horen welke lidstaten dat dan zijn en wat Nederland geprobeerd heeft om die lidstaten te overtuigen. Dan kunnen we er op een of andere manier inzicht in krijgen.

Wat in ieder geval niet moet gebeuren, is dat we de positie van nationale parlementen nog verder verzwakken. Ik heb het gehad over de brief van het kabinet inzake de implementatierichtlijnen en het boetebeleid. Daar zijn we enigszins van geschrokken. In de beantwoording daarover werd niet alles duidelijk, maar dat gesprek vervolgen we nog, ik denk ook met de minister voor Rechtsbescherming, schriftelijk of mondeling. Dat komt zeker nog een keer terug in de commissies hier in dit huis. Dus die discussie wordt gewoon vervolgd.

Vele collega's en ook ik hebben in de eerste termijn gewezen op de snel veranderende geopolitieke context, waaronder de "America first"-machtspolitiek van Trump. We hebben van sommige fracties gehoord dat het antwoord op deze destabiliserende machtspolitiek zou moeten zijn dat Europa zelf met een machtspolitiek komt, inclusief de inzet van militaire macht. Wat ons betreft is het antwoord op militaristische machtspolitiek niet nog meer militaristische machtspolitiek. Ik heb de regering gevraagd hoe ze in dat opzicht het Europees defensiefonds beoordeelt. Wij zien daarin toch ook het gevaar van ontwikkeling van een Europees militair-industrieel complex, maar de minister ziet enkel schaalvoordeleden. Daarbij vragen wij ons af, gegeven de winstgevendheid van deze sector, of het echt nodig is om daar zo veel subsidie tegen aan te gooien.

Ten aanzien van de invasie van Turkije heb ik nog een vraag. Heb ik het goed begrepen van de minister van Buitenlandse Zaken dat hij die veroordeelt wat betreft de gevolgen ervan, bijvoorbeeld de negatieve effecten op de strijd tegen IS, maar niet vanwege de schending van het internationale recht die deze inval betekent?

Ten slotte het EVRM en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het betreft hier een essentiële instelling in Europa dat een waardengemeenschap zal zijn en waarin de waarden van de democratische rechtsstaat centraal staan. Het ligt daarom dus voor de hand dat de EU, die deze waarden in zich draagt, toetreedt tot het EVRM. Niet alleen ligt dat voor de hand, maar het is al heel erg lang het plan, want het staat ook in artikel 6, lid 2 van het Verdrag van Lissabon. We hebben de regering hiernaar gevraagd. De minister heeft gewezen op een uitspraak van het Europees Hof van Justitie van eind 2014, maar sindsdien zit de zaak eigenlijk vast. We begrijpen en waarderen ook dat het kabinet zich er verder voor in zal zetten, maar we hadden toch wel gehoopt op een concreter plan van aanpak. We willen graag ook wat preciezer weten waarom en hoe de regering mogelijkheden ziet om deze toetreding alsnog te realiseren. Daarom dien ik bij dezen de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Van Apeldoorn, Teunissen, Wezel, Strik en Köhler wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

stelt vast dat het Verdrag van Lissabon de Europese Unie verplicht toe te treden tot het Europees Verdrag over de rechten van de mens;

stelt vast dat er inmiddels bijna tien jaar verlopen is sinds de ratificatie van het Verdrag van Lissabon;

verzoekt de regering de Kamer te informeren over de precieze stand van zaken in het verplichte toetredingsproces;

verzoekt de regering de Kamer te informeren over (on)mogelijkheden die de regering ziet om de toetreding van de EU tot het EVRM op afzienbare termijn te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter D (34841).

In de motie staat "het Europees Verdrag over de rechten van de mens", maar het moet het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn.

De heer Postema i (PvdA):

Voorzitter, mag ik via u de heer Van Apeldoorn vragen waarom deze vraag niet gewoon gesteld is, per brief of in eerste termijn?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank voor deze vraag. Volgens mij heb ik deze vraag ook gesteld. Alleen was het antwoord nogal kort en eigenlijk weinig bevredigend. Waar het ons om gaat, is het volgende. Dit dossier ligt nu al heel erg lang stil. Het kabinet zegt telkens: dit ondersteunen wij; wij zetten ons hiervoor in. Maar vervolgens wordt verwezen naar de uitspraak van het Europese Hof van Justitie. Wat ons betreft is dat niet voldoende. Wij willen graag in kaart gebracht hebben wat volgens het kabinet de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn om dit alsnog op afzienbare termijn te realiseren. Daar zouden wij graag een duidelijk antwoord op willen krijgen. Het kan zijn dat we die duidelijkheid straks in de beantwoording in tweede termijn alsnog krijgen. Maar daarom hebben we deze motie ingediend.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Knapen.