Plenair Huijbregts-Schiedon bij behandeling Intrekking Wet raadgevend referendum



Verslag van de vergadering van 3 juli 2018 (2017/2018 nr. 36)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.09 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De VVD-fractie heeft niet deelgenomen aan de schriftelijke voorbereiding van dit wetsvoorstel, want wij hadden geen vragen aan de regering waarvan het antwoord nodig was voor onze standpuntbepaling over het voorliggende voorstel. Bij de behandeling van wetsvoorstel 30372, het initiatiefvoorstel Wet raadgevend referendum, op 8 april 2014 hebben wij dat standpunt eigenlijk al op voorhand gegeven en ook toegelicht. Ik weet dat zo goed omdat ik toen ook al, evenals de heer Nagel, namens mijn fractie het woord heb mogen voeren. Dat deed ik toen ook al als zelfstandige, onafhankelijke, zelfdenkende VVD'er en namens al mijn zelfstandige, onafhankelijke, zelfdenkende collega's in de fractie.

De toenmalige indieners baseerden hun initiatief op de stelling dat de representatieve democratie aan legitimiteit heeft ingeboet en dat in onze veelzijdige en complexe samenleving de gekozen volksvertegenwoordiging niet meer in staat kan worden geacht op alle onderwerpen het mandaat van de kiezer te hebben. Burgers zouden met referenda het gevoel weer krijgen gehoord te worden. Met de initiatiefnemers was en is de VVD het eens dat de afstand tussen samenleving en politiek een punt van zorg is, een punt van zorg dat om aandacht en verbetering vraagt, maar het gekozen middel, het referendum, werd door ons om diverse redenen afgewezen. Het is symptoombestrijding zonder wezenlijke aanpassing van de politiek zelf, aldus de VVD in april 2014.

Voorzitter. Het zal dan ook niet verbazen dat de argumenten ter afwijzing die wij indertijd in april 2014 naar voren brachten, dezelfde zijn als die ter ondersteuning van het voorliggende wetsvoorstel. Het is dan ook heel verleidelijk om te citeren uit eigen werk en bij de afschaffing van de Wet raadgevend referendum te reflecteren op de behandeling van de invoering ervan, maar dat brengt ons niet veel verder, want de aanleiding voor dit experiment — laat ik het maar zo noemen — is nog niet van tafel. Integendeel! De afstand tussen kiezer en gekozene, tussen de politiek en de samenleving, wordt breed gevoeld.

De noodzaak tot aanpassingen van ons parlementaire stelsel en de rol, de positie en het functioneren van de politiek in de sterk veranderende samenleving, zoals die bij de behandeling van de beide referendumwetten naar voren zijn gebracht, vormden op 8 april 2014 de rode draad van mijn betoog. Vervolgens heeft onze toenmalige fractievoorzitter, Loek Hermans, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2015, in november 2014, de minister-president uitgedaagd om een staatscommissie in te stellen om ons gehele parlementaire stelsel tegen het licht te houden. Uiteindelijk heeft de motie-Duthler in januari 2016 die wens hier in deze Kamer vastgelegd en werd een jaar later de staatscommissie bezinning parlementair stelsel een feit.

Inmiddels heeft de staatscommissie een tussenrapport van haar werkzaamheden gepubliceerd waarin een aantal denklijnen, rijp en groen, wordt gedeeld. Het zijn denklijnen Vooral de samenhang daartussen is belangrijk. Iedere verandering, toevoeging, aanpassing in ons parlementaire instrumentarium zal in die samenhang moeten worden beoordeeld en op effecten getoetst. Bij de behandeling van het initiatiefvoorstel voor het raadgevend referendum was de reactie van de regering er destijds een van, zoals de minister dat toen ook noemde, "geen verzet". Het zou allemaal wel meevallen omdat hooguit eens in de paar jaar een referendum zou worden aangevraagd. De negatieve effecten vallen wel mee, aldus de minister in 2015. Graag verneemt de VVD van deze minister of zij al ideeën heeft hoe straks om te gaan met het eindrapport van de staatscommissie. Op welke wijze denkt zij daarover het debat met zowel de samenleving als het parlement aan te gaan?

Voorzitter. Het is deze Kamer zelf geweest die de horizonbepaling in de wet heeft bepleit. In het toen voorliggende wetsvoorstel werd ervan uitgegaan dat raadgevend en correctief referendum naast elkaar konden bestaan. Na behandeling hier hebben initiatiefnemers een reparatiewet ingediend waarin is opgenomen dat het raadgevend referendum zou worden beëindigd zodra het voorstel voor het correctief referendum zou worden ingevoerd. Daardoor — en dat is groot onderdeel geweest van de debatten indertijd — werd het de facto een tijdelijke wet, op verzoek van een meerderheid in deze Kamer. Dat het initiatiefvoorstel voor het correctief referendum in de vorm waarin het voorlag, in tweede lezing door de Tweede Kamer is afgewezen, betekent dan ook voor de VVD dat deze tijdelijke wet terecht ophoudt te bestaan.

De heer Köhler i (SP):

Mag ik mevrouw Huijbregts vragen hoe zij erbij komt dat het daarmee een tijdelijke wet werd? Ook bij de wetsbehandeling is toen toch duidelijk uitgesproken dat het nog maar de vraag was of dat correctief bindend referendum er na grondwetswijzigingen zou komen en dat daarom die bepaling niet in de weg stond dat ook de Wet raadgevend referendum zijn eigen werking zou hebben? Dat is in het debat toen expliciet zo benoemd, zowel door diverse Kamerleden uit deze Kamer als door de initiatiefnemers.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Dat klopt, maar in de reparatiewet — nu doe ik het even uit mijn hoofd, en dat is een beetje tricky bij mij — is artikel 1, lid 3 aangepast, waarin die horizonbepaling is opgenomen. Daarmee wordt impliciet de eindigheid van het raadgevend referendum benoemd.

De heer Köhler (SP):

Ik hoef het niet van zo lang terug uit mijn hoofd te doen, want ik heb het gisteren nog even opgezocht. Die horizonbepaling houdt niet meer in dan de stelling: als er in de toekomst ook een bindend correctief referendum komt, vervalt het raadgevend referendum. Maar dat geldt alleen in dat geval. Dat houdt mijns inziens ook in dat die Wet raadgevend referendum gewoon blijft voortbestaan als dat bindend correctief referendum er niet komt, of zolang dat er niet komt.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Na de behandeling in de Tweede Kamer eind vorig jaar, en het besluit om niet door te gaan met de tweede lezing van het correctief referendum, is het correctief referendum in ieder geval voorlopig achter de horizon verdwenen. Daarmee is wat ons betreft ook de grond voor het raadgevend referendum vervallen.

De voorzitter:

Meneer Köhler, tot slot op dit punt.

De heer Köhler (SP):

Nu verwijst mevrouw Huijbregts naar de besluitvorming in de Tweede Kamer over de grondwetsherziening om een bindend correctief referendum mogelijk te maken, maar dat besluit in de Tweede Kamer is toch gevallen ver nadat in het regeerakkoord is vastgelegd dat de Wet raadgevend referendum zou worden ingetrokken? Dat kan daar toch niet de dragende motivering voor zijn?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

In het regeerakkoord werd al gewag gemaakt van een afbrokkelend draagvlak en een politieke meerderheid voor de afschaffing van, of het niet door laten gaan van, het correctief referendum. Wat dat betreft had de regering een vooruitziende blik.

Voorzitter, ten slotte. Het verwachte effect van de initiatiefnemer destijds was dat de burgers door de referenda weer het gevoel kregen gehoord te worden.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik vind dit toch een opmerkelijke redenering van mevrouw Huijbregts. Zij zegt: het bindend correctief referendum is in de Tweede Kamer uit beeld op dit moment, en daarmee heeft deze horizonbepaling effect. Maar nergens is bepaald dat voor deze horizonbepaling sprake moet zijn van een op handen zijnd voorstel voor een correctief bindend referendum. Het is alleen maar voor het geval dat er zo'n voorstel zou worden aangenomen. Dan hoeft het niet in de lucht te hangen of op handen te zijn. Kunt u daar eens op reageren?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Mijn betoog is erop gericht dat in deze Kamer de relatie is gelegd tussen het raadgevend referendum en het correctief referendum. Dat zat oorspronkelijk niet in het initiatiefvoorstel. Hier heeft het debat daarover plaatsgevonden en zijn er met name op verzoek van de Partij van de Arbeid twee zaken gewijzigd in de reparatiewet: het opkomstpercentage, zeg maar de opkomstdrempel, en de koppeling van het raadgevend referendum aan het bindend referendum. Daarmee is de tijdelijkheid van het raadgevend referendum duidelijk geworden. Het is altijd de bedoeling geweest, door die reparatiewet, dat zodra er een bindend correctief referendum zou komen, het raadgevend referendum zou ophouden te bestaan.

De heer Van Hattem (PVV):

Het probleem is dat mevrouw Huijbregts, dat de VVD, hiermee gewoon geen duidelijk argument heeft. Want er is toen alleen bepaald dat beide vormen van referenda niet naast elkaar zouden bestaan ...

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Precies.

De heer Van Hattem (PVV):

... en dat wil niet zeggen dat als er geen initiatief is voor een correctief bindend referendum, het raadgevend referendum dan niet meer zou kunnen bestaan. Dan is de tijdelijkheid gewoon tot ver achter de horizon uitgesteld, net zolang tot er een keer wel een initiatief wordt aangenomen voor een correctief bindend referendum. Zolang dat niet in zicht is, hoeft deze wet ook niet te worden ingetrokken, is daar geen enkele noodzaak toe. Waartoe zou dan deze noodzaak nu opeens wel bestaan en dan ook nog met deze spoed waarmee het nu wordt voltrokken?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Voorzitter, deze discussie bewijst gewoon dat het een ondoorzichtige en slechte wet is. Dat meneer Van Hattem en de PVV een andere interpretatie van de toevoeging van artikel 1.3 hebben dan de VVD, is natuurlijk ook niet vreemd, omdat wij van begin af aan dit initiatiefwetsvoorstel hebben afgewezen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Inderdaad tot slot. Ik moet concluderen dat de VVD hier gewoon geen goed argument op tafel kan leggen om dit punt te onderbouwen en dus met een drogreden komt over de horizonbepaling. Want meer dan dat is het niet. Wees dan ook gewoon eerlijk en zeg gewoon: wij hebben als VVD zijnde gewoon lak aan de burger, lak aan uitslagen van referenda en dat willen wij van tafel hebben. Kom niet aan met zulke drogredeneringen over horizonbepalingen die geen recht hebben in dit proces.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Zoals we ook gedaan hebben bij de inbreng van de heer Van Hattem: hier wil ik niet op reageren.

Voorzitter, ten slotte ...

De heer Koffeman i (PvdD):

Collega Huijbregts heeft het over een horizonbepaling, maar de wet heeft ook een hele duidelijke horizonbepaling, namelijk dat er na drie jaar geëvalueerd zou worden. Het was wettelijk gezien geen noodverbandje, er werd gezegd: we gaan dit drie jaar proberen, dan gaan we dit serieus evalueren en dan kunnen we conclusies trekken. Geldt voor de VVD-fractie dat die evaluatie helemaal niet meer nodig is en dat zelfs de wettelijke bepaling daarover met het badwater overboord gegooid kan worden?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ook de heer Koffeman was woordvoerder in 2014, dus hij weet ook nog hoe uitgebreid de discussie toen was. Hij weet ook wat toen de insteek van de VVD was en dat wij deze hele wet niet zagen zitten, ook vanwege het feit dat die op vele fronten rammelde. Het is de wetgever die de wet mag intrekken, dat mag de wetgever op ieder moment doen. U zegt: ware het niet beter geweest om te wachten tot het referendum zelf zou worden geëvalueerd? Wij als VVD vinden dat wij het recht hebben, dat het mogelijk is, om de wet eerder in te trekken. Wij vinden dat zelfs wenselijk, om de onduidelijkheid niet langer voort te laten bestaan.

De heer Koffeman (PvdD):

Dan zou ik collega Schiedon willen vragen of zo'n wettelijke bepaling niet een belangrijke belofte aan de kiezer inhoudt, namelijk "wij gaan hier een wet invoeren en over drie jaar gaan we 'm evalueren, daar kunt u op rekenen"? De kiezer merkt nu dat hij daar niet op kan rekenen, dus die voelt zich bedrogen. De afstand tussen burger en politiek wordt daarmee groter. Mijn vraag aan collega Schiedon was: vindt u dat met het intrekken van die wet de evaluatie totaal overbodig geworden is?

Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):

Ja.

Ik had al mijn "ten slotte" uitgesproken, voorzitter. Ik wou nog even zeggen dat het wat ons betreft van moed getuigt om na een paar jaar te constateren dat daar waar de verwachting was dat burgers door de referenda weer het gevoel zouden krijgen gehoord te worden, dat effect is uitgebleven en dat het zelfs een averechtse werking had. Bij die constatering sluit de VVD zich bescheiden aan, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Huijbregts. Ik geef het woord aan de heer Sini.