Plenair Sent bij behandeling Vierde anti-witwasrichtlijn



Verslag van de vergadering van 9 juli 2018 (2017/2018 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 18.21 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Sent i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De politie schatte in 2010 dat zo'n 16 miljard euro wordt witgewassen in Nederland. Dat geld komt overigens grotendeels uit het buitenland: ongeveer 12 miljard. Criminelen sluizen geld door naar Nederland, waar dan gepoogd wordt het wit te wassen. Nederlandse criminelen zouden dat hier voor zo’n 4 miljard hebben geprobeerd. De PvdA acht dit onacceptabel. Het is slecht voor de belastingmoraal en parasiteert op de staatskas. Wij willen er zeker van zijn dat bedrijven en vermogenden hun eerlijke bijdrage leveren aan een verbonden samenleving. Tegelijkertijd is mijn fractie zich ervan bewust dat de aanpak van witwaspraktijken niet eenvoudig is. Er is extra geïnvesteerd en er zijn extra mensen aangetrokken, maar een overzicht van wat dat heeft opgeleverd, ontbreekt.

Het Nederlandse anti-witwasbeleid is gebaseerd op de 40 aanbevelingen van de Financial Action Task Force en op EU-regelgeving die Nederland verplicht risicogericht beleid tegen witwassen te voeren. De vierde Anti-witwasrichtlijn en de nieuwe verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie zijn voorbeelden van EU-regelgeving. En de voorliggende Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn wijzigt de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enkele andere wetten in verband met deze regelgeving.

Tijdens de schriftelijke behandeling voorafgaand aan dit debat heeft mijn fractie vragen gesteld over de vertraging bij de invoering, over de administratievelastenverzwaring waarmee met name mkb-ondernemers geconfronteerd zullen worden en over de uitwerking in AMvB's. De vragen zijn grotendeels naar tevredenheid beantwoord. Er is gekozen voor zorgvuldigheid boven haast en er is ingezet op onderhandelingen over de vijfde Anti-witwasrichtlijn. De administratieve lasten zijn sterk afhankelijk van de omstandigheden van en de risico's in een concreet geval, zoals aangegeven door het Adviescollege toetsing regeldruk. Ten slotte leent de gedetailleerde uitwerking zich niet voor het niveau van wet en worden de AMvB's voorgehangen.

Daarmee resteert wat mijn fractie betreft een klein aantal zaken, te beginnen bij de uitvoerbaarheid van de wet zelf. Zoals in de memorie van antwoord is aangegeven, moeten instellingen in alle gevallen waarin sprake is van een verhoogd risico op witwassen of het financieren van terrorisme verscherpt cliëntenonderzoek verrichten. Daartoe hebben de toezichthoudende autoriteiten in Nederland onder meer leidraden gepubliceerd, die na het in werking treden van het voorliggende wetsvoorstel zullen worden geactualiseerd. In hoeverre zijn financiële dienstverleners geëquipeerd om verscherpt cliëntenonderzoek te verrichten, zo vraag ik de minister.

Ten tweede diende de vierde Anti-witwasrichtijn uiterlijk 26 juni 2017 te zijn geïmplementeerd. In december 2017 heeft de Europese Commissie reeds de vijfde Anti-witwasrichtijn gepresenteerd. Deze bevat een set van nieuwe regels ter bestrijding van witwassen. Daarmee loopt Nederland dus twee richtlijnen achter. Tegelijkertijd heeft de Europese Commissie lidstaten geadviseerd om met de implementatie van de vierde Anti-witwasrichtlijn rekening te houden met de later gepubliceerde vijfde Anti-witwasrichtlijn. In hoeverre heeft de minister dit advies opgevolgd? En hoe kan hij de indruk wegnemen dat Nederland nog steeds tot de coalition of the unwilling behoort in de bestrijding van witwassen?

Voorzitter, ik rond af. Uit onderzoek onder leiding van professor Brigitte Unger van de Universiteit Utrecht blijkt dat ons land prijkt in een rijtje met Cyprus en Luxemburg als de top drie EU-lidstaten die het kwetsbaarst zijn voor het witwassen van crimineel geld. De oorzaak ligt in een combinatie van hoge winsten en lage straffen. Dit gaat in tegen het rechtvaardigheidsgevoel van mijn partij. Daar is wat aan te doen, door hogere straffen uit te delen én beter op te sporen. Het voorliggende wetsvoorstel zet daartoe belangrijke stappen, maar er is nog een lange weg te gaan. Wat mogen wij op dat vlak van de regering verwachten?

Mijn fractie kijkt uit naar de antwoorden van de minister op deze vraag en op de andere vragen uit onze inbreng.

De voorzitter:

Mevrouw Sent, blijft u nog even staan? Meneer Van Strien.

De heer Van Strien i (PVV):

Witwassen is een probleem, zegt mevrouw Sent en daar ben ik het helemaal mee eens. Wat ik niet gehoord heb van mevrouw Sent is dat deze wet één groep noemt die een prominente rol speelt in dat witwassen. Dat zijn de PPP's. Is mevrouw Sent van mening dat dat een reëel beeld schept van de witwasactiviteiten in Nederland?

Mevrouw Sent (PvdA):

De witwasactiviteiten in Nederland zijn breed. Het voorliggende wetsvoorstel pakt daar een onderdeel uit. Wij vinden het belangrijk dat antiwitwaspraktijken in brede zin worden aangepakt, vandaar ook dat wij steun hebben uitgesproken voor de extra investering en voor de extra mensen die zijn aangetrokken. Maar wij plaatsen wel vraagtekens bij een overzicht van wat het uiteindelijk heeft opgeleverd.

De heer Van Strien (PVV):

Dat beantwoordt niet of nauwelijks mijn vraag. Natuurlijk moet men overal kijken waar witwasactiviteiten te ontdekken zijn. Maar deze wet gaat expliciet uit van het beginnen bij de PPP's, want daar kun je een groot deel vinden. We hebben het over pakweg 16 miljard per jaar. Vindt mevrouw Sent dat een reëel beeld, is de vraag.

Mevrouw Sent (PvdA):

Nogmaals, zoals ik hier eerder heb aangegeven dient witwassen in een breed kader aangepakt te worden en is dit wetsvoorstel daar slechts een onderdeel van.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Sent. Ik geef het woord aan de heer Köhler.