Plenair Van Apeldoorn bij Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 20 november 2018 (2018/2019 nr. 8)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.15 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Nou, daar kwam-ie dan: de eerste eigen begroting van het kabinet. We hebben er bijna een jaar op moeten wachten. Maar hoe teleurstellend het resultaat! Niet dat de Miljoenennota meeslepende lectuur moet zijn, maar je hoopt toch wel op een verhaal dat je meeneemt in de plannen van dit kabinet om dit land beter te maken. En dan hoef je het nog niet eens eens te zijn met die plannen. Maar welke plannen en ambities heeft dit kabinet eigenlijk? Na het lezen van de Miljoenennota kom ik toch niet heel veel verder dan dat iedereen het nu eindelijk, en nu echt — de vorige keren kwamen we ook weer bedrogen uit — moet gaan merken dat het goed gaat met de economie, dat de staatsschuld nog verder afgelost moet worden en dat we natuurlijk verder moeten blijven werken aan een goed vestigingsklimaat. En dat is het. Ja, als hervormingsgezinde oppositiepartij ben je dan toch teleurgesteld. Vorig jaar sprak ik op deze plaats de hoop uit dat met de eerste eigen begroting de hand naar de oppositie toch echt uitgestoken zou worden. Maar opnieuw zie ik die hand niet, al wil ik niet op voorhand uitsluiten dat het vandaag alsnog gebeurt. Ik ken deze minister immers als iemand die ook graag de samenwerking zoekt. Vol verwachting klopt ons hart, zeg je dan in deze dagen.

Het kabinet moet dan wel bereid zijn zijn visie te veranderen. Waar voor ons echt de schoen wringt, is niet de ogenschijnlijke visieloosheid maar juist de visie die achter deze begroting schuilgaat. Achter het technocratische vocabulaire van uitgavenplafonds, houdbaarheidssaldo's et cetera gaat een ideologie schuil die uiteindelijk, zoals mijn fractievoorzitter ook betoogde in de Algemene Politieke Beschouwingen, maakt dat dit kabinet faliekant faalt in zijn ambitie dit een begroting voor iedereen te maken. Naast het gebruikelijke staatschuldfetisjisme zit de ideologische kern van het financieel-economische beleid van ook dit derde kabinet-Rutte nog steeds in een neoliberale politiek die zich, als het erop aankomt, voegt naar de vermeende dwingende logica van de markt en de eisen van het kapitaal. Het is dus een politiek die haar eigen primaat opgeeft en liever aan de leiband loopt van de economische elite, een leiband die ons meetrekt in een race naar de bodem in plaats van een weg omhoog naar meer menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit — de voor mijn partij leidende waarden in de politiek.

Ook het CPB erkent in zijn macro-economische verkenningen dat de toegenomen vrijheid van het kapitaal leidt tot concurrentie tussen staten, waaronder een belastingconcurrentie die wereldwijd het belastinginkomen van overheden erodeert. Zijn de minister en de staatssecretaris het met het CPB eens? Zo ja, waarom kiest dit kabinet er dan voor niet alleen mee te doen, maar zelfs voorop te lopen in de race naar de bodem door de belastingen op winsten van bedrijven nog verder te verlagen dan al was voorgenomen? Is dat echt omdat de minister vreest dat bedrijven anders verkassen of hier niet meer komen investeren? Geven we dan niet toe aan economische chantage, zo vraag ik de minister? Is dat dan niet een capitulatiepolitiek tegenover het kapitaal?

Voorzitter. Het was een dergelijke capitulatiepolitiek die ertoe leidde dat deze coalitie het absurde plan had opgevat om jaarlijks 2 miljard over de balk te smijten door de dividendbelasting af te schaffen. En dat voor een kabinet, deze minister voorop, dat zich graag laat voorstaan op een prudent begrotingsbeleid. Het is dezelfde capitulatiepolitiek die dit kabinet ertoe heeft gebracht de maatregel weer in te trekken na slechts één sms'je van Paul Polman, na een hoop oppositie in de Tweede en Eerste Kamer. Wat een treurnis dit hele dividenddebacle. Een politiek die zichzelf te kijk zet. Een politiek die zich uitlevert aan de bestuurskamers van Shell en Unilever.

Dezelfde capitulatiepolitiek heeft dit kabinet doen besluiten om het ene cadeau aan het bedrijfsleven om te ruilen voor het andere, alsof het een cadeaubon betrof. Want ja, er moet nu eenmaal een "aantrekkelijk pakket" zijn voor het bedrijfsleven, en we moeten nu eenmaal een "aantrekkelijk vestigingsklimaat" hebben voor bedrijven die het voor het uitzoeken hebben. Dus gaan we nu de vennootschapsbelasting naar een tarief van 20,5% brengen, ruim beneden tarieven in buurlanden zoals België, Duitsland en Frankrijk, waar de winstbelasting zo'n 10% hoger ligt. En dit met het argument dat we tegenover die landen "concurrerend" moeten blijven. Hoe denken de minister en de staatssecretaris dat andere landen, die uiteraard eveneens "concurrerend" willen zijn, hierop zullen reageren? En waar eindigt dit proces dan?

Het gemiddelde Vpb-tarief in de EU is gedaald van 35% eind jaren negentig naar 21,3 % in 2018. Nu duikt Nederland onder dat gemiddelde, dat daarmee nog weer lager zal komen te liggen. Zal dat een reden zijn voor nog weer een verdere verlaging, zeker als andere landen ons slechte voorbeeld volgen? Met de verdere verlaging van de bedrijfsbelasting is vanaf 2021 jaarlijks in totaal 3 miljard gemoeid. Dat gaat ons 3 miljard per jaar kosten. Vinden de minister en de staatssecretaris het nu echt verantwoord om jaarlijks zoveel geld weg te geven aan het bedrijfsleven, dat weer volop winst maakt? Graag een reactie.

Voorzitter. In het conservatieve wereldbeeld van Rutte III zijn er nu eenmaal multinationals die "voor ons het geld verdienen" en die we dus aan ons moeten binden. En het is nu één keer zo dat die multinationals kunnen gaan en staan waar ze willen, dus moeten wij ons aan hun eisen aanpassen in plaats van andersom. Ik roep dit kabinet op om over zijn eigen schaduw heen te springen en de koe een keer bij de horens te vatten door te erkennen dat kapitaal veel te mobiel is geworden, dat het met de neoliberale globalisering en dito Europese eenwording te veel bewegingsvrijheid heeft gekregen, ten koste van onze samenleving, van mensen en van onze democratie. Landen worden in de strijd om het aantrekken en behouden van kapitaal tegen elkaar uitgespeeld. En tegenover dit kapitaal verliezen ook werknemers en vakbonden steeds meer macht en invloed. Dit proces is in Nederland versterkt door de totaal doorgeslagen flexibilisering van de arbeidsmarkt. In de Miljoenennota lezen we dat teveel flexibiliteit negatieve gevolgen kan hebben voor het verdienvermogen van Nederland. Kan de minister bevestigen dat dit nu het geval is? En vindt de minister het met ons een probleem dat in onze geflexibiliseerde arbeidsmarkt de lonen, na jaren van stagnatie, nog steeds achterblijven bij de economische groei? Zo ja, wat wil hij hier dan aan doen?

Voorzitter. In een land waarin de politiek naar de pijpen danst van het kapitaal en te weinig investeert in de gemeenschap, in mensen, neemt de tweedeling al jaren toe en de eensgezindheid af. Het is een tweedeling die zich onder andere uit in het feit dat, zo lezen wij in De sociale staat van Nederland, mensen met een lagere opleiding en een lager inkomen minder positief zijn over Nederland en waar het naartoe gaat in onze samenleving, en ook minder vertrouwen hebben in de politiek dan hoger opgeleiden en beter verdienenden. En dat is ook logisch, want met die eerste groep gaat het ook minder goed en het is vooral deze eerste groep die de prijs voor de crisis betaald heeft en die ook nu het minst reden tot optimisme heeft. Het gaat om mensen die zich zorgen maken over hoge huren en nu geconfronteerd worden met een verlaging van de huurtoeslag en een eigen zorgrisico dat ze niet meer kunnen betalen maar dat deze regering weigert te verlagen. Aan deze mensen was tijdens de vorige Prinsjesdag ook al beloofd dat zij nu ook eindelijk zouden gaan merken dat de crisis voorbij was. Maar zij kwamen opnieuw bedrogen uit.

En wat doet dit kabinet voor deze mensen en aan deze tweedeling? Ik hoor het graag van de minister, want ik heb er in zijn Miljoenennota bar weinig over kunnen lezen. Dit kabinet doet in ieder geval niets aan het terugdringen van de ongelijkheid. Zelfs in percentages blijven de lage inkomens volgend jaar opnieuw achter bij de rest, met een stijging van naar verwachting, als die al uitkomt, 1,1% voor inkomens tot 150% van het minimumloon tot rond de 1,7% voor de categorieën daarboven. In harde euro's levert het nog veel grotere verschillen op. Welke boodschap moet hier nu van uitgaan, zo vraag ik de minister. Dat hoe dikker de portemonnee is, hoe meer euro's er bijgestopt worden? Vindt de minister dat rechtvaardig? In plaats van deze vlaktaks in te voeren, waar dit kabinet voor kiest en waar vooral de hogere inkomens van profiteren, zouden we wat ons betreft de belastingen voor de hoogste inkomens juist moeten verhogen. En zelfs als we het stelsel niet rechtvaardiger maken maar enkel afzien van het denivellerende tweeschijvenstelsel, scheelt dat 3,9 miljard op de begroting voor volgend jaar.

Over de absurd grote vermogensongelijkheid in dit land — volgens ook in het SCP-rapport geciteerd onderzoek van mijn collega Reuten de grootste vermogensongelijkheid van 27 OESO-landen! — hoor ik dit kabinet al helemaal niet. Een probleem dat makkelijk aan te pakken zou zijn, bijvoorbeeld door de belasting op vermogens boven de 1 miljoen euro te verhogen, zoals onze partij samen met PvdA en GroenLinks heeft voorgesteld in de Tweede Kamer. Erkennen de minister en de staatssecretaris dat deze extreme vermogensongelijkheid een probleem is, of vinden ze dat er niets mis is met een situatie waarin de rijkste 20% maar liefst 81% van al het vermogen bezit en de rijkste 1% rond de 28%, als het niet meer is? Uit opinieonderzoek blijkt dat driekwart van de Nederlandse kiezers, over alle partijen heen, een gelijkere verdeling van vermogens zou wensen. Is de regering het met deze grote meerderheid van de bevolking eens en, zo ja, welke maatregelen wil zij dan treffen om deze grote vermogensongelijkheid terug te dringen? Graag een reactie van beide bewindslieden.

Voorzitter. Terwijl de rijkdom aan de top jaar in, jaar uit toeneemt en de economie op volle stoom is gekomen, komen veel mensen in Nederland maar niet uit de armoede waar ze al zo lang in zitten. Onlangs bleek uit een SCP-rapport dat het aantal armen in Nederland, waaronder juist ook veel werkende armen, zelfs is toegenomen. Dat is toch niet uit te leggen in een tijd van hoogconjunctuur? Wat vindt deze minister daarvan? Weinig, althans als we op de Miljoenennota afgaan, waarin het woord "armoede" slechts vier keer voorkomt, waarvan twee keer in een internationale context. Over armoede in ons rijke land lezen we slechts dat "een groeiend aantal mensen zich zorgen maakt over armoede". Je kan je, als het armoedeprobleem zo wordt afgedaan, moeilijk aan de indruk onttrekken dat de leden van deze regering niet behoren tot dat groeiende aantal mensen dat zich zorgen maakt over armoede. Maar dat verbaast mij van deze minister, want zo ken ik hem niet.

Mijn fractie was destijds heel blij met zijn steun, toen nog als collega in dit huis, voor onze motie over kinderarmoede. Dat, ook nu we al enkele jaren uit de crisis zijn, honderdduizenden kinderen in armoede opgroeien in dit land, is onaanvaardbaar. Daar is iedereen in deze Kamer, van links tot rechts, het over eens. Daarom heeft eerdergenoemde motie ook een vervolg gekregen met een motie die de regering verzoekt om de invoering van een reductiedoelstelling inzake de terugdringing van armoede onder kinderen. Toen ik de minister tijdens de vorige Algemene Financiële Beschouwingen vroeg naar de uitvoering van die motie, vroeg hij om geduld, want de motie was nog maar net aangenomen en het kabinet nog maar net begonnen. We zijn nu meer dan een jaar verder. Ons geduld begint op te raken, zoals we ook bij de Algemene Politieke Beschouwingen hebben laten weten. De premier zei toen daar begrip voor te hebben, maar vroeg deze Kamer nog tot begin komend jaar te wachten. Deelt de minister onze opvatting dat er komend voorjaar ook echt geleverd moet worden, zodat aansluitend de reductiedoelstelling wordt geïmplementeerd en het aantal kinderen dat in armoede leeft in dit land significant gaat dalen?

En voorzitter, waar de kassen van het zeer winstgevende bedrijfsleven nog verder gespekt worden met de Vpb-verlaging, worden de dagelijkse boodschappen van hen die het al niet breed hebben weer duurder door een verhoging van het lage btw-tarief met 50%. Dit is een van de redenen waarom wij twijfels hebben bij de koopkrachtplaatjes van het kabinet. Die zouden volgens mijn fractie voor veel mensen weleens anders kunnen uitpakken. Het zou goed zijn als de gevolgen van de btw-verhoging nu eindelijk eens echt goed in kaart gebracht zouden worden.

Voorzitter. De tweedeling uit zich ook op de woningmarkt. Een tweedeling tussen huurder en kopers, en ook tussen mensen die al een eigen huis hebben en mensen die weliswaar nog de hoop hebben ooit huiseigenaar te worden maar voor wie dat in toenemende mate onmogelijk gemaakt wordt, mede door de toenemende rol van vastgoedbeleggers die massaal huizen opkopen om vervolgens in de vrije sector te verhuren. De noodzakelijke nieuwbouw van sociale huurwoningen dreigt op veel plaatsen in ons land bijna stil te vallen, nu de woningcorporaties naast de volstrekt contraproductieve verhuurderheffing straks ook meer vennootschapsbelasting moeten betalen. Dit als onbedoeld gevolg van de op zich wenselijke beperking van de renteaftrek. Dit gaat de corporaties 300 miljoen euro per jaar kosten. Gaan er nu al twee maanden huur per jaar naar de belasting, over enkele jaren zijn dat er drie! De corporaties houden op deze manier zo weinig geld over dat ze de afgesproken investeringen in nieuwbouw en verduurzaming van hun woningbestand niet meer kunnen opbrengen. Erkent de minister dit probleem? En, zo ja, wat gaat de regering hieraan doen?

De heer Van Strien i (PVV):

De heer Van Apeldoorn snijdt een terecht probleem aan: het volstrekt achterblijven van de bouw van nieuwe huurwoningen. Zoals ik in mijn verhaal al heb aangegeven, is een ander probleem dat wat er gebouwd wordt, naar statushouders gaat. Kan de SP daar eens wat meer over zeggen? Wat vindt de SP ervan dat daardoor ook een zeer groot deel van de problemen op de sociale huurmarkt zijn ontstaan?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik denk dat de heer Van Strien het nu omdraait. Hij moet de problemen zoeken waar ze zijn en waar ze op te lossen zijn. Het probleem is een gebrek aan voldoende sociale huurwoningen voor iedereen die die nodig heeft in het land, of het nu statushouders zijn of Nederlanders die hier al heel lang wonen. Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat er voldoende woningen zijn. Dat is het probleem. Dat is al jaren het probleem. Volgens mij zijn de heer Van Strien en ik het daarover eens. Dat is een probleem dat voortkomt uit keuzes die dit kabinet gemaakt heeft. Ik denk dat niemand ermee geholpen is, ook niet de niet-statushouders die op zoek zijn naar een sociale huurwoning, als we een soort zondebokpolitiek gaan bedrijven door te zeggen "het ligt aan de statushouders die de huurwoningen inpikken". Als er voldoende gebouwd zou worden, zou dat probleem zich überhaupt niet hebben voorgedaan en zou de heer Van Strien deze vraag nu niet hebben kunnen stellen. Nogmaals, ik denk dat wij het probleem moeten oplossen door eerst een juiste analyse van het probleem te maken en het daar aan te pakken.

De heer Van Strien (PVV):

Ik ben het volstrekt met de heer Van Apeldoorn eens dat er te weinig wordt gebouwd. Er wordt overigens al jaren te weinig gebouwd. Het versnellen van de bouw lost ook nog niet de problemen op de sociale huurmarkt op korte termijn op. Bij wat voor versnelling dan ook blijf je nog jaren, echt nog jaren, zitten met tekorten in de sociale woningbouw. Dan gaat het om de vraag of statushouders dan een voorrangsrecht moeten hebben ten opzichte van de autochtone Nederlanders. Dat is de vraag.

De heer Van Apeldoorn (SP):

De sociale woningmarkt is wat mij betreft bedoeld voor die mensen die het nodig hebben en daarbij wil ik geen onderscheid maken tussen statushouders en autochtone Nederlanders of wat voor Nederlanders dan ook, zoals u ze noemt. Sociale huurwoningen zijn bedoeld voor diegenen die het nodig hebben. Mensen die statushouder zijn hebben ook recht op woonruimte. Zij hebben namelijk een status gekregen en daarmee hebben zij ook recht op een fatsoenlijk bestaan in Nederland. Dat is voor mij het principiële punt. Vervolgens is onze analyse — en dat delen wij volgens mij met de PVV-fractie — dat er de afgelopen jaren veel te weinig is gebouwd en dat het huidige beleid, onder andere de beperking van de renteaftrek, ervoor zal zorgen dat er misschien nog minder zal worden gebouwd vergeleken met wat nodig is.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Strien, op dit punt.

De heer Van Strien (PVV):

Ik constateer dat door de SP binnenkort misschien iedereen op kruisingen van wegen voorrang zal hebben. Dat is hetzelfde als wat u nu zegt. Iedereen heeft voorrang op een sociale huurwoning. Dat is niet zo, op dit moment hebben statushouders voorrang boven autochtone Nederlanders. Dit betekent dat zij in het bijzonder worden geraakt door de problemen op de sociale huurmarkt.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Wij vervallen in herhalingen. Wat mij betreft is deze discussie een andere discussie dan het onderwerp dat nu aan de orde is. Wij hebben het nu over het al jarenlange gebrek aan sociale huurwoningen door onderinvesteringen. Daar moeten wij iets aan doen. De discussie die de heer Van Strien graag wil voeren, is volgens mij niet de discussie die nu aan de orde is.

De heer Postema i (PvdA):

Ik steun graag de gedachte dat de statushouders hier nu niet echt de oorzaak van het probleem zijn. Dat geldt overigens ook voor de renteaftrek. Ik houd de heer Van Apeldoorn graag voor dat die zwaardere fiscale belasting van de woningbouwcorporaties eigenlijk iets is wat in de eigen staart bijt. Dat leidt tot minder productie en daarmee ook tot minder fiscale afdracht van diezelfde corporaties. Je zou je ook kunnen voorstellen dat juist een intensief investeringsprogramma tot hogere staatsinkomsten zou kunnen leiden. Zou u daar ook nog eens op willen reflecteren?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik denk dat de beperking van de renteaftrek als onbedoeld gevolg van de ATAD, de richtlijn die belastingontwijking moet tegengaan, ook in samenhang met de verhuurdersheffing moet worden gezien. De SP-fractie staat ervoor dat als woningbouwcorporaties kiezen voor meer investeren in verduurzaming en nieuwbouw, dan bijvoorbeeld de verhuurdersheffing naar beneden kan. Uiteindelijk zou die wat ons betreft afgeschaft moeten worden. Maar dit zou een eerste stap zijn zoals ook is voorgesteld in bijvoorbeeld de Tweede Kamer door onze fractie en ook door die van de heer Postema en van GroenLinks.

De voorzitter:

Gaat u verder, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank, voorzitter. Met betrekking tot het tegengaan van klimaatverandering —- en naar het oordeel van mijn fractie reiken de Nederlandse ambities op dat terrein dat zo cruciaal is voor onze toekomst, nog niet ver genoeg — dreigt nu een nieuwe tweedeling te ontstaan: een tweedeling tussen gewone mensen die de rekening moeten betalen maar dat niet of nauwelijks kunnen, en de kleine elite die het zich kan permitteren om elektrisch te rijden of een warmtepomp te installeren; en een tweedeling tussen de burger in het algemeen die moet opdraaien voor kosten van de noodzakelijke transitie, en de grote bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de meeste uitstoot maar die nog te veel worden ontzien. Integendeel, wij geven bedrijven als Shell zelfs gratis emissierechten. Waar blijft dan de klimaatrechtvaardigheid, zo vraag ik de minister. Wat mijn fractie betreft vervangen we dit stelsel geheel door een CO2-belasting voor bedrijven. Dan is het echt de vervuiler die betaalt.

Voorzitter. Of het nu gaat om eerlijk delen, om het uitbannen van armoede uit onze samenleving, om betaalbare woningen of om klimaatrechtvaardigheid, de kwaliteit van onze samenleving laat zich maar zeer ten dele vangen in groeicijfers, in statistische gemiddelden zoals koopkrachtplaatjes en dergelijke, en al helemaal niet in het bnp als dé maatstaf van ons welvaren. Daarom was ook mijn fractie blij met het initiatief van collega’s Ester en Sent — ook wel meneer en mevrouw Ester genoemd tegenwoordig — om de planbureaus te vragen jaarlijks ook met een brede analyse van onze welvaart en welzijn te komen. En we hopen dat we in de toekomst hier ook jaarlijks een bredere reflectie op tegemoet kunnen zien van het kabinet, conform ook diverse moties in beide Kamers.

Wat ook in zo’n analyse thuishoort, is de staat van onze publieke sector, een sector die essentieel is als het gaat om ons welvaren in bredere zin, maar die publieke sector staat er na jaren van kaalslag door voorgaande kabinetten niet best voor. Dat na die kaalslag een inhaalslag nodig is, zal bijna iedereen beamen, alleen vindt mijn fractie dat we daar met dit kabinet nog te weinig van zien. De investeringen die nu gedaan worden, zijn volstrekt onvoldoende om ook nog maar een begin te maken met het terugdraaien van de destructieve megabezuinigingen van rond de 50 miljard van de voorbije crisisjaren.

Voorzitter. Het is niet voor niets dat de publieke sector in actie is gekomen. Naast POinactie kregen we ook WOinActie en nu is de hele publieke sector in opstand gekomen. Maar dit kabinet schroeft de bedrijfswinsten liever nog verder op door de Vpb te verlagen dan ervoor te zorgen dat leraren, docenten en verpleegkundigen niet alleen fatsoenlijk betaald worden, maar ook niet bezwijken onder de toenemende werkdruk. Neemt de minister de signalen uit de publieke sector — zoals onlangs nog luidkeels afgegeven toen duizenden naar de Dam togen — nu eindelijk serieus? Ik hoop het van harte, want hier staat echt de toekomst van onze samenleving op ons spel.

Voorzitter. Als iets het pleidooi om het kapitaal te beteugelen in plaats van het de vrije loop te laten kracht zou moeten bijzetten, dan zijn het wel de lessen van de financiële crisis. Maar welke lessen heeft deze regering hier, nu ruim tien jaar na de val van Lehman Brothers, eigenlijk geleerd? Veel reflectie hierop lezen we niet in de Miljoenennota. Hebben we de financiële sector nu echt weer dienstbaar gemaakt aan de reële economie en aan de samenleving? Daarvoor is volgens mijn fractie nog veel meer nodig. Zo praten we al jaren over de noodzaak van hogere buffers voor banken, maar nu wordt in EU-verband een eis van 3% ingevoerd, terwijl Nederland eerder nog inzette op 4%. Hoe zit dat, wil mijn fractie weten. En wanneer gaan we nou eens eindelijk over op het volledig splitsen van het zaken- en het nutsdeel van banken, destijds een van de centrale aanbevelingen van de commissie-De Wit? Waarom horen we hier niets meer van? Waar we ineens wel weer van horen, is de eigen begrotingscapaciteit voor de EU die als een duveltje uit een doosje weer terug is op de agenda nadat Macron en Merkel het hier kennelijk over eens zijn geworden. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat die duvel voor eens en altijd in zijn doosje blijft?

Voorzitter. Ik rond af. Een begroting die de belasting voor bedrijven verlaagt en tegelijkertijd de btw voor de dagelijkse boodschappen met 5% verhoogt, die de verschillen vergroot door een vlaktaks in te voeren waar de hogere inkomens het meest van profiteren, die kiest voor de race naar de bodem in plaats van de weg omhoog naar een socialer Nederland, die liever geld weggeeft aan het bedrijfsleven dan meer te investeren in leraren, agenten en medewerkers in de zorg, die niet kiest voor een eerlijk klimaatbeleid door de vervuiler te laten betalen, die op de arbeidsmarkt, in de woningmarkt en in onze samenleving in het algemeen de tweedeling niet tegengaat, en die de reductie van het overheidstekort belangrijker lijkt te vinden dan het terugdringen van armoede onder kinderen, zo'n begroting is niet de begroting van en voor iedereen, zoals dit kabinet beweert. In plaats daarvan is dit een begroting die vooral de grote bedrijven en hun aandeelhouders bedient. Het is geen rechtvaardige begroting en wat ons betreft is het tijd voor rechtvaardigheid en dus voor andere keuzes. De kans dat we het eens zullen worden, acht ik klein, maar ik zie zoals altijd uit naar de beantwoording van de minister en de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Ik geef het woord aan de heer Van Kesteren.