Plenair Overbeek bij voortzetting behandeling Begroting Justitie en Veiligheid 2019



Verslag van de vergadering van 18 december 2018 (2018/2019 nr. 13)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.11 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Overbeek i (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal proberen om in een zo kort mogelijk bestek een viertal punten aan te stippen. Eerst even algemeen over Global Compact on Migration. Als je de discussie volgt zoals die in Nederland heeft plaatsgevonden, dan zou je al gauw de indruk kunnen krijgen dat het compact alleen over Nederland en de Nederlandse problemen gaat. Maar laat ik hier even gezegd hebben dat de meeste migratie zich voltrekt buiten de Nederlandse grenzen. Ik ben het met de staatssecretaris eens dat dit compact mogelijk een goed platform biedt om op het niveau van de Verenigde Naties over allerlei aspecten van migratie te spreken. Niettemin vind ik nog steeds, ook als ik naar de woorden van de staatssecretaris luister, dat de benadering van de Nederlandse regering tamelijk eenzijdig is. Het meest sprekend was toen de staatssecretaris kwam te spreken over het vluchtelingencompact en zei: dit pact probeert iets te regelen wat wij in Europa heel graag willen. Dat is precies de benadering die de regering kiest. Maar ik hoorde in de discussie met de staatssecretaris ook heel voorzichtige tekenen van voortschrijdend inzicht. Er zal misschien toch ook meer moeten worden gekeken naar een wederkerige invulling en implementatie van dat compact. We hebben de hoop dus nog niet opgegeven; dit wordt een doorlopende discussie.

Mijn tweede punt is de kwestie van de tewerkstellingsvergunningen. Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging om contact op te nemen met de collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Wij zijn dan ook in gespannen afwachting van een brief waarin op dit probleem wordt ingegaan. De staatssecretaris vroeg mij ook om informatie door te spelen. Het probleem is natuurlijk dat die informatie erg anekdotisch is. Daar schieten we dus niet echt wat mee op. Uit de aard der zaak, zoals ook bleek in de discussie over bijvoorbeeld gedwongen prostitutie, is er heel weinig systematische informatie beschikbaar. Op dat punt kom ik zo nog terug.

Dan het punt van de kindrechten. Kindrechten zijn ook mensenrechten. Ik sluit me aan, en zo kunnen we ons bij elkaar blijven aansluiten, bij de woorden van mevrouw Strik dat er naar onze interpretatie toch wel hogere eisen worden gesteld aan het gewicht dat aan het recht van het kind moet worden toegekend. Mijn vraag, waar de staatssecretaris inderhaast geen antwoord op heeft kunnen geven, is in hoeverre hij het ook met mij eens is dat de kwestie van de kindrechten ook op andere beleidsterreinen speelt. Ik heb gevraagd naar de manier waarop in het kabinet de regiefunctie ten aanzien van die kindrechten en het bewaken daarvan over de grenzen van verschillende beleidsterreinen heen wordt ingevuld. Daar zou ik de staatssecretaris graag in tweede termijn nog over horen spreken.

We spreken steeds over irreguliere arbeid of illegale arbeidsmigranten. Ook dat is een onderwerp waar we eigenlijk heel weinig informatie over hebben. Er zijn heel voorzichtige schattingen, en serieus onderzoek is volgens mij betrekkelijk lang geleden gedaan. Over veel van de onderwerpen die wij bespreken, is er een gebrek aan informatie. Daarom is het misschien een idee om het WODC eens aan het werk te zetten om een actueel onderzoek te doen naar de aantallen reguliere en irreguliere arbeidsmigranten in Nederland van buiten de Europese Economische Zone. Waar komen ze vandaan? Hoelang zijn ze hier? Wat voor werk doen ze? Welke problemen spelen daar? Dit lijkt me goed om te weten waar we het over hebben en om beleid te kunnen maken op basis van feiten.

Ik denk dat ik het hierbij zal laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Overbeek. Ik geef het woord aan mevrouw Strik.