Plenair Gout-van Sinderen bij behandeling Versnelling woningbouw en facilitering duurzame ontwikkeling



Verslag van de vergadering van 20 mei 2019 (2018/2019 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 17.08 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Gout-van Sinderen i (D66):

Mevrouw de voorzitter. Dank u voor het woord. Het is voor mij een eer om vandaag bij het scheiden van markt mijn maidenspeech te mogen houden over onderwerpen die mij na aan het hart liggen. Het versnellen van woningbouw en het faciliteren van duurzame ontwikkeling vormen de aanleiding voor de voorgestelde wijzigingen van de Crisis- en herstelwet.

Allereerst wil ik ingaan op de absolute noodzaak voor het versnellen van woningbouw. In de Staat van de Woningmarkt 2018 worden de feiten op een rij gezet. Om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar woningen moeten er tot 2025 75.000 woningen per jaar worden bijgebouwd. Dit resulteert in een bouwopgave van in totaal 450.000 woningen in de komende zes jaar. In 2030 zal het aantal huishoudens zijn gestegen tot 8,5 miljoen. Voor de provincies resulteert dat in de opgave om de huidige voorraad aan woningen te laten toenemen met ruim 700.000 woningen. Dus na 2025 en voor 2030 moeten er nog eens 250.000 woningen extra bij komen.

De bouwopgave is urgent en divers. Niet in alle provincies is er sprake van voldoende plancapaciteit. Zo staat de provincie Zuid-Holland voor de opgave om de plannen voor de periode na 2024 te vervolmaken voor de middellange en lange termijn. De verduurzaming van de gebouwde omgeving is een belangrijk onderdeel van de energietransitie. De mobiliteit die samengaat met de realisatie van de enorme bouwopgave waarvoor wij staan, is een vraagstuk dat geadresseerd moet worden in de plannen. Ook hier speelt de energietransitie een belangrijke rol.

Voorzitter, omdat het hier gaat om een voorstel tot wijziging van een wet wil ik de verschillende wijzigingsvoorstellen langslopen, maar niet dan nadat ik een opmerking heb gemaakt over de naam van de wet. De Crisis- en herstelwet heeft zijn naam te danken aan de economische crisis waarin ons land verkeerde ten tijde van de behandeling en aanname van de wet. Er werd gesproken over ernstige economische omstandigheden, over recessie en waar mogelijk het nemen van structuurversterkende maatregelen.

De economische crisis lijkt nu, tien jaar later, ver achter ons. We zijn inmiddels na een hoog groeitempo wel beland in een situatie van wat het Centraal Planbureau normale economische groei noemt; van 1,5 % van het bruto binnenlands product voor 2019. Zoals u weet, kijkt het Planbureau vooruit. Het CBS kwam deze week met een groeicijfer van 1,7% voor het eerste kwartaal ten opzichte van van vorig jaar.

Toch is de naam Crisis- en herstelwet nog steeds passend. Veel woningzoekenden in ons land ervaren zeker een gevoel van crisis als er na jaren op wachtlijsten te hebben gestaan in de huursector nog steeds geen passende huisvesting voorhanden is. Of starters die voor hun eerste koophuis voortdurend achter het net vissen, omdat er in grote delen van ons land onvoldoende aanbod is van betaalbare koopwoningen.

De onderhavige wijzigingen van de wet moeten bijdragen aan het herstel van dit ongewenste gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod. Crisis en herstel dus, maar dan anders.

Voorzitter, dan nu de voorgestelde wijzigingen.

Om te beginnen de uitbreiding van gebruiksmogelijkheden van het projectuitvoeringsbesluit. De wijzigingen moeten het gebruik van het projectuitvoeringsbesluit aantrekkelijker maken. Belangrijk is de voorgestelde verschuiving van de bevoegdheid van de raad naar het college van burgemeester en wethouders om een projectbesluit te nemen. Dit gebeurt nadat de raad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft. Ook wordt de mogelijkheid geboden om een fasering in het projectuitvoeringsbesluit aan te brengen. Mijn vraag aan de minister betreft de combinatie van deze wijzigingen. Is het juist dat bij een fasering bij iedere fase de raad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven alvorens het college van burgemeester en wethouders tot besluitvorming kan overgaan? Schuilt in de invoering van de mogelijkheid tot fasering niet het gevaar van vertraging in plaats van de beoogde versnelling?

Ten tweede de technische wijziging van artikel 2.3. In bepaalde gevallen kan het college afzien van het moeten verlenen van een verklaring van geen bedenkingen door de raad, daar waar deze in de reguliere procedure ook niet nodig was geweest. Mijn vraag aan de minister is of deze wijziging voor gemeenten die gebruik willen maken van de Crisis- en herstelwet eenduidig toe te passen is. Blijft de democratische controle door de gemeenteraad gewaarborgd?

Ten derde de versnelling van de aanwijzingsprocedure. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat wanneer er een wens is om een nieuw gebied of project toe te voegen aan een bestaand experiment, dit per ministeriële regeling kan plaatsvinden in plaats van de gebruikelijke AMvB. Deze aanpassing levert volgens de memorie van toelichting een versnelling op van ten minste zeven maanden. De Afdeling advisering van de Raad van State is hier negatief over.

In de memorie van antwoord op de vraag van de D66-fractie over dit punt wordt onder meer door de regering gesteld dat het experiment de afwijking van wet- en regelgeving is en niet de toevoeging van het concrete project of het gebied aan de experimenteerregeling. Mijn vraag aan de minister is of overheden die voortvarend aan de slag willen met een experiment, over voldoende kennis en expertise beschikken om de juiste procedure te volgen. Op welke wijze gaat de voorlichting over de wijziging plaatsvinden?

Voorzitter, ik kom tot de laatste twee voorstellen tot wijziging.

De wijziging van de aanwijzingsprocedure. De oorspronkelijke eis van het moeten voldoen aan de cumulatieve criteria wordt aangepast. Waar moet nu aan worden voldaan? Een experiment moet een bijdrage leveren aan duurzaamheid, een bijdrage leveren aan innovatie en bijdragen aan de bestrijding van de economische crisis. Dat deze cumulatie van criteria wordt aangepast is een goede zaak, al is het maar om de eenvoudige reden dat we momenteel — ik zei het al — niet in een economische crisis zitten. De voorgestelde omschrijving dat een experiment moet voldoen aan duurzame ontwikkeling én een bijdrage levert aan economische structuurversterking, óf bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en innovatief is, wordt door de fractie van D66 van harte gesteund.

De urgentie van versnelling van de woningbouw is voor iedereen duidelijk. De combinatie met verduurzaming en de energietransitie maakt de opgave uitdagend, maar niet onmogelijk. Echter ook hier doet de vraag zich voor in hoeverre er voldoende kennis en expertise is op lokaal niveau. Is er voldoende kennis van de regelgeving om goed gebruik te kunnen maken van de nieuwe mogelijkheden voor gemeenten die willen deelnemen aan experimenten die onder de reikwijdte van de Crisis- en herstelwet vallen?

Ten slotte het voorstel tot verbreden van de reikwijdte van de Crisis- en herstelwet. Er worden meer wetten aan de Crisis- en herstelwet toegevoegd waarvan kan worden afgeweken. Dit is nog toekomstmuziek, omdat er uiteraard nog geen experimenten zijn aangevraagd waarop deze verbreding van toepassing is. Uiteraard zal hier de AMvB-procedure op van toepassing zijn.

Mevrouw de voorzitter, ik kom tot een afronding. De experimenten die de Crisis- en herstelwet mogelijk maakt, nu en straks, zijn een goede voorbereiding voor de nieuwe Omgevingswet. Mijn laatste vraag aan de minister is hoe zij denkt de lessen die uit deze oefening kunnen worden geleerd mee te nemen in de implementatie van de Omgevingswet. Met belangstelling wacht de fractie van D66 de reactie van de minister af op onze vragen en opmerkingen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Gout. Wilt u nog even blijven staan?

Mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Voor zover ik heb kunnen nagaan, maken we heel zelden, misschien zelfs wel nooit, mee dat twee weken voor de laatste vergadering van een zittingsperiode nog een maidenspeech plaatsvindt. Het heeft er alles mee te maken dat u pas onlangs, op 12 maart 2019, lid bent geworden van deze Kamer.

Staat u mij toe om iets van uw achtergrond te schetsen. U studeerde algemene economie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Tijdens uw werkzame periode, enkele jaren later, volgde u in Parijs de opleiding cycle spécial étranger aan de École Nationale d'Administration, de ENA. Die ENA wordt momenteel bedreigd met sluiting door de Franse president Macron, maar dat even terzijde.

Uw maatschappelijke carrière staat, gezien die laatste opleiding niet geheel verrassend, in het teken van de publieke sector. Zo was u tussen 1980 en 2011 verbonden aan meerdere departementen: Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat en Defensie. In die periode bent u ook enkele jaren directeur en locogriffier van de provincie Zuid-Holland geweest. Van 2011 tot 2014 was u voorzitter van de raad van bestuur van ProRail. Sinds 2015 bent u algemeen directeur Medisch Specialisten Noord West. Daarnaast bent u voorzitter van de raad van toezicht van Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM — dat vind ik altijd zo spannend: vliegend personeel — voorzitter van de raad van toezicht van de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde en bestuursvoorzitter van Cultuurpodium Boerderij Zoetermeer. Die laatste functie komt voort uit uw voorliefde voor het bezoeken van popconcerten, omdat — in uw woorden — "je dan voor een moment uit je normale leven vol verplichtingen stapt". U knikt, dus het klopt.

Voor D66 was u eerder lid van de commissie internationale zaken en voorzitter van de afdeling Wassenaar. In maart 2018 bent u gekozen als lid van de gemeenteraad in Wassenaar en sinds maart 2019 bent u, zoals ik reeds vermeldde, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Nogmaals van harte welkom. Ik schors de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven u geluk te wensen met uw maidenspeech, maar niet dan nadat ik dat als eerste heb gedaan.