Plenair Bruijn bij voortzetting behandeling Wijziging rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 28 mei 2019 (2018/2019 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Bruijn i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Het betreft hier een wetsvoorstel uit het regeerakkoord. Wij zijn gewend die wetsvoorstellen ook te verdedigen. Wij hebben dat ook con amore gedaan, en niet alleen omdat het uit het regeerakkoord komt. Als je er door een sleutelgat naar kijkt, is dit wetsvoorstel natuurlijk onaantrekkelijk, wat geldt voor heel veel wetsvoorstellen. Maar als je de deur openzet en je naar dit wetsvoorstel in z'n totale context kijkt, dan is het een begrijpelijk wetsvoorstel.

Voor mijn fractie is dit wetsvoorstel begrijpelijk omdat de regering subsidies of andere overheidsuitgaven bij vele Nederlanders iets terugdraait. Het gaat hier om enkele promilles van de koopkracht van bijvoorbeeld afgestudeerden. Maar ook bij andere bevolkingsgroepen doet dit kabinet dat. Voor mijn fractie is dat verteerbaar, omdat dit kabinet vervolgens die beperking van de uitgaven teruggeeft in lagere lasten en investeringen, zoals investeringen in het onderwijs. Dat is de reden dat mijn fractie dit een goede beweging vindt. Onder aan de streep zien we dat de afgestudeerden, maar ook alle andere Nederlanders, er in koopkracht op vooruitgaan, en wel structureel. Voor mijn fractie zou het dus een heel vreemde beweging zijn om uit dit totale weefsel één onderdeel te verwijderen, met name als het gaat om een onderdeel dat — hoe begrijpelijk ook dat het vervelend is — de hoogst opgeleiden, meest kansrijken en meest verdienenden uit de samenleving treft.

Desalniettemin heeft mijn fractie heel veel begrip voor de zorgen die studenten hebben. Wij hebben dan ook goed geluisterd naar de antwoorden op de vragen die wij de minister daarover gesteld hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Nooren staat nog niet bij de microfoon.

De heer Bruijn (VVD):

Dan ga ik door, voorzitter. We hebben goed geluisterd naar de beantwoording door de minister, onder andere over de keuze voor de tienjaarstermijn en de ingangsdatum. We hebben begrip voor de argumenten die de minister daarbij genoemd heeft, nog los van het feit dat deze wet natuurlijk geen ruimte geeft om een andere rentemaatstaf of een andere ingangsdatum te kiezen.

De voorzitter:

Nu staat mevrouw Nooren bij de microfoon. Zij heeft het woord.

Mevrouw Nooren i (PvdA):

In mijn tweede termijn heb ik verwezen naar de memorie van toelichting. De VVD heeft net als de PvdA het studievoorschot gesteund. Een belangrijke pijler daarvan was de vijfjaarsrente. Dat had te maken met de inschatting van de consequenties ervan, en met het idee dat de rentesubsidie aangewezen was om te investeren in de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs. Hoe weegt de VVD dat? Het was dus een onderdeel van wat we toen afgesproken hadden.

De heer Bruijn (VVD):

De regering geeft 350 miljard euro uit aan allerlei subsidies en allerlei andere uitgaven. Die uitgaven waren tien jaar geleden 100 miljoen per dag hoger dan we konden betalen. De opeenvolgende kabinetten zijn nu tien jaar bezig om dat gat weer te sluiten, onder andere met hulp van de Partij van de Arbeid. Het kabinet-Rutte III zet een laatste stap om de overheidsfinanciën op orde te krijgen en de economie sterk achter te laten voor alle leden van de komende generaties. Dit kabinet kijkt vanaf punt nul, een resultante van alle eerdere wetgeving en alle eerdere subsidiemaatregelen, en doet er nog een klein stukje bovenop. Dat is voor ons allemaal vervelend. Alle Nederlanders dragen iets bij, dus de afgestudeerden maar ook andere Nederlanders.

Het kabinet geeft dat geld terug aan de Nederlanders. Dat is voor mijn fractie een essentiële reden om dit te kunnen accepteren. Het kabinet eet dat geld niet op en stopt het niet in aflossing van de staatschuld, maar geeft het terug in de vorm van lastenverlaging en investeringen. Dat vindt mijn fractie een goede draai, een goede maatregel, want die is erop gericht om de koopkracht te verbeteren en de economie te stimuleren, om op die manier Nederland krachtiger over te laten aan alle leden van de nieuwe generaties. Daar profiteren ze allemaal van. Ze dragen er initieel ook allemaal een paar promille koopkracht aan bij.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Ik weet niet zeker of ik een antwoord heb gekregen, dus ik probeer het nog één keer. Een onderdeel van het studievoorschot was dat er is nagedacht over een dragelijke rentemaatstaf. Toen zijn we met elkaar uitgekomen op de vijfjaarsrente. Dat was een bewuste keuze. Dit wetsvoorstel wijkt ervan af, maar er is dus wel al over nagedacht bij het andere wetsvoorstel. Als er, zoals u zegt, geld bij moet komen, hadden we ook een belastingmaatregel kunnen nemen. Dan dragen echt alle Nederlanders bij. Nu dragen, zoals de heer Schalk al zo duidelijk zei, mensen uit de lage en middeninkomens de kosten van dit wetsvoorstel.

De heer Bruijn (VVD):

Nee. Een belastingmaatregel zou een lastenverhoging hebben betekend: meer geld naar de overheid en dan meer subsidies. Dat is nu juist zo'n periode die we tien jaar geleden uitgebreid achter de rug hadden. Dat is wat we nu repareren. We verminderen de uitgaven van de overheid en geven dat terug in lagere lasten. Natuurlijk was die vijfjaarsrente een keuze tijdens de invoering van dit leenstelsel. Er is toen geen enkele garantie gegeven dat dat nooit zou veranderen. Dat geldt ook voor alle andere subsidies en alle andere uitgaven van de overheid. Die garantie is nooit gegeven. Dat kan ook helemaal niet. Het kabinet trof een jaar geleden een situatie aan waarin de overheidsuitgaven nog steeds te hoog waren. Het kabinet verlaagt die uitgaven iets. Voor mijn fractie is essentieel dat het dat geld teruggeeft in lagere lasten voor alle Nederlanders.

De voorzitter:

De heer Ganzevoort. Ik onderbreek u, meneer Bruijn.

De heer Bruijn (VVD):

Ik zie nu dat mevrouw Sent haar handen wijd uitspreidt, maar zonder dat zou het voor mijn fractie inderdaad niet acceptabel zijn.

De voorzitter:

Meneer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik hoorde de heer Bruijn zeggen dat hij in het voorstel ziet dat een van de bouwstenen van het studievoorschotstelsel hier wordt losgelaten.

De heer Bruijn (VVD):

Nee. Ik zei dat een van de bouwstenen van het weefsel van het regeerakkoord zou worden losgelaten als deze wet niet wordt ingevoerd. Dat zou voor mijn fractie onlogisch zijn, vooral omdat het hier de bijdrage betreft aan de verbetering van de overheidsfinanciën van de meest kansrijke, meest verdienende en hoogst opgeleide groep. Juist een fractie als die van de heer Ganzevoort zou ertegen moeten zijn om dit wetsvoorstel niet aan te nemen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat is een mooie poging, maar de heer Bruijn weet ook dat — kijk anders bij de Aanwijzingen voor de regelgeving — dat is mooie lectuur — verwijzen naar het regeerakkoord niet voldoende is. Ik heb hem daar al op gewezen. Mijn vraag aan de heer Bruijn was of hij wil erkennen dat met dit voorstel een van de bouwstenen, namelijk die vijfjaarsrente, waar expliciet naar wordt verwezen in de memorie van toelichting, wordt losgelaten.

De heer Bruijn (VVD):

Sterker nog, hij wordt veranderd naar de tienjaarsrente en dat doet het kabinet over de volle breedte voor alle Nederlanders. Er wordt een paar promille aan koopkracht ingeleverd. Dat wordt teruggegeven in lagere lasten en dan gaat de koopkracht omhoog. Dat klopt. Er is ook nooit een garantie gegeven dat ze eeuwig zouden blijven bestaan. Als iemand dat begrepen heeft, dan heeft hij het verkeerd begrepen. Dat geldt voor alle subsidies. Dat geldt voor alle wetten. In ieder geval heeft mijn fractie dat niet gehoord en met die garantie zou mijn fractie de invoering van zo'n stelsel ook nooit gesteund hebben. Dat zou namelijk onverantwoord zijn.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Daarmee hoor ik de heer Bruijn inderdaad zeggen dat hiermee het studievoorschotstelsel zoals een paar jaar geleden is afgesproken, wordt aangetast. Dank voor de helderheid.

De heer Bruijn (VVD):

Ik heb het niet gehad over het studievoorschot.

Voorzitter. Dan kom ik even terug op de zorgen van studenten. Die vinden wij belangrijk. We hebben de antwoorden over de ingangsdatum en over de rentetermijn goed gehoord. Daar zijn we dankbaar voor. Dan is ook voor mijn fractie belangrijk dat de opbrengst van het studievoorschot geheel ten goede komt en blijft komen aan het onderwijs. Die lopen dus op tot 1 miljard en zijn daarna structureel 620 miljoen. We hebben goed gehoord dat de minister dat nog eens bevestigd heeft en dat het ook niet gekoppeld is aan onzekere opbrengsten, zoals renteopbrengsten die kunnen stijgen, maar ook dalen. Daarvan zouden wij de onderwijsbegroting niet afhankelijk willen maken. Belangrijk voor ons is ook dat de woningmarkt voor velen beter toegankelijker wordt dankzij dit wetsvoorstel, want dat is een grote zorg bij studenten. Ook de bevestiging dat de overheid het grootste deel van de studiekosten zal blijven betalen, ook na invoering van dit wetsvoorstel, is belangrijk.

De minister heeft het gehad over het Nibud-onderzoek. Dat is een van de onderzoeken die wij zeer belangrijk vinden als het over de koopkracht van studenten zelf gaat. De minister heeft gezegd dat zij informatie verwacht. Misschien wil de minister ook toezeggen dat ze die informatie nog zal delen met deze Kamer. We zijn ook dankbaar voor de toezegging om de volgende monitor nog met ons te delen.

Dan kom ik op het belang van ander onderzoek dan die monitor, waar ook mevrouw Duthler op heeft gewezen. Dat deelt mijn fractie. Mijn fractie is ook blij dat er behalve de monitor ook ResearchNed-, RIVM- en Nibud-onderzoeken zijn, maar mijn fractie zou ten slotte wel willen vragen of de minister misschien zou willen overleggen met het CBS of zij kunnen corrigeren voor die migratieachterstand en die gemiddelde eindcijfers. Dat is dan misschien nog een manier om nog wat beter te kijken in dat CBS-onderzoek naar specifieke groepen. Mijn fractie is het wel eens met mevrouw Duthler dat dat type onderzoek, dat specifieke onderzoek, zeker in het CBS-onderzoek, echt onvoldoende is. Als het CBS zou kunnen corrigeren voor migratieachtergrond en gemiddeld eindcijfer, krijgen we natuurlijk beter inzicht in die resultaten van dat CBS-onderzoek en dus de toegankelijkheid.

Voorzitter. Alles overwegend acht mijn fractie dit wetsvoorstel rechtmatig, uitvoerbaar, handhaafbaar en proportioneel. We hebben ook van verschillende woordvoerders gehoord dat de opbrengst laag is. Het gaat om weinig geld. Dan kan het ook nooit veel kosten. Ik zal mijn fractie dan ook adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruijn. Ik zie dat de minister in de gelegenheid is om direct te reageren. Dan geef ik haar thans het woord.