Plenair Van Rooijen bij voortzetting behandeling Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd



Verslag van de vergadering van 2 juli 2019 (2018/2019 nr. 37)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.56 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel, en in de eerste plaats felicitaties aan u. Ik wens u veel succes in deze verantwoordelijke taak. We zullen dat samen met u meemaken.

Voorzitter. Ik heb enkele korte vragen. De heer Van Ballekom kan gerust zijn. Ik had overigens zijn signaal niet nodig. We krijgen inderdaad in het najaar een groot debat. Dat was mij niet ontgaan. Maar net als andere collega's heb ik gesproken over en gevraagd naar andere onderdelen van het totale pakket. Daar is de bevriezing van de WAO eigenlijk maar een klein stapje bij. Sommigen zeggen zelfs: een muizenstapje. Het gaat straks natuurlijk vooral over het grote pensioenakkoord, met alle middelen, doelen en noem maar op.

Even kort toch naar aanleiding van de antwoorden de volgende vragen. Voor een deel is het een herhaling, maar ik stel ze vooral om duidelijkheid te krijgen. Mijn vraag was: komt er een apart wetsontwerp over de zachtere koppeling van de AOW-leeftijd aan de stijgende levensverwachting? Anders gezegd, ligt dat wetsontwerp er ook als de stuurgroep nog niet of helemaal niet tot een akkoord komt? Met andere woorden, is het dan een zelfstandig wetsontwerp? Het is mij niet ontgaan, en u ook welbekend, dat de vakbeweging het liefst wil dat er na de bevriezingswetsontwerpen een apart wetsontwerp over de zachtere koppeling komt, en dat daar dan ook hier en aan de overkant over wordt besloten.

Mijn tweede vraag gaat over het collectief invaren. Ik loop al een tijdje mee en maak het met Rutte mee, maar ook met u, minister. Ik vraag of de risicovrije rente de waarderingsmaatstaf is voor het collectief invaren, als dat al moet gebeuren. Wij zijn daar niet vóór — althans, niet zomaar — omdat het over eigendomsrechten gaat. De minister geeft geen antwoord, maar zegt dan: er is ook nog verwacht rendement. Hij zegt met andere woorden: het zou ook wel kunnen zijn dat het op basis van verwacht rendement wordt, dus misschien wel 3% en niet 1%. Dat betekent een geweldige herverdeling binnen die 1.400 miljard. Het bijzondere is dat de minister verwijst naar die kostendekkende premie, maar juist voor die kostendekkende premie wordt nu het verwachte rendement ook afgeschaft. Er is dus alleen de risicovrije rente voor de verplichtingen en voor de premies. Dan moet u niet bij de waarderingsmaatstaf zeggen: ja, maar we hebben ook nog verwacht rendement. Ik kan dat niet volgen, maar ik zal de minister daar later wel nader op beoordelen.

Dan artikel 83; dat is natuurlijk een zwaar punt. Dat heeft ook te maken met het collectieve invaren. In de huidige Pensioenwet staat dat ieder individu, groepen van deelnemers overigens ook, actief en niet meer actief, een individueel bezwaarrecht heeft als rechten worden overgedragen. Mijn vraag aan de minister was of hij in beginsel dat artikel wil handhaven. Hij zei dat dat later allemaal aan de orde komt. Ik begrijp dat hij daarop nu geen antwoord wil geven, maar ik wil hem er in ieder geval op wijzen dat wij die vraag gesteld hebben en dat wij daar nu geen duidelijk antwoord op krijgen. En dat baart mij grote zorgen.

Tot slot, de commissie-Dijsselbloem. Ik begrijp dat minister zegt dat zo'n parametercommissie om de vijf jaar gebeurt, dat we er nu één hebben en dat we moeten wachten. Maar het is u bekend dat de vakbeweging, maar ook Asscher in de Tweede Kamer — ik heb de Handelingen hier bij me, maar ik ga ze niet citeren — heeft gezegd dat het huidige advies van Dijsselbloem over het bestaande contract gaat. Dat loopt nog twee jaar. Hij vroeg of de minister bereid is om een nieuw advies te vragen aan de commissie-Dijsselbloem, of een andere commissie die dan parametercommissie heet, voor de te gebruiken rekenrente in een nieuw stelsel. Meneer Van Ballekom, dat heeft Asscher in de Tweede Kamer gevraagd. Ik neem aan dat ik dat hier ook mag vragen.

Dan het wetsvoorstel zelf. Wij vinden dit een stap in de goede richting. Daarom zullen wij dit wetsontwerp steunen.

Ten slotte. Op de kortingen zullen we later in het jaar terugkomen. Uitgerekend vandaag staat in Het Financieele Dagblad de grafiek waaruit blijkt dat de gepensioneerden met een pensioen van €20.000 of iets meer, 12% in koopkracht zijn achteruitgegaan vanaf 2009 tot 2017. Daar komt dan nog een verdere koopkrachtdaling bij in 2018, 2019 en 2020 tot de verkiezingen, omdat er vorig jaar, dit jaar en volgend jaar in ieder geval bij de vier grote fondsen geen indexatie plaatsvindt, om nog maar niet over kortingen te spreken. Wil de minister daar nog iets over zeggen?

De voorzitter:

Dank u, meneer Van Rooijen. Dan geef ik het woord aan mevrouw Oomen.