Plenair Arbouw bij voortzetting behandeling Project militair radarstation Herwijnen



Verslag van de vergadering van 3 december 2019 (2019/2020 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.20 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Arbouw i (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording van gisteravond. Zoals u uit mijn eerste termijn gisteren heeft kunnen opmaken, was de VVD al overtuigd dat het zaak is de rijkscoördinatieregeling nu snel te starten.

De beantwoording door de staatssecretaris heeft ons verder gesterkt in de opvatting dat er inmiddels al veel is gebeurd om de communicatie en transparantie van het proces opnieuw goed op te zetten en in te richten, en daarmee het vertrouwen te herwinnen. De VVD is ook blij met de toezegging van de staatssecretaris om de resultaten van de onderzoeken met beide Kamers te delen, omdat er toch wel wat achterdocht en twijfel is, overigens niet alleen in Herwijnen. Maar dat heb ik ook al uit de bijdrage van collega's gemerkt hier in deze Kamer.

Daar heb ik een paar opmerkingen over, want er moeten mijns inziens toch wel hele zware overwegingen zijn om als die resultaten van de onderzoeken naar de beide Kamers zijn gestuurd, daarover hier in de Eerste Kamer nog een debat te gaan voeren. De Eerste Kamer moet vooral bij haar eigen rol blijven en niet op de stoel van de Tweede Kamer willen gaan zitten en zeker niet van de bewindspersonen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Arbouw. Het woord is aan de heer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik denk dat dit een belangrijk punt is als het gaat om de vraag wat nou eigenlijk de taak en de rol van de Eerste Kamer zijn. Dat overstijgt ook dit debat. Ik denk dat we in deze Kamer moeten uitkijken — de heer Arbouw waarschuwde net ook voor de mores hier — om de discussie over wat de rol is van de Eerste Kamer aan politieke opportuniteit op te hangen. Dat vind ik echt een risico. Het kan zijn dat we bepaalde dingen wel of niet van belang vinden. Het is vooral van belang dat we in de Eerste Kamer de juiste vragen stellen. De juiste vragen hebben bijvoorbeeld betrekking op de rechtsstatelijkheid en de staatsrechtelijkheid, thema's die ik ook graag geadresseerd heb. Zij hebben betrekking op uitvoerbaarheid, et cetera, et cetera.

Maar de legitimiteitsvraag is hier misschien wel de allerbelangrijkste. Dat betekent dat een debat over vraagstukken die hier langkomen en over voorstellen die er zijn die aan die legitimiteit en die rechtsstatelijkheid raken, per definitie hier op de agenda kan passen, ook als dat qua politieke opportuniteit de heer Arbouw niet uitkomt. Dus ik zou voorstellen dat we niet te makkelijk naar dat argument grijpen, maar vooral de zaken op hun merites bekijken en het dan juist aanvliegen.

De heer Arbouw (VVD):

Dank aan de heer Ganzevoort voor zijn inbreng, maar ik ben het toch niet helemaal met hem eens.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we hierover nu geen debat voeren. Ik hoor geen vraag. Ik geef nu het woord aan de heer Koole.

De heer Koole i (PvdA):

Voorzitter. Over ditzelfde punt. Natuurlijk moeten wij geen zaken doen die eerder in de Tweede Kamer moeten worden behandeld. Maar zoals de heer Ganzevoort al zei, deze Kamer moet vooral letten op de rechtsstatelijkheid. Hier is in het geding het afschaffen, zoals ik het genoemd heb, van de lokale democratie vanwege een hoger belang. Het is niet voor niets dat de Eerste Kamer en ook de Tweede Kamer moeten instemmen met het toepassen van de rijkscoördinatieregeling, juíst omdat dit in het geding is. Als dat soort vragen opnieuw in het geding zouden kunnen komen in het vervolg van het proces, dan is de Eerste Kamer toch volledig gerechtigd, en eigenlijk gedwongen, om daarover ook te kunnen discussiëren, als dat soort zaken van rechtsstatelijkheid, de verhouding tussen bestuurslagen, in het geding zijn? Mijn vraag is dus: is de heer Arbouw het daarmee eens?

De heer Arbouw (VVD):

Dank u wel voor uw vraag, want dan mag ik antwoorden. Het is natuurlijk geen politieke opportuniteit. Waar het uiteindelijk om gaat, is precies die rechtsstatelijkheid en de vraag of het instrument, zoals in de wet staat, terecht wordt gehanteerd. Daar ben ik het volkomen mee eens. Waar het mij om gaat, is het volgende. Op het moment dat de resultaten van de onderzoeken op tafel liggen, moet dat niet een soort van haakje worden om uiteindelijk een politiek debat te voeren dat hier in de Eerste Kamer eigenlijk niet thuishoort. Dat was mijn punt.

De reden om een rijkscoördinatieregeling te starten, is volgens mij voldoende onderbouwd in het debat van gisteren en ook in de beantwoording door de staatssecretaris. In de wet staat heel helder dat als een gemeente niet meewerkt aan de procedure — in dit geval was dit aan de orde bij de gemeente Lingewaal — het Rijk naar de rijkscoördinatieregeling kan grijpen. De wetgever heeft daarin voorzien. Dat wordt heel duidelijk uitgelegd. Die procedure kan gevolgd worden als er vanwege het nationaal belang snel een resultaat moet komen. Die procedure wordt zorgvuldig doorlopen. De onderzoeksresultaten liggen straks op tafel. Ik zeg dat er dan wel heel zware overwegingen voor een debat moeten zijn. Als het om rechtsstatelijke overwegingen gaat, mag er natuurlijk het woord gevoerd worden. Maar als het alleen gaat over de vraag of de resultaten partijen wel of niet goed uitkomen, dan vind ik dat we als Eerste Kamer op onze tellen moeten passen.

De voorzitter:

De heer Koole nog een laatste keer op dit punt?

De heer Koole (PvdA):

Ik ben blij dat de heer Arbouw dit laatste zegt. Hij zei vlak daarvoor dat we hier geen politiek debat over moeten voeren. Debatten over rechtsstatelijke kwesties zijn wel degelijk politieke debatten en die horen hier thuis.

De heer Arbouw (VVD):

Eens.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Rietkerk.