Plenair Van Rooijen bij voortzetting behandeling Pakket Belastingplan 2020



Verslag van de vergadering van 10 december 2019 (2019/2020 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.40 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Voor mijn fractie zat er vooral veel bij het blokje overig, maar dat hebben we aan het slot besproken.

Ik wil in de eerste plaats terugkomen — het sluit een beetje aan op de vorige spreker — op de arbeidskorting. Dat is een sturingsmiddel voor de arbeidsmarkt geworden en tevens een belastingherverdelingsmiddel. Er gaat 23 miljard in om en de komende twee, drie jaar komt er 2 miljard bij. Een weeffout in de arbeidskorting is dat er, anders dan vroeger, geen onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten die iemand maakt voor het verwerven van het loon en iemand die loon verwerft zonder kosten te hebben. Vroeger was dat het arbeidskostenforfait, als je dus geen kosten had, afijn. Die weeffout zat er al in, en de weeffout is eigenlijk versterkt doordat er ook daarna een inkomensafhankelijke afbouw van die arbeidskorting is gekomen. Straks spenderen we dus 23 miljard, die vooral aan de onderkant van het inkomensgebouw wordt gegeven. Die weeffout wordt daardoor nog erger, door de inkomensafhankelijkheid. Dat betekent dat daardoor de marginale druk verder stijgt, wat dan weer een ontmoedigend effect heeft op juist die onderkant van de arbeidsmarkt.

Dit is een wat cynisch dilemma. In antwoord op vragen die wij hadden gesteld, heeft de staatssecretaris geantwoord dat de arbeidskorting ten doel heeft, een lagere belasting op arbeid om het werken aantrekkelijker te maken, waardoor het besteedbaar inkomen van de werkenden stijgt. Doel van de ouderenkorting, het zij hier nog maar eens even gezegd, is volgens dit zelfde antwoord dus alleen het stimuleren van de koopkracht voor ouderen. Dus voor zover het kabinet daar aanleiding toe ziet. Je kunt het ook zo zeggen: als ...

De voorzitter:

Mevrouw Faber, bilateraaltjes graag buiten de zaal.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

... het koopkrachtplaatje een beetje in de buurt komt van de werkenden, maar altijd lager, dan doen we niks, wat nu ook is gebeurd. Terwijl helemaal los daarvan elk jaar, ook als de koopkracht al redelijk is, er een geweldige stijging van de arbeidskorting komt. Ik zeg het nog maar een keer: volgend jaar rond €400, in de komende drie jaar €1.000, het kost 23 miljard, waarvan de komende twee jaar 2 miljard extra. Dat zijn de feiten. De staatssecretaris verdedigt de arbeidskorting dan in het eerste interruptiedebatje dat ik met hem had met: maar ons beleid is gericht op de middengroepen. Prima, dat is ook hard nodig. Voor de werkenden vind ik dat al wat minder prima. Maar hij noemt het dan toch evenwichtig, en dat ondersteunen wij niet. Ik gaf net aan over welke bedragen we het hebben.

Voorzitter. Dat brengt mij eigenlijk tot een dringend verzoek aan de staatssecretaris. Wij kunnen hier niet amenderen, we hebben wel drie jaar geleden het hele Belastingplan via een novelle opnieuw hier gehad. Dus het is helemaal teruggekieperd naar de Tweede Kamer. Maar we hebben zoals gezegd geen recht van amendement. Ik wil de staatssecretaris meegeven dat hij in het volgende Belastingplan wel degelijk anders dan de afwegingen die nu gemaakt zijn — dat is ook een zaak van het kabinet — de ouderenkorting fors verhoogt. In het debat wat we hadden, werd gewezen op de belasting- en premieafdracht van werkenden en van de ouderen, want die betalen geen AOW-premie. Misschien goed voor de collega's om in herinnering te houden dat de AOW geen belasting, maar een volksverzekering is, zodat de AOW-premie een premie voor de uitkering is. Dat is door de integratie onder Oort al wat diffuus geworden, maar dat is de AOW-premie nog steeds. Het argument dat de ouderen geen AOW-premie betalen, zodat ze geen of maar een beetje belastingverlaging krijgen, is binnen het fiscale gebouw dus pure leeftijdsdiscriminatie.

Om het plaatje compleet te maken: ook de premier begint dan over de AOW. Als het al waar is dat de ouderen dus geen AOW-premie betalen — dat klopt — dan is het zo dat de ouderen als enigen met de zelfstandigen — maar dat is weinig — een inkomensafhankelijke zorgpremie betalen van bijna 6% over een inkomensgrens van bijna €60.000. Dat betekent dat die een niet-aftrekbare zorgpremie betalen die met het inkomen oploopt tot netto €3120. Dat hebben de werkenden niet. Daar is het nog mooier. Daar betaalt de baas de zorgpremie van 7%. Dat was vroeger belast loon. De invoering van de Wul, de ergste belastingfout die ik in mijn actieve leven heb meegemaakt, leidde ertoe dat de zorgpremie die de baas betaalde onbelast in plaats van belast loon werd. Daardoor kregen de werkenden nog weer een belastingvoordeel dat geleidelijk met hoger inkomen oploopt tot ruim €2000. De zorgpremie van de ouderen richting €3.000 à €3.500 komt er dus bij, en de werknemers krijgen sinds een paar jaar zelfs een belastingcadeau van €2.000, omdat hun baas de zorgpremie betaalt en die onbelast werd. Om het plaatje helemaal compleet te maken — mijn aardrijkskundeleraar zei vroeger: je moet alles breed zien — de werkenden betalen ook niet 18% AOW-premie, maar slechts 5% tot 9%. Dat is dus minder dan de helft. Voor de pensioenpremie, voor het aanvullende pensioenstelsel, betalen de werkenden of beter gezegd de werknemers 60% tot 70% van de kostendekkende premie. Dat is het gehele verhaal. Ik zou dat de staatssecretaris graag meegeven.

Over de arbeidskorting heb ik de volgende motie.

De voorzitter:

Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ouderenkorting in het Belastingplan 2020 niet beleidsmatig is verhoogd, in tegenstelling tot de beleidsmatige verhoging van de arbeidskorting in de jaren 2020 tot en met 2022 tot een bedrag van €724;

overwegende dat de koopkrachtontwikkeling van de ouderen al jaren aanzienlijk achterblijft bij die van de werkenden;

verzoekt de regering de ouderenkorting in het Belastingplan 2021 te verhogen met hetzelfde bedrag waarmede de arbeidskorting beleidsmatig wordt verhoogd in de jaren 2020 tot en met 2022,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter I (35302).

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Dan heb ik een motie over de tweede staatssecretaris. Daar hebben we over gedebatteerd, dus dat hoef ik hier verder niet toe te lichten. Deze is identiek aan de motie die een paar maanden geleden in de Tweede Kamer is ingediend.

De voorzitter:

Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering een tweede staatssecretaris van Financiën te benoemen, waarvan er één uitsluitend de verantwoordelijkheid draagt voor de Belastingdienst,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter J (35302).

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Dan een motie over de herziening van het belastingstelsel. We lopen uit de tijd.

De voorzitter:

Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet begin 2020 met bouwstenen komt voor een beter belastingstelsel;

overwegende dat dit een technisch ambtelijk traject wordt dat beleidsopties en hervormingen in kaart brengt;

overwegende dat een onafhankelijk extern onderzoek een toegevoegde waarde heeft en derhalve noodzakelijk is;

verzoekt het kabinet een staatscommissie in te stellen die voorstellen doet tot herziening van het belastingstelsel;

verzoekt het kabinet voorts de voorstellen van de staatcommissie in het najaar van 2020 aan beide Kamers te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter K (35302).

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik het woord aan de heer Crone.