Plenair De Blécourt-Wouterse bij behandeling Wet straffen en beschermen



Verslag van de vergadering van 15 juni 2020 (2019/2020 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.42 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw De Blécourt-Wouterse i (VVD):

Voorzitter. De Wet straffen en beschermen brengt volgens mijn fractie een aantal gewenste veranderingen. De VVD-fractie heeft echter ook een aantal kanttekeningen, om te beginnen bij de gewenste veranderingen. Ten eerste. Onder het huidige recht hoeven daders maar 66% van hun straf uit te zitten en daarna worden ze onder de wet automatisch in vrijheid gesteld. De periode van voorwaardelijke invrijheidstelling kan oplopen tot tien jaar en dat betekent tien jaar aftrek van de opgelegde straf. Als de wet wordt aangenomen, moeten daders met straffen van meer dan zes jaar onder het gewijzigde recht een veel groter deel van hun straf daadwerkelijk uitzitten. Dat doet beter recht aan het straffen en het doet beter recht aan vergelding.

Die 66% onder het huidige recht betekent overigens dat, als iemand een ernstiger misdrijf heeft gepleegd, hij of zij relatief sneller vrijkomt dan iemand die een minder ernstig misdrijf heeft gepleegd. Dat vindt de VVD-fractie een weeffout in de huidige wet. Als de Wet straffen en beschermen wordt aangenomen, dan wordt er bij gevangenisstraffen van langer dan zes jaar in plaats van procentueel nominaal gekort op de duur van de detentie en daarmee wordt die weeffout gerepareerd. De VVD-fractie vraagt de minister waarom er is gekozen voor maximaal twee jaar vi. Waarom niet korter? De gemiddelde proeftijd is immers anderhalf tot twee jaar. Waarom is er dan niet gekozen voor anderhalf jaar?

Ten tweede. Als de wet wordt aangenomen, dan moet een gedetineerde wettelijk vanaf de eerste dag in de gevangenis werken aan zijn voorbereiding op terugkeer naar de maatschappij, op basis van een persoonlijk detentie- en re-integratieplan. Verlofsoorten — kortdurend verlof, langdurend verlof of verlof voor extramurale arbeid — worden namelijk gekoppeld aan een concreet re-integratiedoel: het vinden van werk, het werken aan een stabiel gezinscontact of bijvoorbeeld het volgen van een opleiding. De gedetineerde wordt zelf vanaf de eerste dag in de gevangenis medeverantwoordelijk voor het werken aan een geslaagde terugkeer naar de maatschappij. Hij of zij begrijpt vanaf de eerste dag dat hij of zij moet meewerken aan een terugkeer naar die maatschappij.

Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat de gedetineerde onder de gewijzigde wet vanaf dag één in de bak op basis van het D&R-plan aan de bak moet, om vrijheden binnen en buiten de gevangenis en uiteindelijk de vi als het ware te verdienen. De eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde speelt een grotere rol en dat spreekt mijn fractie aan. Bij die gedachte van de eigen verantwoordelijkheid past als onderdeel van het uitvoeren van het D&R-plan volgens de VVD-fractie een zelfevaluatie van de gedetineerde, en dan bij voorkeur een 360 gradenevaluatie, waarbij de gedetineerde zichzelf langs de benchmark van het plan legt en daarbij input vraagt aan bijvoorbeeld medegedetineerden of aan zijn of haar mentor. Mijn fractie wil de minister vragen hoe hij daartegen aankijkt.

Voorzitter. De VVD heeft een aantal vragen aan de minister omtrent dit D&R-plan en de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde.

De heer Recourt i (PvdA):

Ik hoor mevrouw De Blécourt de gedetineerde omschrijven als een soort ondernemer die in het zakenleven zit en die kritisch marktmechanismen op zijn eigen functioneren moet gaan toepassen. Maar realiseert mevrouw De Blécourt zich dat veel gedetineerden daar niet zo goed toe in staat zijn? Het zijn namelijk veelal mensen met een laag IQ — we hebben het allemaal gehoord — met psychische schade, met verslavingsproblematiek. Waarom wil de VVD principes uit het zakenleven toepassen op mensen die niet in het zakenleven zitten, maar die geresocialiseerd moeten worden?

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Een hele goede vraag, dank u wel. Ik zou daar als volgt op willen reageren. Uiteindelijk moet de gedetineerde wel terug naar die maatschappij en moet hij of zij dus misschien ook wel terug naar het bedrijfsleven. Dan kan die goed oefenen. Bovendien hoort bij medeverantwoordelijkheid ook dat je naar jezelf kijkt, reflecteert en meewerkt aan dat plan. Dus op die manier dacht mijn fractie juist ook een sociale component toe te voegen, maar op al uw andere punten kom ik straks terug. Dus voorzitter, misschien mag ik vragen of meneer Recourt daarop wil wachten. Als dat niet afdoende blijkt, kan hij zijn vraag daarna alsnog stellen.

Voorzitter. De VVD heeft een aantal vragen aan de minister omtrent dit D&R-plan en de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde. Hoe wordt geborgd dat dat D&R-plan zorgvuldig wordt opgesteld en nageleefd? Is daar voldoende menskracht voor? Hoe wordt geborgd dat er afstemming is tussen de verschillende gevangenisdirecteuren om te borgen dat er geen sprake is van willekeur en van te grote verschillen tussen de gedetineerden in de verschillende gevangenissen? Hoe wordt geborgd dat er, hoewel er sprake is van een persoonlijk plan, toch sprake zal zijn van gelijke gevallen die gelijk worden behandeld?

Voorzitter, de VVD vraagt de minister of het niet rechtmatiger en kostenefficiënter zou zijn om een landelijke commissie in te stellen die belast wordt met het opstellen van het persoonlijke D&R-plan in plaats van met multidisciplinair overleg en de directeur van de gevangenis.

Verder vindt mijn fractie het belangrijk dat verschillen worden gerespecteerd. In dat kader vragen wij de minister of daar rekening mee wordt gehouden door bijvoorbeeld het ingangsniveau af te zetten tegen het gewenste eindniveau in het persoonlijke D&R-plan.

De heer Dittrich i (D66):

Een vraag over de landelijke commissie die u voorstelt. Het uitgangspunt van het wetsvoorstel is maatwerk leveren, dus om in een bepaalde inrichting met een concrete gedetineerde om tafel te gaan zitten. Als u dat landelijk gaat regelen, ontstaat er dan niet een enorme bureaucratie en vertraging? Ik neem aan dat de VVD het daar niet mee eens zal zijn.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Hele goede vraag. In de visie van de VVD zou dat landelijke punt toezicht kunnen houden dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Je zou je bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat de directeur met een gevangene zit en dat daar dan een toetsmoment is.

De heer Dittrich (D66):

Al die gevallen kunnen verschillen, en dan zal die landelijke commissie al die situaties moeten bekijken om te beoordelen of ze min of meer gelijk zijn. Dat is toch een enorme taakverzwaring, en wat lost dat nou precies op? Welk probleem lost dit op?

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Het lost het probleem op dat je gelijke gevallen ongelijk gaat behandelen. Daar moet toch enige toets op zijn, die er nu niet is onder het plan.

Ik ga terug naar mijn tekst. In dat kader vragen wij de minister of er rekening mee wordt gehouden door bijvoorbeeld het ingangsniveau af te zetten tegen het gewenste eindniveau in het persoonlijk D&R-plan. De VVD-fractie vraagt de minister om dat laatste punt expliciet mee te nemen in de evaluatie van deze wet.

Voorzitter. Deze vraag houdt eveneens verband met het feit dat een deel van de gedetineerden niet mee kan komen — we hebben dat al van meer collega's gehoord — en dat een deel van de gedetineerden een verstandelijke beperking heeft. Het is goed dat eigen verantwoordelijkheid voorop staat, maar dan moet de gedetineerde wel voldoende doe-vermogen hebben om actief aan die eigen ontwikkeling te werken. Worden degenen die dat niet of niet genoeg hebben, eventueel begeleid en is daarvoor dan voldoende personele capaciteit? En is er aandacht voor het opbouwen van vertrouwen tussen bijvoorbeeld de mentor en de gedetineerde, om de gedetineerde zo daadwerkelijk te helpen met de uitvoering van het plan? Ik begreep van de belangenorganisatie voor gedetineerden Bonjo dat dat vertrouwen van groot belang is voor een gedetineerde voor een goede terugkeer naar de maatschappij.

Als de Wet straffen en beschermen wordt aangenomen, zal er geen automatische vi worden verleend. Vi zal worden verleend op basis van de individuele beoordelingen van de veroordeelde. Die beoordeling vindt plaats aan de hand van drie criteria, waaronder de belangen van slachtoffers en nabestaanden.

Mevrouw Veldhoen i (GroenLinks):

Ik hoorde u al een paar keer zeggen dat er sprake was van automatische vi. Ik ga toch even het rapport van de Erasmus Universiteit citeren. Daar is een van de conclusies nou juist dat er vrees was dat er automatische toepassing zou zijn. Daar zeggen onderzoekers van dat die in zijn algemeenheid ongegrond is. Op basis van de veroordeelde beschikbare informatie, afkomstig van verschillende zijden wordt van geval tot geval beoordeeld of toepassing van vi aangewezen is, en zo ja, welke voorwaarden dienen te worden gesteld. Er is geen aanknopingspunt voor gevonden dat het afwijkt van de bedoeling van de wetgever. Er is dus nu ook al geen automatische vi. Kunt u daarop reageren? Want ik hoor het u een aantal malen zeggen.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Het is juist, alleen de wet biedt een automatische vi, maar die wordt in de praktijk niet in alle gevallen automatisch verleend. Dat is wat u zegt. De VVD-fractie vindt het juist zo mooi dat dit nu ook een wettelijke basis krijgt, aangekleed met het persoonlijke D&R-plan.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Ja, u zegt dat het een soort codificatie is van de bestaande praktijk. Is dat wat mevrouw De Blécourt zegt, meneer de voorzitter?

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Nou, dat zeg ik niet helemaal, want nu staat in de wet dat het automatisch is. Het OM moet dan om vi gaan vragen. Nu is het andersom en zal de gedetineerde de vi moeten verdienen, wat de VVD een mooi uitgangspunt vindt.

De voorzitter:

Mevrouw Veldhoen, derde.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

We zijn het met elkaar eens dat er nu wel een beslismoment is van het OM om de vi al dan niet te herroepen. Het is dus niet automatisch op dit moment, dus dit is wel een beslismoment. Zie ik dat goed?

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

Dat ziet u goed, alleen de wet zegt dat anders.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):

En de vi is nu een privilege en geen recht, om het nog even af te maken.

Voorzitter. De VVD heeft begrepen dat het standpunt van het slachtoffer voor de belangenafweging een rol speelt en de adviezen van de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Reclassering en eventueel het adviescollege vi. Het OM is uiteindelijk daarvoor verantwoordelijk. De VVD vraagt de minister om toe te zeggen om specifiek deze belangenafweging mee te nemen in de evaluatie van deze wetgeving. De VVD vraagt om bij de evaluatie specifiek te kijken naar wat er precies is gedaan met die belangenafweging ten aanzien van de slachtoffers en nabestaanden en andere derden. De minister noemde kinderen en andere voorbeelden.

Voorzitter. De VVD-fractie heeft ook kanttekeningen bij de wet en heeft de volgende vragen. Als de wet wordt aangenomen, wordt de maximale vi-duur twee jaar. Omdat vanaf dag één wordt gewerkt aan de uitvoering van het persoonsgericht resocialisatieplan, lijkt die duur van maximaal twee jaar voldoende. Immers, al lang voordat die twee jaar vi ingaat, wordt er aan terugkeer naar de maatschappij gewerkt. De VVD-fractie zou de minister willen vragen om dit te bevestigen en zijn visie daarop te geven. De VVD-fractie vraagt of in de ons omringende landen wetgeving is waar een maximumduur voor vi geldt waaruit wij zouden kunnen opmaken dat twee jaar voldoende is in combinatie met dat persoonsgerichte plan.

Ten tweede. Als de wet wordt aangenomen, zou de calculerende gedetineerde ervoor kunnen kiezen om zich niet te gedragen of geen vi te accepteren. In dat geval zit hij of zij twee jaar langer in de gevangenis, maar loopt hij of zij niet het risico op een verlenging van de vi waarin hij of zij alsnog in de gaten wordt gehouden. Andere collega's gaven dit ook al aan. De minister heeft aangegeven dat hij op basis van ervaringen in het verleden dat risico erg klein acht. Mijn fractie vraagt de minister om dat verder toe te lichten.

Ten derde. Het OM zal onder de gewijzigde wet, mocht die worden aangenomen, in plaats van de rechter de beslissing nemen over het verlenen van de vi, de voorwaarde waaronder en de herroeping van de vi. De rechter heeft nog wel altijd het laatste woord als het gaat om de toetsing van de beslissing na een klacht van de gedetineerde. Het OM staat er, zo blijkt uit het consultatieadvies, positief tegenover. Het OM maakt wel het voorbehoud dat het OM nog in de gelegenheid wordt gesteld om z'n oordeel te geven over de vervaardigde impactanalyses en de daarbij behorende financiële voornemens. De VVD-fractie vraagt de minister wat hij van plan is te gaan doen met het voorbehoud dat het OM maakt. En de VVD-fractie vraagt de minister wat de status is van het verzoek en wat de consequenties ervan kunnen zijn. Acht de minister de beoogde datum van inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen in het kader van het verzoek van het OM realistisch? Als de voorwaarden waaronder de vi door het OM is opgelegd, niet worden nageleefd, kan het OM aanhouding van de gedetineerde bevelen en kan het OM over de herroeping van de vi beslissen. Onder het huidige recht vorderde het OM de schorsing van de vi en besliste de rechter-commissaris. De VVD ziet in de voorgestelde wijziging het risico van de slager die zijn eigen vlees keurt. Kan de minister daarop reflecteren?

De VVD heeft een vraag over het overgangsrecht. Daarop is al door een aantal collega's gewezen. De Wet straffen en beschermen geldt, als de wet wordt aangenomen, voor vonnissen en arresten die na inwerkingtreding van de wet worden uitgesproken. Mevrouw mr. Ficq en haar collega pleiten ervoor de wet te laten gelden voor feiten gepleegd na inwerkingtreding in plaats van voor vonnissen en arresten die na de inwerkingtreding worden uitgesproken. Wij begrijpen die oproep wel. Het voorkomt dat gedetineerden calculerend kunnen procederen en een nadeel kunnen ondervinden om in hoger beroep te gaan. Het recht op hoger beroep zou daarmee kunnen worden uitgehold. Tevens zou kunnen worden betoogd dat tijdens de wedstrijd de spelregels worden veranderd. De VVD vraagt de minister om zijn visie op het voorstel om de Wet straffen en beschermen te laten gelden voor feiten gepleegd na de inwerkingtreding van de wet.

Voorzitter. De VVD-fractie vindt het belangrijk dat langgestraften aan wie geen vi is verleend, adequaat worden voorbereid op hun terugkeer in de maatschappij. Via de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, de GVM, artikel 38z, kan toezicht worden gehouden en kunnen die gedetineerden worden begeleid. Gebleken is echter dat de bekendheid van de GVM zou kunnen worden vergroot. Begin 2020 is door verschillende uitvoeringsorganisaties een voorstel opgeleverd hoe dat kan worden bewerkstelligd. De VVD-fractie zou de minister willen vragen of hij de VVD-fractie de toezegging kan doen dat hij de Eerste Kamer op de hoogte houdt van zijn gesprekken met de organisaties in de strafrechtketen over de toepassing van de GVM.

Voorzitter. Zo kom ik aan het einde van mijn eerste termijn. De VVD-fractie ziet met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen door de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw De Blécourt. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.