Plenair Karimi bij behandeling Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND



Verslag van de vergadering van 6 juli 2020 (2019/2020 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Mijn eerste ontmoeting met een vluchteling was ruim 40 jaar geleden. Het waren Afghaanse vluchtelingen die na de invasie van de Sovjet-Unie in Afghanistan naar Iran waren gevlucht. Als jong meisje dat net een revolutie en de val van een dictatuur had beleefd, was de ontreddering van die vluchtelingen niet te bevatten. Miljoenen Afghanen hebben eerst in de buurlanden Iran en Pakistan opvang gezocht en sommigen later ook in Europa. In 2015 op het eiland Lesbos ontmoette ik als verantwoordelijke voor een Nederlandse hulporganisatie weer Afghanen op de vlucht. Zij waren de kinderen van de Afghaanse vluchtelingen die begin jaren tachtig naar Iran waren gevlucht. Nu waren ze met hun kinderen in gammele bootjes de Middellandse Zee overgestoken, op zoek naar veiligheid en bescherming. Is het verwonderlijk dat de derde of vierde generatie Afghanen op de vlucht is? Nee. Door alleen al het nieuws over de situatie in Afghanistan en Iran te volgen, begrijp je waarom mensen zich gedwongen voelen, te vertrekken om elders bescherming te zoeken.

Zolang vluchtelingen bestaan, bestaat er ook opvang in de regio. Buurlanden vangen grote aantallen vluchtelingen op bij een crisis. Dit gebeurt al sinds mensenheugenis en begon allang voordat de Nederlandse politici en beleidsmakers de opvang in de regio ontdekten als silver bullet voor de oplossing voor vluchtelingen. Het door de UNHCR gepubliceerde rapport Global Trends van 2020 spreekt van een historisch hoog aantal vluchtelingen: bijna 80 miljoen vluchtelingen en ontheemden wereldwijd eind vorig jaar. 1% van de wereldbevolking is gedwongen te vluchten vanwege oorlog, bezetting en onderdrukking, en het aantal vluchtelingen stijgt, allemaal vanwege de gevolgen van klimaatverandering en honger, waardoor mensen eigen huis en haard verlaten en elders bescherming zoeken.

73% van deze mensen blijft in de buurlanden en 85% van het totaal, dus 68 miljoen vluchtelingen en ontheemden, blijft in ontwikkelingslanden. Naast het groeiende aantal vluchtelingen is er ook sprake van een andere trend, die Filippo Grandi, VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen al benadrukte bij de presentatie van het rapport. Ik citeer hem. "Forced displacement nowadays is not only vastly more widespread but is simply no longer a short-term and temporary phenomenon." Dit is de context waarin wij het voorliggende wetsvoorstel behandelen.

Een zeer klein deel van de 80 miljoen mensen komt naar Europa en een nog kleiner deel naar Nederland. Volgens de gegevens van de IND bedroeg de totale asielinstroom, het totaal van eerste en herhaalde asielaanvragen van asielzoekers en na-reizigers, in 2019 29.435. Dat is een daling ten opzichte van de drie voorgaande jaren. Ter vergelijking: de totale asielinstroom in 2018, 2017 en 2016, bedroeg respectievelijk 30.380, 31.327 en 31.600. Afgezien van het piekjaar 2015 met ongeveer 59.000, kun je spreken van een dalend aantal totale asielaanvragen. Waarom spreekt de staatssecretaris dan van een lichte stijging?

Toch faalt de IND structureel om binnen de wettelijke termijnen besluiten te nemen over asielaanvragen, terwijl die al vrij ruim zijn. Artikel 42, lid 1 van de Vreemdelingenwet 2000 stelt een beslissingstermijn van zes maanden bij een aanvraag. Daarbovenop komt lid 4 van hetzelfde artikel, dat deze termijn om diverse redenen met maar liefst negen maanden kan verlengen. Vervolgens stelt artikel 43, lid 1 dat indien er voor een korte periode onzekerheid zou bestaan over de situatie in het land van herkomst, de beslistermijn voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verlengd kan worden met ten hoogste 21 maanden. En nog krijgt de IND het niet voor elkaar tijdig uitsluitsel te geven.

Een asielzoeker heeft veelal bij aankomst in Nederland een lange en soms zeer traumatische reis meegemaakt. De mensen die hier aankomen, hebben maar één wens: bescherming. Zij willen zo snel mogelijk hun leven hier opbouwen en de onderdrukking, het geweld en de onzekerheid achter zich laten. Zij wensen niets vuriger dan een snel besluit op hun asielaanvraag. Ook voor mensen van wie de aanvraag niet geaccepteerd wordt, is een snelle beslissing cruciaal. Niets knaagt meer aan hun vertrouwen, hun hoop en hun gezondheid dan de onzekerheid, het eindeloos wachten en het niets mogen doen in de asielzoekerscentra. In het boek Hoe ik talent voor het leven kreeg, beschrijft Rodaan al Galidi, een vluchteling uit Irak die zelf negen jaar in een azc verbleef, deze periode als volgt: "Hier ben ik. Ik dwaal rond in een gebouw met open deuren en wacht op een ambtenaar, ergens, tot hij mijn leven laat beginnen."

Het structurele onvermogen om de beslissingstermijnen te respecteren is door de staatssecretaris op de politieke agenda gezet, omdat de kosten van de vergoeding van dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen door de IND gestegen zijn. Daarmee worden de kosten van incompetentie en mismanagement van de overheid zichtbaar in euro's. Volgens de antwoorden in de nota naar aanleiding van het verslag bedroegen de kosten van het vergoeden van dwangsommen in 2015 €86.000. Dit bedrag is stelselmatig gegroeid in de jaren daarop, van €293.000 in 2016 naar €750.000 in 2017, naar 1,5 miljoen in 2018 en naar 6,6 miljoen in 2019. In iedere normale organisatie met een enigszins functionerend bestuur zou deze ontwikkeling allang aanleiding hebben gegeven voor actie. De regering doet nu alsof ze overvallen is door de hoge kosten. Ze spreekt van ongewone tijden die ongewone maatregelen vergen. Met geen woord rept de regering over waarom deze ontwikkeling zolang is aanschouwd en er geen actie is ondernomen. Waarom zijn in 2018 de alarmbellen niet afgegaan, vraag ik de staatssecretaris.

Voorzitter. Het rapport van het bureau Significant Public van februari van dit jaar, het mondeling overleg met deze staatssecretaris op 2 juni en de briefing door het bureau Significant op 30 juni laten een onthutsend beeld zien van de sturing en het management van de IND. Ik citeer de staatssecretaris uit het mondeling overleg, waarin zij de analyse van het bureau Significant overneemt: "Er is geen sturing en geen planning bij de IND." Hierbovenop komt het kortzichtige besluit van de snelle afschaffing van de capaciteit van de IND in 2017 en de kortetermijnfinancieringssystematiek van de IND. Hier kan maar één conclusie worden getrokken: mismanagement en politiek falen over de gehele linie. En dan is er maar één aanpak passend, namelijk zo snel mogelijk de zaken structureel op orde brengen.

Dit falen wordt pijnlijker als je bedenkt dat het probleem van de lange doorlooptijden bij de IND al jaren speelt. Een korte zoekopdracht levert talrijke rapporten op van onder andere de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman. Zij schetsen constant hetzelfde beeld: er is onvoldoende goed opgeleid personeel, geen informatievoorziening en geen sturing, en dat allemaal sinds het eind van de vorige eeuw.

De staatssecretaris heeft een aantal operationele maatregelen genomen om de achterstanden tot aan het eind van dit jaar weg te werken en om bij de nieuw ingediende aanvragen sinds 1 april van dit jaar binnen de beslistermijnen te blijven. Wij hebben echter nog geen begin van een aanpak gezien die het mismanagement en de ondermaatse prestatie van de IND structureel onder handen neemt. Wanneer komt deze aanpak, is mijn vraag aan de staatssecretaris.

Terwijl wij op de structurele aanpak wachten, wordt dit wetsvoorstel ingediend. De staatssecretaris erkent in antwoord op onze vragen dat het recht bestaat op een tijdige beslissing op een aanvraag. De overheid faalt dat recht te waarborgen en kiest er nu voor de prikkels tot verbetering af te schaffen. Immers, dwangsommen zijn bedoeld als een prikkel die tevens enige genoegdoening biedt voor falen. Deze houding van de overheid is meer dan laakbaar. Daarnaast is het de vraag hoe het in een rechtsstaat past om te erkennen dat de IND al jaren tekortschiet en tegelijkertijd de gang naar de bestuursrechter voor een asielzoeker voor minimaal een jaar geheel uit te sluiten. De Raad van State en de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken zijn beide zeer kritisch hierover. De staatssecretaris negeert dit.

Voorzitter. Voor hun gehele toekomst zijn asielzoekers afhankelijk van die ene beslissing van de Nederlandse overheid. Voor GroenLinks weegt daarom de vraag hoe we ervoor zorgen dat de wettelijke beslistermijn door de IND gehaald wordt het zwaarst. Ook al zouden we het met de Raad van State eens kunnen zijn dat een tijdelijke uitzondering op dwangsommen vanwege de hoge kosten rechtvaardig is, dan nog blijft het onbegrijpelijk waarom de staatssecretaris de opschorting van dwangsommen op deze manier heeft vormgegeven. Dit wetsvoorstel gaat namelijk veel verder dan een tijdelijke opschorting van dwangsommen. Met dit wetsvoorstel wordt de weg vrijgemaakt voor de definitieve afschaffing van de dwangsommen volgens de Vreemdelingenwet 2000; veel breder dan asiel alleen. Het is dus geenszins een tijdelijk voorstel.

De staatssecretaris schrijft in antwoord op onze vragen dat een vervaldatum niet wenselijk is. Er wordt gesproken over een alternatieve prikkel voor de dwangsomregeling in de Vreemdelingenwet, maar niet concreet. Akkoord gaan met de afschaffing van een recht voor een specifieke groep mensen in Nederland in ruil voor een vage, niet verder gedefinieerd alternatief kan niet getuigen van deugdelijke wetgeving.

In 2006 is al uitvoerig gesproken over de mogelijkheid van het uitzonderen van de Vreemdelingenwet op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Destijds is een amendement van de VVD om dit te regelen door de Tweede Kamer verworpen. De toenmalige minister van Justitie, de heer Donner van het CDA — volgens mij zijn de collega's van het CDA hier niet aanwezig — reageerde als volgt. Ik citeer uit de Handelingen. "Als er in de Vreemdelingenwet termijnen zijn opgenomen, wat is dan de reden om in die wet een uitzondering te maken op het dwangsommechanisme? Als daarvoor een steekhoudende argumentatie is die geen betrekking heeft op het feit dat men een vreemdeling is, zal nagegaan moeten worden voor welke regelingen deze steekhoudende argumentatie nog meer geldt, want daarvoor zal dan dezelfde uitzondering moeten worden gemaakt."

Voorzitter. Dit is precies de kern van onze redenering. Ik heb geen steekhoudend argument van deze staatssecretaris gehoord waarom de Vreemdelingenwet 2000 uitgezonderd zou moeten worden. Haar argument is dat dwangsommen niet effectief zijn bij de IND. Kan de regering wel aantonen dat dwangsommen bijvoorbeeld bij het CBR, UWV of de NVWA effectief zijn? Met andere woorden, is de IND het enige bestuursorgaan waar dwangsommen niet effectief zijn? Hoe is dat dan door de staatssecretaris beoordeeld? En hoezo, dwangsommen zijn bij de IND niet effectief gebleken? De staatssecretaris is eindelijk in actie gekomen — vanwege dwangsommen.

Ook de redenatie dat met de uitsluiting van de Vluchtelingenwet 2000 van de werking van dwangsommen niet bepaalde mensen worden uitgesloten maar wel bepaalde procedures, is zeer dun. Toenmalig minister Pechtold van D66 voor Bestuurlijke Vernieuwing reageerde toen als volgt: "In de praktijk leidt dit" — dus uitsluiting van de vreemdelingen — "tot een onderscheid op basis van nationaliteit. Het overgrote deel van de mensen die een beroep doen op de Vreemdelingenwet, is immers vreemdeling." Waarom vindt de staatssecretaris dat deze argumenten niet meer gelden?

Bij het beoogde definitieve wetsvoorstel mag geen twijfel bestaan over de verenigbaarheid van het definitief afschaffen van dwangsommen met de Grondwet — artikel 1 van de Grondwet — en internationale verdragen. Ik vraag de staatssecretaris om een toezegging dat zij het College voor de Rechten van de Mens om een advies vraagt over de verenigbaarheid van de nieuwe wet, met de strekking zoals geformuleerd in artikel 4, lid 2 van dit wetsvoorstel, met artikel 1 van de Grondwet en het EVRM.

Dit wetsvoorstel schaft in ieder geval voor een jaar ook het recht van de asielzoekers af om naar de bestuursrechter te stappen om een tijdig besluit af te dwingen. De regering schrijft in de nota naar aanleiding van het verslag van vanochtend dat "ze zich terdege bewust is van het verstrekkende karakter van de stap dat niet bij een bestuursrechter kan worden opgekomen tegen het niet tijdig beslissen door de IND". Dit is in een rechtsstaat inderdaad verwerpelijk. Ik vraag me oprecht af wat het in de Nederlandse samenleving teweeg zou brengen als de regering een vergelijkbaar voorstel doet voor Nederlandse burgers. Terecht zou er onrust ontstaan. Hoe noemt de staatssecretaris het als dit wél voor vreemdelingen gebeurt, met argumenten zoals: te veel werkdruk bij de IND? In gewonemensentaal heet dat "discriminatie door de Staat". Ik vraag de staatssecretaris op welke wijze een individuele burger of een collectief van burgers kan toetsen of deze wet in overeenstemming is met het EVRM. Is het bijvoorbeeld mogelijk een verklaring voor recht te vragen bij de civiele rechter?

Deze wet laat de bevoegdheid van de rechter op grond van artikel 611a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onverlet om aan een toewijzing een dwangsom te koppelen. Het argument van de staatssecretaris dat de rechter hiermee terughoudend moet zijn omdat reeds blijkt dat dwangsommen niet werken, kan je ook omdraaien: juist omdat de dwangsommen nu niet via het bestuursrecht verbeurd worden, kunnen zij civielrechtelijk een heel adequaat middel zijn. De staatssecretaris gaat met haar interpretatie van wat de civiele rechter eventueel gaat doen, op de stoel van de rechter zitten. Mijn vraag is welke andere dwangmiddelen de asielzoeker ten dienste staan om een toewijzing van een eventuele civiele vordering die ziet op het tijdig beslissen, kracht bij te zetten.

Gezien de ontwikkelingen zoals beschreven in het Global Trends-rapport van UNHCR en de verwachting dat veel vluchtelingen niet meer terug kunnen keren, is het van belang dat Nederland structureel orde op zaken stelt. In de afgelopen jaren is het aantal asielzoekers rond de 30.000 per jaar geweest. Kan de staatssecretaris met een plan van aanpak komen waarin alle tekortkomingen uit het rapport van Significant Public worden geadresseerd en waarin wordt aangetoond dat de IND een jaarlijkse instroom van rond de 30.000 à 32.000 aanvragen van asielzoekers aankan en dat de IND daarbovenop een flexibele capaciteit ontwikkelt, zodat de IND in het geval van een onverwachte toename van aanvragen snel kan opschalen? Is de staatssecretaris bereid dit plan van aanpak voor de begrotingsbehandeling in dit najaar naar beide Kamers te sturen?

Voorzitter, tot slot. Ik hoop een dag mee te maken waarop politici en bestuurders eindelijk verantwoordelijkheid nemen, de realiteit van onze wereld onder ogen zien, een realiteit waarin Nederland zijn fair share moet nemen in de opvang van vluchtelingen wereldwijd, en afzien van op de korte termijn gerichte, onuitvoerbare en zelfs discriminerende maatregelen en beleid om vluchtelingen te weren. IND-medewerkers die ik ken, proberen hun taak met enorme inzet uit te voeren. Zij verdienen het dat asielzoekers, politici en bestuurders ferm staan voor onze Grondwet en de rechten van de mens.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan mevrouw Vos namens de fractie van de Partij van de Arbeid.