Plenair Oomen-Ruijten bij voortzetting behandeling Wet inburgering 20..



Verslag van de vergadering van 1 december 2020 (2020/2021 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Meneer de voorzitter. Zonder tekort te willen doen aan de inbreng van mijn collega's, kan ik mij naadloos aansluiten bij het betoog dat mevrouw Huizinga heeft gehouden. Ik zou dus weer terug kunnen naar mijn plaats, maar aangezien we in het parlement zitten — parlare — spreek ik ook.

Voorzitter. Als ik de stukken bekijk die in de Tweede Kamer en ook bij ons gewisseld zijn — wij hebben ons toen aan de schriftelijke voorbereiding onttrokken en hebben daar nu een beetje spijt van — dan zie ik dat deze wet in de Tweede Kamer, maar ook bij ons, goed tegen het licht is gehouden. Ik zie ook dat er veel amendementen en moties zijn geweest in de Tweede Kamer en dat de minister daar veel van heeft overgenomen.

Mevrouw Huizinga heeft de term "dubbel commitment" gebruikt. Ik vond dat een hele mooie uitdrukking. Dat drukt uit dat wij als Nederlandse samenleving iets verwachten van de mensen die bij ons willen komen wonen en leven, en dat tegelijkertijd het kennisnemen van de Nederlandse samenleving ook voor de inburgeraar van groot belang is, omdat het de kansen om echt te integreren in de Nederlandse samenleving vergroot. "Dubbel commitment" is daar een fijne uitdrukking voor.

Voorzitter. Omdat er in de Tweede Kamer zo veel is overgenomen door deze minister, gevoegd bij het feit dat er nog een dertigtal AMvB's en allerlei regelingen moeten komen, begrijp ik best dat deze minister zegt: wacht even, we zijn nog niet rond. En: in plaats van 2021 gaat de wet waarschijnlijk pas in 2022 in. Maar hadden we bij het vorige debat, bij de voorloper van deze wet, niet gemaand tot grote spoed? Ik stel vast dat het in elk geval vijf jaar later is. Maar er is nog iets. Als ik kijk naar de dertig AMvB's en de verschillende regelingen die er moeten komen, dan vraag ik me af of de minister nog kan garanderen dat er echt overzicht is. Is de wet, met alle uitvoeringsaspecten, dan nog wel in evenwicht? Kan de minister ons een adequaat uitvoeringsperspectief garanderen?

Voorzitter. Ik herinner mij dat ik in 2017, samen met mevrouw Nooren, nogal hard gesproken heb over het onwijze aan de vorige wet. Iemand die wilde inburgeren, leenden we bij die wet een zak geld van €10.000 om daarmee de markt op te gaan om cursussen te krijgen voor het inburgeren. Dat dat niet kon werken, was mij toen ook al helder. De minister heeft dat in deze wet in elk geval veranderd. Een bepaalde groep krijgt nu dus geld en de gemeente zou de regie moeten overnemen. Dat hebben wij toen ook gevraagd en dat gebeurt nu allemaal. Ik zie ook met waardering dat de roc's een grotere rol hebben gekregen. Dat betekent dat wij en de gemeenten meer kunnen gaan sturen naar non-profit.

Maar ik stel ook vast dat een familielid van degene die hier al een status heeft, die mogelijkheden niet krijgt van de gemeente als hij naar ons toekomt. Die moet zichzelf op de markt gaan begeven, niet alleen met eigen geld, maar hij ontbeert ook alle mogelijk steun. Ik vraag me dus af waarom een jonge statushouder, in tegenstelling tot jonge Nederlanders, geen recht heeft op een publiek gefinancierd onderwijstraject, waarmee ze voorbereid worden op en ook ondersteuning krijgen bij het behalen van een diploma, minimaal op het niveau van een startkwalificatie. Het leren van de taal en het inburgeren in ons land zullen daar toch een integraal onderdeel van moeten zijn.

Voorzitter. Dan de taal. Ik begrijp best dat het een goed streven is om van A2 naar B1 te gaan. Waarom? Het A2-niveau is erg dirigistisch en als je daarmee op de arbeidsmarkt komt, is dat een probleem. Ik begrijp echter niet dat er in deze wet een uitzondering gemaakt wordt voor de mensen die geen B1 kunnen halen. Vervolgens komen we bij het verkrijgen van het Nederlanderschap, en daar wordt deze B1 wél gehandhaafd. Hoe moet ik dat zien? Alle collega's hebben hier ook al op gereageerd.

Mevrouw Nooren i (PvdA):

Nog even over het vorige punt; dat was me toch niet helemaal scherp. Ik heb een voorbeeld genoemd van mensen die in Nederland zijn als gezinsmigranten. Die mensen mogen onderwijs volgen in ons systeem. Maar het loopt daarna mis, als ze 18 zijn.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ja, precies.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Bedoelt u dan eigenlijk de startkwalificatie, vaak als mensen wat jonger zijn? Vindt u eigenlijk ook dat jongeren boven de 18 recht zouden moeten hebben op publiek gefinancierde taalscholing?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ja. En waarom? Omdat alle kwalificaties die ze extra kunnen krijgen, maken dat de inburgering succesvoller verloopt. Dat bedoelde ik dus eigenlijk met mijn opmerking.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Dus u schaart zich achter alle anderen die hebben gezegd: laten we voor gezinsmigranten de toegang tot de inburgering, inclusief de taal, groter maken. En daarbij doet u het pleidooi om dat zeker te doen voor jongeren die, net als in mijn voorbeeld, een mbo-traject volgen, maar er dan nog niet zijn en nog aan een taaleis moeten voldoen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Exact ja. Daar gingen ook vele brieven over. Ik schaar me daarachter. Dank u wel.

Voorzitter. Ik heb nog een ander punt. We proberen om mensen die komen uit een land waar we een associatieovereenkomst mee hebben, of die komen uit andere, Midden-Europese landen, ook een mogelijkheid te geven om in elk geval de taal onder de knie te krijgen. De vraag is echter of de maatregelen die de minister voorstelt, zullen gaan werken. Dat is één. Twee is dat ik begrijp dat mensen uit Polen, of waar komen ze allemaal vandaan, niet meteen iets opgelegd kunnen krijgen vanwege het vrije verkeer. Hetzelfde geldt voor de mensen die komen uit landen met een associatieovereenkomst. Maar zit daar niet iets tussen? Want we willen toch graag dat ook zij adequaat inburgeren?

Voorzitter. Dat was bijna mijn laatste vraag. U hebt ons ook het arbeidsmarktperspectief van hoogopgeleide vluchtelingen gestuurd. Ik was daar zeer verbaasd over. Ik vraag me af wat we kunnen doen met die hoogopgeleide vluchtelingen. Kunt u speciale maatregelen nemen? Ik wil dat graag van u horen.

De heer Kox i (SP):

Even over het vorige punt waar mevrouw Oomen over sprak, namelijk migranten van binnen de Europese Unie. Ze zegt: ik begrijp dat we daar vanwege de Europese Unie geen verplichtingen aan kunnen opleggen. Maar elke keer als ik dit hoor, kijk ik naar de verschrikkelijke omstandigheden waarin een groot deel, niet iedereen, van de mensen die uit het oosten komen, moet werken en wonen. Ook kijk ik naar de risico's die wij hen opleggen. Er moet toch iets te vinden zijn, waardoor je kan zeggen: wat maakt het nou uit waar je vandaan komt? Als je in Nederland komt en je spreekt Farsi en geen Nederlands, dan is dat lastig. Maar als je Hongaars of Bulgaars spreekt, dan is Nederlands ook koeterwaals voor je. We begrijpen dat de EU zegt dat er vrij verkeer van personen is. Dat is te doen. Maar vrij verkeer kan en mag toch eigenlijk nooit betekenen dat je vrij bent om in een situatie te worden gebracht waarin je, meer dan wie dan ook, kan worden uitgebuit? Moeten we niet veel meer dat pad op gaan?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb een vraag gesteld in de tijd dat u naar de interruptiemicrofoon liep. Ik zei: het zou toch eigenlijk anders moeten? Ik wil geen verplichting opleggen, maar je zou een extra wortel moeten hebben om deze mensen ook aan het Nederlands te krijgen. Mijn vraag aan de minister is: weet u wat een echte wortel is? Is datgeen we nu hebben opgeschreven in deze wet ook houdbaar? Dat waren eigenlijk mijn twee vragen.

De heer Kox (SP):

Dat had ik gehoord. Ik ben benieuwd naar het antwoord. Maar in veel gevallen worden de betreffende werknemers gecharterd of gestuurd door ondernemers, bazen, of hoe je het ook moet noemen, die juist daar geen belang bij hebben. Als je uit Oost-Europa komt en je begrijpt een beetje van de Nederlandse taal en je begrijpt een beetje hoe het hier zit, dan wordt jouw positie ook een heel stuk sterker. Je onwetendheid is goud voor degene die jou stuurt of haalt. Behalve een wortel voorhouden aan de persoon in kwestie, zouden we misschien ook een stok moeten laten zien aan degene die deze mensen onvoorbereid hiernaartoe laat komen en zich niet interesseert voor het leren van Nederlands als middel om hier een betere plaats onder de zon te krijgen. Durft mevrouw Oomen ook in die richting te denken?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik ga in elke richting mee die ervoor zorgt dat de Oost-Europeanen waarover u het heeft op vrijwillige basis worden gestimuleerd om een opleiding te volgen. We weten met z'n allen dat er voldoende arresten van het Hof liggen waaruit volgt dat het wordt afgekeurd als we iets willen opleggen aan bijvoorbeeld een Turkse werknemer die hier mag komen vanwege het associatieakkoord. Ik vraag me af of er iets is, een wortel, om ze wel die opleiding te laten volgen.

Ik kijk ook naar de werkgevers. U weet dat ik vrij veel Europese wetgeving ken. Het detacheringsverhaal zorgt ervoor dat heel veel werkgevers veel meer verplichtingen hebben dan ze vroeger hadden. Hierbij geldt ook: een gelijk loon voor gelijke arbeid. Dat is nu ook bepaald. Het is dus niet meer zo erg als het was.

Voorzitter. Dat was mijn verhaal. Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Oomen. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Ik schors de beraadslaging over dit wetsvoorstel tot na de avondpauze.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Daarna gaan we verder met de behandeling van het wetsvoorstel Wet eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen.