Plenair Otten bij behandeling Bedenktijd bestuur beursvennootschap



Verslag van de vergadering van 16 maart 2021 (2020/2021 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.17 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Mijn hart begon meteen sneller te kloppen toen ik zag dat het wetsontwerp Inroepen bedenktijd door bestuur beursvennootschap in deze Eerste Kamer plenair zou worden behandeld. Al sinds mijn studietijd, en vooral sinds mijn 20ste — we praten hier over het jaar 1987 — ontwikkelde ik een enorme fascinatie voor dit onderwerp en alles wat ermee te maken heeft door het vijandige bod dat aandeelhouderskampioen en CEO voor Elsevier Pierre Vinken uitbracht op het toentertijd wat ingeslapen Kluwer-concern. Bij de voorbereiding van mijn bijdrage heb ik nog even speciaal hoofdstuk 28 van de bijzonder lijvige biografie van Pierre Vinken erop nageslagen, geschreven door ambtgenoot Frentrop, dat met name handelt over deze voor Nederlandse beursvennootschappen baanbrekende episode uit 1987.

De hersenchirurg Vinken, een competente outsider die niet afkomstig was uit de traditionele Nederlandse ons-kent-ons-nomenklatoera, waar toen en ook helaas nu nog steeds de top van het Nederlandse bedrijfsleven vaak uit gerekruteerd wordt, stond tegenover de zelfvoldane ietwat regenteske corpsbal Alberdingk Thijm van Kluwer. Het was een fascinerende zomer, kan ik de minister verzekeren. Ik heb dat toen met veel belangstelling gevolgd. Deze overnamestrijd werd in die zomer van 1987 steeds heftiger. Elsevier verkreeg bijna de controle over Kluwer en was heel dichtbij een meerderheidsbelang. Het scheelde letterlijk maar enkele aandelen. De laatste aandelen Kluwer gingen op die laatste vrijdagmiddag, toen het bod afliep, voor 20.000 gulden over de toonbank, in een slotoffensief van Vinken om boven de 50% in Kluwer te komen, maar Elsevier haalde het net niet. Het was een bijzondere close call. Nog jaren later werd in de wereld van de fusie- en overnamespecialisten nagepraat over deze zomer en dit overnamespektakel.

Achteraf verklaarde Vinken publiekelijk dat de grootste fout die hij in zijn carrière en in dit overnamegevecht had gemaakt, was dat hij niet een van de grote Amerikaanse investment banks had ingehuurd die niet op een paar miljoen kijken, maar het Nederlandse MeesPierson, die aan het eind van de strijd — typisch Nederlands — begon te kruidenieren, waardoor een meerderheidsbelang spaak liep. Voor enkele tientallen miljoenen guldens meer — het was nog de goede oude guldentijd, voorzitter — was het bod op Kluwer wel geslaagd en was Elsevier wellicht een grote mondiale speler geworden. Na het mislukte bod fuseerde Elsevier later met het Britse Reed en belandde als beursfonds meer buiten de schijnwerpers. Kluwer vluchtte in grote paniek in de armen van branchegenoot Wolters en liet zich gewillig overnemen om maar van belager Elsevier af te komen. Dat is inmiddels het Wolters Kluwer concern.

In die zomer van 1987 — ik studeerde toen economie in Groningen — wist ik zeker dat ik in deze markt van corporate control werkzaam wilde zijn. En dat heb ik de afgelopen dertig jaar dan ook gedaan, eerst als advocaat en daarna in de internationale financiële wereld, steeds op het gebied van fusies en overnames. Vandaar mijn interesse in dit wetsvoorstel.

Wat is nou eigenlijk het onderliggende probleem dat dit wetsvoorstel moet oplossen? Dit wetsvoorstel is een aantal jaar geleden geïntroduceerd, nadat Nederlandse beursvennootschappen zoals Unilever en Akzo door matig management, zeker naar internationale maatstaven gemeten, doelwit werden van buitenlandse partijen die volop potentie zagen voor verbetering van de performance van deze bedrijven.

Voorzitter, stel, u zet een van uw wooneenheden te koop. U huurt een bevriende VVD-makelaar in, zet het op funda en vele kopers melden zich voor dit ongetwijfeld aantrekkelijke object. Er is wel één caveat: als de koper een bod uitbrengt, mag de verkoper wel even 250 dagen bedenktijd inroepen. Hoeveel kopers zijn er dan nog in uw wooneenheid geïnteresseerd, vraag ik. Hetzelfde geldt voor de markt voor corporate control. Dat wil zeggen: wie heeft het voor het zeggen in een beursgenoteerd bedrijf? Het risico van dit wetsvoorstel is dat het gaat resulteren in een situatie van survival of the unfittest, een soort anti-darwinistische wetgeving, ter bescherming van een stel comfortabel genestelde, complacent old boys and girls.

Voorzitter. Bij de partij die ik hiervoor mede-oprichtte, bedacht ik ooit de slogan "dynamiek, daadkracht en durf". Die drie woorden belichamen voor mij het nieuwe elan dat nodig is om Nederland weer op te stuwen in de vaart der volkeren en op alle fronten te moderniseren en de aansluiting met de rest van de wereld te herpakken. Dit wetsvoorstel gaat daar lijnrecht tegenin. Waarom is dit wetsvoorstel geen goed idee? Allereerst hebben Nederlandse beursvennootschappen al ruim voldoende mogelijkheden om zichzelf te beschermen tegen een vijandige overname of ongewenste aandeelhouders, zoals preferente beschermingsaandelen, prioriteitsaandelen, certificaten van aandelen of bevriende controlerende aandeelhouders. En daar maken de meeste Nederlandse beursvennootschappen ook volop gebruik van.

Daarnaast verstoort deze bedenktijdwet het evenwicht binnen beursvennootschappen, waar een uitgebreid systeem van checks and balances de bestuurders en commissarissen van de vennootschap moet disciplineren. Door dit wetsvoorstel wordt dit systeem op de helling gezet en kan men zich gemakkelijker onttrekken aan de disciplinerende werking van de financiële markten. In feite verschaft dit wetsvoorstel het management van Nederlandse beursvennootschappen een extra wettelijke vorm van ontslagbescherming. Het is dan ook slecht voor de dynamiek die de Nederlandse economie zo dringend nodig heeft, en niet goed voor ons vestigingsklimaat. Ik kan u verzekeren dat dit soort zaken echt een rol speelt bij het kiezen van een vestigingsplaats voor grote beursgenoteerde concerns.

De VVD dacht Unilever in Nederland te kunnen houden door de dividendbelasting af te schaffen, een plan waarvan ik tegen iedereen vanaf de eerste dag zei dat het niet ging werken, omdat aandeelhouders van Unilever het regime van corporate control van Unilever veel belangrijker vinden en vonden dan de Nederlandse dividendbelasting. Dat is ook gebleken, want ze stemden massaal voor vertrek naar het Verenigd Koninkrijk, ook al was het Verenigd Koninkrijk inmiddels zelf al uit de EU vertrokken. Zo belangrijk is dit onderwerp dus. Overigens heeft Unilever al publiekelijk verklaard deze bedenktijd, mocht die er komen, niet in te roepen, omdat deze in strijd is met de zogenaamde "no frustration rule" van de Britse Takeover Code, artikel 21 voor de liefhebbers. Ook is dit wetsvoorstel moeilijk verenigbaar met de Richtlijn aandeelhoudersrechten, en dan met name artikel 6, lid 3 van Richtlijn 2007/36, dat lidstaten uitdrukkelijk verplicht één specifieke termijn te stellen. Ook de advocaat- generaal van de Hoge Raad heeft aangekaart dat hier toch wel een groot risico zit. Graag horen we daar ook verheldering van de minister.

Voorzitter. Dan kom ik op het punt van de stapeling. Deze bedenktijdwet voegt nog een extra maatregel toe aan de reeds bestaande beschermingsconstructies en is ook uit het oogpunt van stapeling — dat wil zeggen: de opeenstapeling van verschillende beschermingsconstructies — onwenselijk. Ons vennootschapsrecht biedt al zeer royale en afdoende waarborgen om activistische, op de korte termijn gerichte aandeelhouders op afstand te houden, met name het centrale lid van artikel 8 van boek 2 BW, dat de algemene norm neerlegt die stipuleert: "een rechtspersoon en degene die krachtens de wet en statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, moeten zich als zodanig jegens elkander gedragen naar hetgeen door redelijk en billijkheid wordt gevorderd". Dit artikel 8 is een zeer belangrijk begin- en eindpunt in de onderlinge omgang van de diverse stakeholders in het vennootschapsrecht, maar ook voor beursvennootschappen. Daarnaast is er ook een royale mogelijkheid, indien nodig ook op korte termijn, om de gespecialiseerde Ondernemingskamer in te roepen, ook bij overnamegevechten. We zagen dat bijvoorbeeld in 2007, toen de Ondernemingskamer op korte termijn intervenieerde toen aandeelhouders van ABN AMRO de verkoop van de Amerikaanse tak LaSalle probeerden te frustreren. De Ondernemingskamer wees dat af, waardoor dit ABN AMRO-onderdeel nog net voor het uitbreken van de financiële crisis in 2008 goed werd verkocht. Dus dat was achteraf nog een meevaller voor de Nederlandse belastingbetaler.

De conclusie is dan ook dat dit wetsvoorstel disproportioneel is, het bestaande evenwicht verstoort, strijdig zou kunnen zijn met het EU-recht en, belangrijk, het Nederlandse vestigingsklimaat verslechtert. Wat ons betreft is het wetsvoorstel dan ook het paard achter de wagen spannen en een stap in de verkeerde richting, met het risico dat de naar internationale maatstaven al zeer royaal beschermde bestuurders van Nederlandse beursvennootschappen achterover gaan leunen en zonder de goed functionerende disciplinerende werking van de financiële markten qua performance achter zullen blijven bij hun buitenlandse concurrenten, en juist dáárdoor zelf een overnameprooi zullen worden of het niet zullen overleven; survival of the unfittest. Wij adviseren dan ook iedereen met klem om, net als onze fractie, tegen dit wetsvoorstel te stemmen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Dan is het woord aan mevrouw Adriaansens namens de fractie van de VVD.