Plenair Otten bij behandeling Evaluatiewet Wet financiering politieke partijen



Verslag van de vergadering van 11 oktober 2022 (2022/2023 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 12.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Het onderwerp van dit wetsvoorstel over de financiering van politieke partijen heeft mijn speciale belangstelling. In 1992 studeerde ik aan de juridische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen af op het onderwerp kartelrecht, destijds gedoceerd door professor Mok, voormalig advocaat-generaal van de Hoge Raad, maar ook een bijzonder inspirerende docent. Ik zal u uitleggen waarom dit relevant is. In de jaren negentig kwam ik tot de conclusie dat de Nederlandse politiek veel overeenkomsten vertoont met een oligopolie, om maar eens een Grieks woord te gebruiken; de woordvoerder van GroenLinks had veel Latijnse tekst. Een oligopolie is een markt met een beperkt aantal grote spelers, die de markt domineren. Er zijn dus weinig spelers die de zaak regelen en die dan ook nog via vaak onderling afgestemde feitelijke gedragingen elkaar de bal toespelen. Een "onderling afgestemde feitelijke gedraging" is een term uit het EU-kartelrecht, dus het is een bekend begrip; het is een gedraging waar geen overeenkomst aan ten grondslag ligt. Via deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen spelen die partijen elkaar de bal toe en proberen zij nieuwe toetreders tot de politieke markt zo veel mogelijk buiten de deur te houden door het opwerpen van allerlei drempels en barrières, en niet in de laatste plaats via allerlei baantjescircuits.

Vanwege deze achtergrond bedacht ik in 2015 het woord "partijkartel" om deze situatie treffend te illustreren. Het woord heeft inmiddels een geheel eigen vlucht genomen in het dagelijkse spraakgebruik en is in Nederland ingeburgerd. Het is zelfs in Van Dale opgenomen, zag ik. Van Dale definieert het onzijdige begrip "partijkartel" als volgt: informele samenwerking van de politieke partijen die van oudsher betrokken zijn bij het landsbestuur, waardoor zij, ondanks hun verschillen, in staat zijn belangrijke maatschappelijke functies en posities onderling te verdelen. Hoe kunnen wij dit partijkartel, dat verantwoordelijk is voor een bestuurlijke stagnatie van Nederland, op volledig democratische en legale wijze openbreken met behulp van hun eigen middelen? Dat vroeg ik mij zeven jaar geleden af. Toen begon ik de Wet financiering politieke partijen te bestuderen. Ik mag, denk ik, wel onbescheiden zeggen dat ik inmiddels een redelijke expert op het gebied van deze wet ben geworden en dat ik ook met de uitvoering daarvan door het ministerie van BZK goed bekend ben.

Een paar jaar geleden sprak ik zelf ook uitgebreid met de heer Veling, die toen de evaluatie van de Wfpp uitvoerde. Daarvan is het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen, een direct uitvloeisel. Ik kan mij het gesprek met Kars Veling nog goed herinneren, met name dat ik hem wees op het grote belang van transparantie en vooral tijdige transparantie. In de huidige toepassing van de wet worden de financiën van politieke partijen namelijk veel te laat openbaar gemaakt, en vaak moet dat ook nog via Wob- of Woo-verzoeken van journalisten en andere geïnteresseerden. Dat moet toch echt anders. Daarin moeten veel kortere deadlines worden gehanteerd. Dat moet veel sneller. Dat moet je niet doen met een Wob-verzoek of iets dergelijks. Dat moet gewoon transparant en snel openbaar gemaakt worden. Nu is het veelal mosterd na de maaltijd.

Voorzitter. In Nederland is gekozen voor de eis dat een politieke partij minimaal 1.000 betalende leden moet hebben die minimaal €12,50 per jaar contributie betalen om in aanmerking te komen voor partijsubsidie. Deze bepaling, die ooit is ingevoerd om een drempel op te werpen tegen een wildgroei van nieuwe partijen, leidt in de praktijk toch tot een extra instabiele factor in het Nederlandse politieke landschap. Beginnende partijen zijn door deze eis namelijk vaak aangewezen op een waar circuit van ronddolende opportunisten en baantjesjagers die van partij naar partij zwabberen en een soort rondrijdend ruziecircus vormen. In mijn ervaring is een politieke partij in het Nederlandse stelsel stabieler als zij óf heel veel leden heeft óf heel weinig. Maar met 1.000 of 2.000 leden is de instabiliteit eigenlijk per definitie ingebakken, dus waarom zo stringent vasthouden aan deze eis van 1.000 leden? Kijk bijvoorbeeld naar een partij als de PVV, de tweede partij van het land. Die heeft, geloof ik, maar één of twee leden. Die krijgt geen enkele vorm van subsidie omdat zij niet aan die eis voldoet. Dat is in onze optiek moeilijk democratisch te legitimeren.

Voorzitter. De nieuwe wet wil voorkomen dat buitenlandse giften van vreemde mogendheden bij Nederlandse politieke partijen belanden. Wij begrijpen dat dat nodig is, maar onze fractie denkt niet dat dit wetsvoorstel daartoe effectief is. Want wat doe je tegen hele andere vormen van beïnvloeding, op hele andere manieren? Denk bijvoorbeeld aan een vreemde mogendheid die een proefschrift laat schrijven voor een politicus, zodat die daarmee een doctorstitel verwerft. Daar komt geen cent donatie aan te pas. Hoe denkt de minister dit soort praktijken tegen te gaan? Politieke beïnvloeding van vreemde mogendheden in de Nederlandse politiek gaat volgens mij namelijk heel anders dan via een paar giften. De Russen schrijven echt geen kwitantie uit met daarop "1 miljoen euro voor ondermijnen Nederlandse politiek. Groetjes, Vladimir Poetin". Zo gaat dat natuurlijk niet. Dat gaat via geheime netwerken waar jarenlang energie in is gestopt door vreemde mogendheden via rekrutering en het opbouwen van duistere netwerken. Als dat totaal uit de klauwen loopt, zoals we nu zien bij Forum voor Democratie, is het tijd om een dergelijke partij te laten ontmantelen, omdat ze een gevaar vormt voor de staatsveiligheid. Dat is zeker van belang nu we in een oorlogssituatie verkeren.

Al jaren wordt er geschermd met de Wet op de politieke partijen. "Politieke partij" is een begrip dat onze Grondwet overigens helemaal niet kent. Zoals wij al eerder hebben aangegeven in diverse andere debatten, is het waarborgen van de democratische rechtsorde in Nederland nu niet goed geregeld. Als het uit de hand loopt, zoals bij de partij die ik net noemde, en een partij effectief gebruikmaakt van het juridische no man's land tussen het ministerie van BZK en het ministerie van Justitie en Veiligheid, grijpt niemand in en kijkt iedereen naar elkaar. Het ontbreekt bij velen helaas aan de noodzakelijke zivilcourage om op te staan en in te grijpen. Van een minister die pantserhouwitsers zeer doelgericht afschoot met Excaliburgranaten verwacht onze fractie toch een meer assertieve en trefzekere aanpak.

Voorzitter. Ik kom tot slot op een grote onrechtvaardigheid in dit wetsvoorstel: de uiterst karteleske behandeling van het fenomeen afsplitsers. Daar is deze wet heel duidelijk over: die krijgen helemaal niets, nul, nakkes, nada. Zelfs als een partij in de macht van kwade krachten is geraakt, een partijleider heeft die zich gedraagt als propagandamachine van een vreemde mogendheid en iedereen zich zou afsplitsen van deze partij, dan nog gaat het hele partijbudget naar de enige overgebleven zetel van de betreffende Russische spion. Of neem iemand als Pieter Omtzigt, die enorme electorale steun had bij de Tweede Kamerverkiezing en in zijn eentje goed was voor meer dan vijf Tweede Kamerzetels. Pieter Omtzigt zou onder dit wetsvoorstel geen enkele cent subsidie krijgen. En hier, in de Eerste Kamer, waar er van de twaalf Forumzetels uit 2019 inmiddels nog maar één zetel over is omdat de andere elf zich hebben afgesplitst, zou het hele budget gaan naar de heer Dessing van Forum. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Het middel is in dit wetsvoorstel erger dan de kwaal. Wij zien dan ook uit naar de discussie met de minister over dit ongebalanceerde wetsvoorstel, dat een verslechtering is ten opzichte van de huidige wet. Wij zien niet goed in hoe we voor dit wetsvoorstel kunnen gaan stemmen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft uw betoog afgerond?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, dat was het.

De voorzitter:

Dan is er ruimte voor de heer Ganzevoort. Ga uw gang.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Volgens mij zijn wij gezegend dat we zo'n grote kenner van dit wetsvoorstel in ons midden hebben. Daar kunnen we allemaal ons voordeel mee doen. Op één punt zou ik dan ook verheldering nodig hebben. De heer Otten heeft het steeds over die twaalf waarvan er nog eentje over is. Dat voorbeeld kennen we hier in deze Kamer. Hij verwijst er nu ook heel concreet naar. Ik heb de wet tot nu toe kennelijk verkeerd begrepen. Ik had namelijk gedacht dat het zo werkt dat de Eerste Kamerzetels alleen meetellen voor het bepalen van de subsidie als de desbetreffende partij in de Tweede Kamer geen zetels heeft. Dat is hier niet aan de orde, dus ik vraag mij af of ik de hele wet verkeerd begrepen heb of dat de heer Otten ons iets op de mouw speldt.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Nee, ik speld u helemaal niks op de mouw. Dat klopt; daar heeft u gelijk in. Deze wet is aangepast op verzoek van de OSF-fractie indertijd, want die had alleen zetels in de Eerste Kamer en niet in de Tweede Kamer. Een van de beginartikelen, artikel 3, als ik me niet vergis, is indertijd, een aantal jaren terug, dus aangepast. Maar dit was een voorbeeld van een situatie die zich kan voordoen, waarbij de hele partij zich afsplitst en er één overblijft waar niemand mee verder wil, maar die persoon, die dus de kwade krachten belichaamt, om het zo maar te zeggen, wél het hele budget krijgt. Dat kan zich prima voordoen in de turbulente situatie waarin de Nederlandse samenleving momenteel verkeert. Dat vind ik dus een heel slecht plan.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Er kan zich van alles voordoen, maar als dit een hypothetische situatie is, vind ik het echt onjuist dat de heer Otten hier suggereert dat de heer Dessing degene is waar iedereen zich van afscheidt. Want zo persoonlijk formuleert hij het nu. Als het een hypothetische situatie is die eigenlijk gaat over het zich afscheiden van iemand anders en die niet klopt met deze wet, dan moet de heer Otten zijn woorden misschien zorgvuldiger kiezen. Want nu is hij bezig om een collega die hier niet aanwezig is, op een onjuiste manier te bejegenen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Mocht de situatie zich voordoen dat alle Tweede Kamerzetels zouden verdwijnen, dan zou de situatie die ik net schetste, zich voordoen. Maar ik gaf het mee als een voorbeeld van hoe het zou kunnen uitpakken en ik gaf aan dat dit dus niet de bedoeling kan zijn. Strikt genomen heeft u gelijk: als er een partij in de Tweede Kamer zit, tellen die zetels eerst. Dat heb ik namelijk nog uitgebreid laten uitzoeken door juristen, toen wij met zo veel zetels in de Kamer kwamen. Ik heb laten uitzoeken of we misschien konden switchen en konden zeggen: kunnen we niet het budget krijgen voor twaalf Eerste Kamerzetels — het waren er dertien, maar eentje ging naar de SGP en toen waren het er twaalf — in plaats van voor de, toen, twee Tweede Kamerzetels? Daar hebben we serieus naar gekeken, maar goed, toen gebeurde er van alles en heb ik het niet meer vervolgd. Maar dat was best een interessante loophole. Dan had je het over een budgetverveelvoudiging van miljoenen. Dat ging om heel veel geld. Dat is wel degelijk een aspect dat een rol speelt, zeg ik tegen de heer Ganzevoort.

De voorzitter:

Waarvan akte.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter, als het tot slot nog mag, wil ik de minister graag complimenteren met haar zeer boeiende interview in Trouw vandaag, waarin zij zegt — dat is hier uitgebreid te lezen — dat het fundament van onze democratie vernieuwing behoeft. Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Ik zou zeggen: laten we daar snel werk van maken, want dat duldt geen uitstel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten.

Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.